In de Gazastrook eisen Arabieren in 2007 van hun regering een erkenning als Palestijnen, een paspoort en vrijheid van reizen
(Door: Christine Schirrmacher)
Zijn islam en mensenrechten met elkaar te verenigen? In veel landen met een overwegend islamitische bevolking is het met de mensenrechten niet echt goed gesteld. De grondwetten van de Arabische landen beroepen zich veelvuldig uitdrukkelijk op de sharia als wezenlijke of zelfs als enige bron van wetgeving – die dan in de praktijk meestal alleen van toepassing is in het burgerlijk recht. Is het zich beroepen op het shariarecht de oorzaak voor ontbrekende vrijheidsrechten?
Beperkingen van de persvrijheid en de vrijheid van godsdienst of van de vrijheid tot onafhankelijke politieke meningsvorming zijn in veel van deze landen aan de orde van de dag. Echte democratische omstandigheden bestaan tot nu toe, ongeacht de Arabische revoluties, in geen enkel Arabisch land. Anderzijds wordt daar tegenwoordig intensiever dan ooit tevoren gediscussieerd over de mensenrechtenthematiek, en dat niet alleen: talrijke, wereldaanschouwelijk verschillende groeperingen en individuen zetten zich betrokken voor een uitbreiding van de mensenrechten in. De verschillende wereldaanschouwelijke organisatie en doelstelling van deze groeperingen was er echter mede verantwoordelijk voor dat de strijders voor de mensenrechten en de vrijheid bij de vorige verkiezingen in Egypte het niet konden winnen van de al 85 jaar uitstekend georganiseerde Moslimbroederschap.
Als zoveel mensen in Arabische landen meer vrijheidsrechten willen en hiervoor moedig vechten, waaraan ligt het dan dat daar de mensenrechten zo´n schaduwbestaan leiden? Zijn daar politieke en maatschappelijke foutieve ontwikkelingen verantwoordelijk voor of heeft deze omstandigheid ook met het thema “islam” te maken?
Voordat deze vraag beantwoord kan worden, moet eerst duidelijk zijn wat er onder het begrip “mensenrechten” wordt verstaan: terwijl westerse voorstellingen over de mensenrechten inhoudelijk door de Algemene Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 worden gevormd, geven in de islamitisch gevormde cultuurkring verklaringen zoals de Verklaring van de Mensenrechten van Cairo” de toon aan. Deze Cairose Verklaring werd op 4 augustus 1990 door 45 ministers van Buitenlandse Zaken van de in totaal 57 landen van de “Organisatie voor Islamitische Samenwerking” (OIC) aangenomen. De OIC, op 25 september 1969 opgericht in Rabat, verklaart daarin de sharia tot enige basis voor het toestaan van mensenrechten. De verklaring interpreteert in haar 25 artikelen de vrouwen-, minderheden- en mensenrechten, die echter alleen in zoverre toegestaan dienen te worden hoe ze in overeenstemming zijn met de sharia (art. 25): er staat bijvoorbeeld in dat de vrouw “gelijkwaardig aan de man” is (art. 6) – blijkbaar echter niet dezelfde rechten heeft. Ook het recht op leven in artikel 2 is afhankelijk van de sharia: “het is verboden om het leven van een nader te nemen, behalve wanneer de sharia dat verlangt” – wat bijvoorbeeld bij overspel of apostasie het geval is.
Problematisch is het absoluut verklaren van het shariarecht voor ieder terrein van het leven, de ontbrekende concretisering van de toegestane rechten, de eenzijdige islamjuridische motiveringen van de mensenrechten, evenals het zwijgen over thema´s als volledige godsdienstvrijheid of gelijkberechtiging van moslims en niet-moslims.
Dat betekent echter geenszins dat alle moslims deze zienswijze delen. Afwijkend van de bovengenoemde orthodoxe zienswijze is er sprake van een groot aantal kritische stemmen, van groeperingen zoals vrouwen- en mensenrechtenorganisaties (bijvoorbeeld de Arabische Organisatie voor Mensenrechten of de Egyptische Organisatie voor Mensenrechten), maar ook individuele personen zoals juristen, intellectuelen, schrijvers of journalisten. Zij zetten zich in voor een principiële nieuwe oriëntering in het mensenrechten- en democratiedebat. Deze stemmen worden vaak “liberalen” of “hervormers” genoemd. In het kader van de Arabische revoluties traden enkele van hen ook openlijk als “seculiere” krachten naar voren en eisten fel een grondwet die op humanistisch=seculiere waarden stoelde evenals een scheiding van staat en religie.
Wat verhindert de ontwikkeling van de mensenrechten?
Enkele voorvechters van de mensenrechten in het Arabische gebied vertegenwoordigen de opvatting dat de islam met mensenrechten verenigbaar zou zijn – bijvoorbeeld de Iraanse winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede en juriste Shirin Ebadi (geb. 1947). Mensenrechtenvijandige regeringen vertegenwoordigen voor Ebadi weliswaar achtergeblevenheid en onderdrukking, maar volgens haar zouden deze net zo min ten laste gelegd kunnen worden aan de islam als de onderdrukking van de vrouwen. Zo argumenteert ook de Iraanse theoloog, hervormer en voorvechter van democratie, mensenrechten en vrijheid van meningsuiting, Mohammed Shabestari (geb. 1936).
Andere hervormers zijn van mening dat de islam, zoals hij zich tegenwoordig als religieus, maatschappelijk en politiek systeem voorstelt, principieel niet met mensenrechten en democratie te verenigen zou zijn. Tot hen behoort Mahmud Muhammad Taha (geb. 1909 of 1911), de oprichter van de Republikeinse Broederschap in Soedan. Vanuit zijn optiek kan de islam alleen dan vrede, gelijkberechtiging van man en vrouw, democratie en vrijheid brengen als hij slechts een imitaite van de Mekkaanse (apolitieke) vroege islam van de jaren 610 tot 622 na Chr. is, dus meer een ethisch systeem. Als de islam zich echter op de Medinese (politieke) tweede levensperiode van Mohammed van 622 tot 632 na Chr. zou oriënteren, zou deze niet in staat zijn tot vrede.
De voorvechters van zulke beginselen hebben echter maar weinig invloed en aanhangers. Wie openlijk zulke gematigde opvattingen vertegenwoordigt, heeft vaak te lijden onder discriminatie en vervolging, een verbod op zijn geschriften of zelfs de dood. Helaas is dit in de landen van de Arabische revoluties nog niet fundamenteel veranderd. Ook door nieuwe regimes, die aangetreden waren met de belofte om vrijheid te realiseren, werden al vaak bloggers, demonstranten, kunstenaars, vrouwen en andersdenkenden gearresteerd, mishandeld en geïntimideerd.
Hoe kunnen de mensenrechten in Arabische landen meer terrein winnen?
Tot nu toe werd de sharia als handboek van geboden uit de tijd van de 7e tot de 10e eeuw na Christus van het Arabisch schiereiland door de gevestigde theologie als niet op te geven goddelijke wet gedoceerd. Mohammed geldt als onaantastbaar tijdloos voorbeeld, niet alleen in religieuze belangen, maar ook in zijn functie als wetgever en legerleider. Zolang dat niet verandert, zullen de vrijheid ban meningsuiting en politieke vrijheden, gelijke rechten voor vrouwen en mannen, moslims en niet-moslims, machtenscheiding, de rechtsstaat, vrijheid van geweten en vrijheid van godsdienst in islamitisch gevormde landen niet kunnen gedijen.
Er zijn veel arbeids- en opleidingsplaatsen nodig, de opbouw van een functionerend onderwijssysteem, investeringen en rechtszekerheid. Dit alles echter vooronderstelt een wereldaanschouwelijke motivering respectievelijk een ideeënhistorische overkoepeling, waarmee de meerderheid van de bevolking zich kan identificeren.
Als het tot een verdere verslechtering van de levensomstandigheden van een brede bevolkingsmeerderheid komt, dan kan het “islamisme” wel degelijk weer terrein winnen. De mensen van deze regio zijn meer vrijheidsrechten en economische ontwikkelingen dringend toe te wensen – maar ze zijn afhankelijk van een principiële motivering van de vrijheidsrechten.
Zolang een mogelijk getrouwe imitatie van de Arabische samenleving van de 7e eeuw na Christus bijvoorbeeld door de in Egypte regerende Moslimbroederschap van gelijke betekenis beschouwd wordt met gerechtigheid, vooruitgang en ware civilisatie, is een kritische discussie met de aanspraken van het shariarecht niet te verwachten. Het blijft te hopen dat ook de officiële theologie zich binnen afzienbare tijd openstelt voor een historisch-kritische benadering van de sharia.
Christine Schirrmacher
Bron:
Auteur: Christine Schirrmacher
Vertaald uit het Duits door:
E.J. Bron
Dat hele geloof is toch gewoon bedacht om de baas te kunnen spelen met alle macht,dwang en rijkdom erbij. En er lopen er nogal wat rond die het er wel mee eens zijn.
Als ze het zelf niet kunnen bedenken, wie zijn wij dan.
http://www.powned.tv/nieuws/buitenland/2013/06/vermogen_kadaffi_in_zuidafrika.html
LikeLike
Die arabieren hebben zolang moeten “werken” (moorden, roven en verkrachten) dat ze dat niet zo gemakkelijk zullen afgeven.
Voor mij is de enige mogelijkheid dat door vooral internet telkens meer mensen en vooral vrouwen komen die zien dat het ook anders kan.
Hoewel als ik veel van die moslimas en converten hier zie rondlopen komt de twijfel weer.
LikeLike
De mensenrechten zijn afgedwongen en bevochten in een nooit ophoudende strijd tussen machthebbers en onderdanen waarbij deze laatsten het heersende onrecht wilden inperken.
Het zijn kwetsbare en voorlopige constructies. Het zijn wensdromen, transcendente illusies die neergeschreven werden en slechts aan deze verlichte teksten hun mythische dimensies ontlenen.
Het enige fundament voor mensenrechten is strijd tegen onrecht. Er bestaat geen metafysische grondslag voor of oorzakelijkheid van.
Achting, waardigheid en respect zijn ethische begrippen en geen biologische realiteit. De islam was een instrument om macht te vestigen door het dwangmatige opleggen van onderdanigheid door het toepassen van een imperialistische doctrine en een gewelddadige ideologie.
De islam is de logisch theocratische tegenpool van mensenrechten en verhoudt er zich toe als vuur tegenover water. Hierdoor komt het dat de islam onverenigbaar is met mensenrechten. De “bestialiteit” en de “onmenselijkheid” zijn nog meer dan elders specifiek islamitische trekken.
Het meer geëvolueerde Westen vecht nu nog een achterhoedegevecht uit door tegenstrijdige verlangens te willen bevredigen: opwinding en rust, waarheid en waardig welbehagen, vrede en veiligheid. Het is van deze laatste onverenigbaarheid dat de met de islam collaborerende godsdienstfanatici nu misbruik maken om kiezers te bedriegen. De voorlaatste onverenigbaarheid wordt gebruikt door collectivistische fanatici om kiezers te bedriegen. De eerst vermelde onverenigbaarheid is er de oorzaak van dat veel kiezers blanco, niet of voor de verkeerde partij stemmen.
LikeLike
Het zal de mohammedanen duidelijk gemaakt moeten worden, dat de islam gebaseerd is op bedrog. De vredelievende Mekkaanse soera’s worden opgeheven door de oorlogszuchtige Medinese. Dit abrogatieprincipe, dat namelijk Allah van mening kan veranderen, staat onder meer in soera 2, vers 106.
De voorschriften van Mohammed waren een verslechtering ten opzichte van de moraal van de joden en christenen, die toen op het Arabische schiereiland in ruime mate aanwezig waren. Denk aan het monogame huwelijk, waarvoor Mohammed een huwelijk met vier vrouwen in de plaats stelde, nog afgezien van slavinnen, terwijl hijzelf het aantal van vier ruimschoots overschreed. Barbaarse straffen voerde hij in voor overspel, diefstal en afvalligheid; vooral die laatste zorgde en zorgt voor een gestage stijging van het aantal aanhangers, omdat afvalligen voor de vorm moslim blijven.
In soera 4, verzen 157-159, wordt de kruisiging van Jezus (Isa) ontkend, terwijl er overweldigend bewijs is voor zijn kruisdood, bij onafhankelijke schrijvers uit zowel het jodendom als het Romeinse heidendom. Ook de nieuwste onderzoekingen aan de lijkwade van Turijn laten geen andere conclusie meer toe (Sindone 2.0). Dat Allah, die als onfeilbare schrijver van de koran geldt, zich zo vergist heeft, zou voor een moslim toch voldoende reden tot twijfel en afvalligheid moeten zijn.
LikeLike