(Door: Ton Nijhof)
Francisco van Jole is hoofdredacteur van de internet website “Joop”. Deze club haalt haar salaris uit de met belastingmiljoenen gevulde diepe zakken van de VARA. Die salarissen zullen dus wel niet mals zijn, want socialist ben je voor de Bühne en voor het overige trek je je terug in een paleisje aan de Amsterdamse grachten of op de Veluwe, zoals Marcel van Dam. Enfin: uw belastinggeld wordt door Van Jole nu ook aangewend om zelfs de Joodse geschiedenis in de gaskamers om te brengen. Volgens hem namelijk bestond er in 1982 al een vrees voor antisemitisme, omdat, zo stelt hij onomwonden “in 1982 – ook toen – de Likoed-partij een bloedbad op Palestijnen aanrichtte”. Een staaltje in leugens verpakte propaganda waar zelfs Joseph Goebbels nog een puntje aan zou kunnen zuigen.
Het blijft daarom noodzakelijk om op de echte geschiedenis te wijzen, zonder bijkleuring van VARA-redacties of andere linkse propagandamachines. Nu dus ook om te voorkomen dat we straks weer onderduikadressen moeten zien te vinden, want dat de VARA bereid is ver te gaan om de Jodenhaat in ons land nog meer gestalte te geven, is nu wel duidelijk.
Daarom: lees mee en zie wat daar nu echt aan de hand was:
Deze moorden vonden plaats tijdens de Libanese burgeroorlog, waarvan de oorsprong te vinden is in 1920. Na de Eerste Wereldoorlog werd Libanon, net als Syrië, onderdeel van de Franse mandaatgebieden. De Fransen bestuurden Libanon met behulp van de katholieke Maronieten, die toen de meerderheid van de bevolking uitmaakten. In 1943 werd Libanon onafhankelijk, waarin christenen de helft van de parlementszetels zouden krijgen alsmede belangrijke posities mochten innemen, zoals het presidentschap en het opperbevel van het Libanese leger. De moslims waren het niet eens met deze beslissing en wilden het politieke stelsel herzien, iets waar de christenen uiteraard weinig voor voelden. Daardoor ontstond grote spanning tussen de christelijke en islamitische bevolkingsgroepen.
Destijds viel ‘Palestina’ (dat grensde aan Libanon, Syrië, Irak en Saoedi-Arabië) onder het Brits Mandaat. Het gebied werd opgedeeld in een groot deel voor de ‘Palestijnen’ (al bestond die term toen nog niet) in het huidig Jordanië en een deel voor de Joden in wat nu Israël is inclusief de Gazastrook, Samaria en Judea.
Op 28 mei 1964 richtten enkele Arabische rebellen, waaronder Gamal Abd-el Nasser, Yasser Arafat en Mahmoud Abbas, de terreurbeweging PLO op en zij vestigden zich in Jordanië. In 1970 wilde de PLO een eigen staat stichten in Jordanië en wilde daarom koning Hoessein van zijn troon stoten. Dit leidde uiteindelijk tot veel burgerslachtoffers en verdrijving van vele ‘Palestijnen’ naar Libanon. De PLO verplaatste zijn hoofdkantoor vervolgens naar de Libanese hoofdstad Beiroet. Vervolgens zette de PLO haar zinnen op de inmiddels gestichte Joodse staat en om dit te bereiken werden talloze terreuraanslagen gepleegd op Israël en daarbuiten. Dit gebeurde voornamelijk vanuit Libanon, daarnaast ook vanuit de Gazastrook (die toen bezet was door Egypte sinds 1948).
Libanon kreeg daarom zeker niet alleen te maken met vergeldingsacties door het Israëlische leger, maar ook en vooral met interne problemen die door de PLO werden veroorzaakt. Zowel buitenlanders als Libanezen werden door de PLO ontvoerd, gemarteld en vermoord. Christelijke vrouwen werden door de Arabieren op grote schaal verkracht en vermoord en christelijke mannen werden, nog levend, aan auto’s geknoopt en door de straten gesleept. Uiteindelijk werden deze praktijken Edward Ghorra (toenmalige VN-ambassadeur van Libanon) te gortig waarop hij vele klachten bij de VN indiende. Onder de Libanese bevolking groeide de haat tegen de ‘Palestijnen’ echter met de dag. De PLO pleegde op 13 april 1975 een aanslag op een Falangistengroep (een christelijke beweging onder leiding van Pierre Gemayel). Daarbij werden vier christenen vermoord. In reactie hierop werd een bus aangevallen, daarbij kwamen 26 ‘Palestijnen’ om het leven. Dit leidde weer tot een geweldsescalatie tussen moslims en christenen. Het Libanese leger hield zich zo veel mogelijk op de vlakte om verdeeldheid in eigen gelederen te voorkomen. Ook in politiek opzicht braken er roerige tijden aan. De toenmalige premier Rashid el Solh en zijn gehele kabinet trad af op 24 mei 1975. Rashid Abdul Hamid Karami volgde hem op. Suleiman Franjieh (de pro-Syrische christelijke president) bleef wel aan.
Bestanden
Begin januari (1976) wierp Syrië zich op als ‘vredesbemiddelaar’ en bedong een staakt-het-vuren. Het christelijke ‘Libanese Front’ greep direct de kans om Tell Zatar (een UNRWA-voorstad in Oost-Beiroet) aan te vallen. Tegelijkertijd viel de christelijke ‘Libanese Nationale Beweging’ de moslimwijk Karantina aan, waarbij werden vele onschuldige burgers het slachtoffer werden. Uit wraak viel de PLO de christelijke stad Damour aan, waarbij vele burgers werden vermoord en de overlevenden werden van huis en haard verdreven.
In februari 1976 kwam het alsnog tot een tijdelijke wapenstilstand. Deze hield echter niet langer dan een maand stand. Ahmad Khatib (een islamitische luitenant) richtte het “Libanees-Arabische leger” op en viel christelijke groeperingen in het gehele land aan om uiteindelijk president Franjieh uit zijn presidentiële woning te verdrijven. Op een andere locatie bleef Franjieh echter wel aan als president, zelfs tot het einde van zijn ambtstermijn in september 1975. Diens opvolger was Elias Sarkis, dit tot groot ongenoegen van Kamal Fouad Jumblatt (een Syrische Druzen-leider). In reactie daarop werden de aanvallen op christelijke dorpen in Libanon opgevoerd.
De splitsing van het leger, de kandidatuur van Sarkis en de groeiende verdeeldheid tussen moslims en christenen zou, indien de rust niet snel werd hersteld, verstrekkende consequenties kunnen hebben, zo was de algemene opvatting. Men dacht dat indien de moslims zouden winnen, Libanon wellicht werd omgevormd tot een islamitische natie, terwijl de christenen dan uit waren op het vestigen van een afzonderlijke christelijke staat in het Libanon gebergte.
Syrische bezetting
In mei 1976 derhalve besloot Syrië dat de tijd rijp was om Libanon binnen te vallen. De Syrische troepen kozen de kant van de christenen en hadden in nog geen twee maand tijd alle moslim milities onder de duim. Echter werd Syrië hierdoor door de andere Arabische/islamitische landen afgestraft en om bij hen in een goed blaadje te komen werden de aanvallen op moslimterroristen gestaakt.
Door zo overduidelijk partij te kiezen voor de christenen en tegen de moslims, verloor Syrië veel sympathie bij de andere moslimlanden in het Midden-Oosten. Om hieraan tegemoet te komen, zette Syrië de aanval op de moslimmilities niet volledig door, volgens het principe “Geen winnaars, geen verliezers”. Kort na de vredesconferentie in Riyad (Saoedi-Arabië) van oktober 1976 besloot de Arabische Liga in Caïro tot het instellen van de Arab Deterrent Force (ADF). Dit 30.000 koppige leger, dat voor 90% uit Syrische soldaten bestond, stond officieel onder bevel van Elkias Sarkis. Het ADF bracht de beloofde rust en gedurende enkele maanden leek het erop dat de Libanese burgeroorlog ten einde was.
Sarkis stelde in december Salim al Hoss aan als premier, met als opdracht een technocratisch kabinet samen te stellen. Voornaamste taken waren, het ‘Caïro Akkoord’, het gezag van het leger herstellen en het zuiden van Libanon terug onder haar invloed te brengen.
Operation Good Fence
De islamitische Saad Haddad was aanvoerder van ‘het Zuid-Libanese Leger’ en was destijds de schrik voor de christelijke maronieten in zuidelijk Libanon. Het Zuid-Libanese Leger had de PLO verwelkomd, die onder leiding van Yasser Arafat met ca. 20.000 in en door Rusland opgeleide en bewapende terroristen vanuit dit gebied de terreuraanslagen op Israël geïntensiveerd had.
Om de PLO-aanvallen vanuit zuidelijk Libanon af te slaan, startte het Israëlische leger (IDF) Operation Good Fence (Operatie Goede Omheining). Hier werd invulling aan gegeven door onder andere het steunen van Libanese christelijke groeperingen. Als een blad aan de boom keerde de leider van het ‘Zuid Libanese Leger’ Haddad zich tegen de PLO en opende een offensief tegen de terreurbeweging van Arafat c.s. Hij werd hierbij militair en financieel gesteund door Israël. Deze operatie veroorzaakte een massale vlucht van, met name sjiitische, burgers naar noordelijk Libanon.
De escalatie van de burgeroorlog tot een regionaal conflict bleef in de eerste jaren beperkt tot de grensgebieden tussen buurlanden. In juli en augustus 1977 werd een conferentie belegd tussen Libanon en Syrië om de positie van de PLO in Libanon te bespreken. Feitelijk was deze conferentie bedoeld om de Conferentie van Caïro in 1976 te verduidelijken. Tijdens de conferentie in Chtoura werd besloten om in lijn met de wens van Syrië een veiligheidsbuffer van 15 kilometer in stellen. Hiermee werd geprobeerd ervoor te zorgen dat de PLO bij de Libanees-Israëlische grens wegbleef, omdat Syrië niet zat te wachten op een hernieuwde confrontatie met Israël. Uitvoering van dit verdrag was echter lastig, omdat het Libanese leger op haar beurt niet de confrontatie met de PLO wilde aangaan. De PLO wilde uiteraard niet vertrekken uit een gebied dat haar bescherming bood tegen de Syrische troepen.
Op 11 maart 1978 kwamen 12 terroristen (waaronder twee vrouwen) vanuit Libanon met landingsboten naar het strand nabij Ma’agon Michael, ten noorden van Tel Aviv. Ze doodden eerst de Amerikaanse fotograaf Gail Rubin en kaapten een taxi waarvan de inzittenden eveneens werden vermoord. Vervolgens dwongen ze een bus tot stoppen met daarin passagiers die een dagje uit waren. Onderweg richting Tel Aviv werden passerende auto’s onder vuur genomen en op gijzelaars in de bus geschoten om vervolgens de lichamen van slachtoffers naar buiten te smijten. Er werd nog een tweede bus gekaapt waarvan de passagiers werden gedwongen in de eerste gekaapte bus plaats te nemen. Bijna 40 burgers werden tijdens deze aanslag vermoord.
In reactie op de aanslag drong het Israëlische leger Libanon binnen om de PLO-groeperingen, die er altijd genoegen in hebben geschept zich te verschuilen tussen burgers, af te straffen. Nadat de VN beloofde dat de UNIFIL zou voorkomen dat er vanuit Libanon nogmaals aanslagen op Israël gepleegd zouden worden, trok de IDF zich na drie maanden weer terug.
In 1980 braken gevechten uit tussen de sjiietische Amal-beweging en de soennitische PLO. De christenen zaten gevangen tussen beide islamitische rivalen. Gedurende 1981 nam de verdeeldheid en de onveiligheid alleen maar toe. In september 1981 maakte Libanon kennis met een nieuw fenomeen: een aanhoudende stroom van autobommen en ontvoeringen. In combinatie met soms felle gevechten tussen moslims en christenen, alsmede tussen moslims onderling en christenen onderling. De UNIFIL faalde in haar belofte de PLO in te dammen, waardoor de gevechten tussen de PLO en het Israëlische leger aan de grens aanhielden. Onder leiding van Philip Habib (een Amerikaanse onderhandelaar) werd op 24 juni 1980 een vredesakkoord gesloten tussen beide partijen, het bestand werd in april 1981 door de PLO met vele raketaanvallen op Noord-Israël alsmede een moordaanslag op de Israëlische ambassadeur in Londen geschonden.
Sabra en Shatila
Als reactie viel Israël op 6 juni 1982 opnieuw Libanon binnen. Binnen twee weken was de hoofdstad Beiroet bereikt en werd er gedurende drie maanden felle strijd geleverd met het hoofdkwartier van de PLO aldaar. Habib was tenslotte in staat om opnieuw een bestand te organiseren, met als belangrijkste consequentie het vertrek van de PLO uit Libanon onder het toeziend oog van een tijdelijke internationale monitoring-groep (die gevormd zou worden door de Verenigde Staten, Frankrijk en Italië). Op 10 september was het vertrek compleet en verlieten de internationale troepen Beiroet. In eerste instantie zagen veel Libanezen Israël als een handige bondgenoot tegen politieke rivalen, dan wel als een bevrijder. Israëlische soldaten werden op verscheidene plekken begroet met liederen en het gooien van rijst. Geïnterviewde overlevenden van PLO-terreur zeiden blij te zijn met Israëls komst.
Ondanks de Israëlische invasie ging het politieke leven door en in augustus werd de christelijke Bashir Gemayel gekozen tot opvolger van Elias Sarkis als president. Op 14 september echter, ruim een week voor zijn installatie, werd Gemayel door moslims vermoord. Een dag later trokken Israëlische troepen West-Beiroet binnen. In een reactie na de moord op hun minister vielen christelijke milities, onder het commando van Elie Hobeika, Sabra en Shatila aan. Wat volgde was een orgie van geweld die drie dagen zou duren en waarvan naar schatting ongeveer 700 Arabieren het slachtoffer werden. Helaas is het zo dat wanneer een terrorist geen wapen in de hand heeft hij gezien wordt als ‘burger’, waardoor het niet bekend is hoeveel van deze vermoorde moslims burger of terrorist waren. Deze ‘moorden’ dan kunnen alleen op het conto van de Falangisten worden gezet. Er bevond zich namelijk geen enkele Israëliër onder de moordende bende.
Later werd toch beweerd dat Israël verantwoordelijk zou zijn voor de moorden, zodat de christenen en moslims hun eigen straatje schoon konden praten. Bovendien is het Midden-Oosten gebaat bij één gezamenlijke vijand, en dat zijn van oudsher helaas de Joden.
Amin Gemayel volgde, in plaats van zijn vermoorde broer, Sarkis op als president van Libanon op 23 september 1982. Ter ondersteuning van zijn positie kwamen de internationale strijdmachten Amerika, Frankrijk en Italië terug in Libanon om mee te helpen de rust te bewaren. In februari 1983 werd de monitorgroep aangevuld met Britse strijdkrachten. De belangrijkste doelstelling van Amin Gemayel was de beëindiging van de aanwezigheid van de buitenlandse strijdkrachten, Israël en Syrië. Daartoe opende hij eind 1982 vredesbesprekingen met Israël, die werden gesponsord door Amerika. Dit mondde uit in een omstreden Vredesverdrag tussen Israël en Libanon op 17 mei 1983. Dit verdrag bepaalde onder meer de terugtrekking van alle buitenlandse troepen uit Libanon en het ontwapenen van gewapende milities. Echter trekt Libanon, onder zware druk van Syrië, het verdrag een jaar later in.
Ondanks het intrekken van het verdrag heeft de laatste Israëlische militair zich op 31 mei 1985 uit Libanon teruggetrokken. Tot 18 juni 2000 bewaken IDF-soldaten en het Zuid-Libanese Leger een 15 kilometer smalle strook. Toen de IDF Libanon verliet, werd dit gevierd als “een overwinning op Israël”.
Het vertrek van de IDF leidde tot hevige gevechten in het Shouf-gebergte tussen christelijke en Druzen-milities. Daarnaast inspireerde de steun die Amerika verleende aan het verdrag tot aanslagen op Amerikaanse soldaten die onderdeel uitmaakten van de monitoring-groep (23-10-‘83) en de Amerikaanse ambassade (18-4-’83 en 20-9-’84), waarbij in totaal 497 mensen werden vermoord. Toen besloten ook de Amerikanen Libanon te verlaten.
Door:
Ton Nijhof
Een gedegen en getrouwe weergave, van de werkelijke gang van zaken in Libanon!
LikeLike
Ach, links is in de eerste leugen niet (jammer genoeg) niet gebarsten.
Ten slotte waren alle grote volkeren moordenaars van linkse huizen……Stalin, Hitler, Pol Pot ,Kim Il-sung, enz. enz.
LikeLike
De VARA kan nog een tijdje zo door gaan.,.., maar haar dagen zijn definitief geteld!
LikeLike
Ik heb vaak de indruk dat de christenen over wie sprake zodanig gearabiseerd zijn dat ze alle trekjes vertonen van het gewelddadig karakter van de streek en van haar moorddadigde cultuur
LikeLike
Nou: dat verdient beslist uitleg, heer van Rooy
LikeLike
Wat hier boven geschreven wordt, is de waarheid.Na Shabra en Shatilla gingen Jasser Arrafat en zijn PLO bij Khadafi in Tripolie logeren.Maar hij bleef er niet erg lang , ze zijn weer naar Judea en Samaria terug gekomen deze Cairoer.In Parijs heb ik veel dingen beleefd, Kennedy wordt president van de USA, Daniel Cohn Bendit en JP Sartre probeerde de Gaul uit het Elysee te verdrijven, mislukt.Kruisvaarten gemaakt, oa Alexandrie , Haiffa, Beirout ,Athene ,Istanbul bezocht.
LikeLike