Islam verbieden: begin in Nederland

Screenshot_2

(Door: Ton Nijhof)

Terwijl werkgeversorganisatie Actiz nog eens 55.000 ontslagen in de zorg verwacht, blijkt de AIVD budgettair niet in staat ‘alle 30’ naar Nederland teruggekeerde ISIS-terroristen in de gaten te houden. De terroristen voor wie niettemin een arsenaal geestelijke gezondheidszorg uit de kast werd getrokken, waarvan veteranen van het leger slechts kunnen dromen, lopen nu vrijelijk in Nederland rond. Naar het schijnt hebben zij alweer een woning ondanks de woningnood, naast een uitkering en zorg- en huurtoeslag. Op hetzelfde moment echter heeft een, uiteraard zwaar gesubsidieerde, milieuclub camera’s opgehangen om wolven te filmen die de Duits-Nederlandse grens oversteken. Kortom: wat een gesubsidieerde milieuclub wel lukt, dat is voor de AIVD onmogelijk. Zie daar de schets van onze in alle staten van verstandsverbijstering verkerende regering.

Wat terroristenclubs met de islam als ideologie voor ogen hebben, maakten de terroristen van ISIS bijvoorbeeld duidelijk na de inname van de stad Nineveh. Verslaggever Jenan Moussa voor de Arabische zender Al Aan TV heeft kernpunten geselecteerd uit een document met nieuwe regels en aankondigingen van ISIS voor de stad:

1. ‘Wij zijn soldaten van de islam en hebben de verantwoordelijkheid op ons genomen om de glorie van het islamitisch kalifaat terug te brengen.’

2. ‘Het geld dat wij hebben gestolen van de safawiden is nu van ons. Het mag alleen worden uitgegeven door de imam. Van iedereen die steelt, hakken wij de handen af.’

3. ‘Wij vragen alle moslims om gebeden op tijd uit te voeren in de moskee.’

4. ‘Wij vragen leiders van stammen en sjeiks om niet samen te werken met regeringen of verraders.’

Screenshot_3

5. ‘Drugs, alcohol en sigaretten zijn niet toegestaan.’

6. ‘De politie, soldaten en andere ongelovige organisaties moeten boete doen. We hebben speciale plekken geopend waar dat kan.’

7. ‘Bijeenkomsten, het dragen van andere vlaggen dan de ISIS-vlag, en het dragen van wapens is niet toegestaan. Allah heeft ons opgedragen om een eenheid te zijn.’

8. ‘Onze positie ten aanzien van heiligdommen en graven is duidelijk: ze moeten allemaal worden vernietigd.’

9. ‘Voor vrouwen geldt dat zij zich degelijk moeten kleden en wijde kleding moeten dragen. Ze mogen alleen naar buiten als dat noodzakelijk is.’

Screenshot_4

Van dit weinig verheffende gezelschap lopen nu dus tenminste 30 door de belastingbetaler gesponsorde leden vrij rond in Nederland. Waarschijnlijk meer, want we kunnen elkaar veel wijsmaken, maar dat de AIVD geen 30 terroristen kan monitoren is natuurlijk baarlijke nonsens. Dat moeten er met zekerheid meer zijn. Bovendien, nu helder wordt aan welke afschuwelijk daden zij zich hebben overgegeven of die zij hebben gesteund: waar blijven de tribunalen voor deze massamoordenaars?

Laten wij daarnaast vooral niet vergeten dat volgens onderzoek, maar liefst driekwart van de in ons land aanwezige moslims dergelijke minderwaardige terroristen een warm hart toedraagt. Zij vinden het kennelijk wel een comfortabele gedachte om in Nederland een Kalifaat te stichten. Zou dat dan de oorspronkelijke bedoeling achter hun massale komst naar ons land zijn geweest en zijn zij meer moslim dan zij zich voordoen? Het ‘opbouwen van Nederland’, zoals hun kinderen beweren, kan het niet zijn geweest. De meesten namelijk hebben hopeloos gefaald, bevinden zich massaal in uitkeringsland en wie dat niet gelooft: wandel gerust eens op uw gemak door de shariawijk bij u in de buurt. Elke stad heeft er inmiddels wel een.

Wanneer wij kijken naar het toepassingsgebied van de islam en de dagelijkse praktijk die het wereldwijd aan de dag legt, kunnen wij niet anders dan concluderen dat het een ideologie is. Een ideologie die dood en verderf wil zaaien tot het bittere eind en zich daarbij, schandalig genoeg, hult in religieus tenue. Vrijheid van ideologie echter kennen wij in Nederland niet.

Nu de islam zichzelf overal ter wereld ontmaskert als terreurideologie die zich bedient van massamoord, onderdrukking en pure haat, dient hij in ieder geval in elke zichzelf respecterende democratie verboden te worden. Te beginnen in Nederland, al was het alleen al om de arme donders die eronder gebukt gaan de helpende hand te reiken.

Screenshot_5

Door:
Ton Nijhof
(voor www.ejbron.wordpress.com)

Over E.J. Bron

www.ejbron.wordpress.com
Dit bericht werd geplaatst in "Integratie", "Religie van de vrede", "Verrijking", Barbarisme, Islam, Islamisering, Krankzinnigheid, lafheid, landverraad, Linkse Kerk, Moslims, Nederland, Overheid, Rotzakken, tolerantie/intolerantie, Volksvijandigheid. Bookmark de permalink .

52 reacties op Islam verbieden: begin in Nederland

  1. manna zegt:

    begin maar eerst met de dienstplicht herinvoeren ton. dit is heel snel nodig…

    Like

    • Harry zegt:

      Dat levert dan wél heel veel getrainde krijgers op , uit islamitische hoek .
      Er zou dan wel een onderscheid gemaakt moeten worden om ze niet nóg verder te bekwamen in het moorden .
      En aangezien we van het linkse tuig niet mogen discrimineren ………………….

      Like

      • manna zegt:

        daar heb je niet lang over nagedacht harry. denk aan de dubbele paspoorten en het feit dat de autochtone jeugd alleen joints in hun handen hebben gehad….

        Like

    • paulzwueste zegt:

      @manna. Helemaal met je eens. Maar niet en nooit voor die zoon van die aardige Turkse groenteboer om de hoek en de rest van al die zogenaamde moslim-Nederlanders!!!!!!!

      Like

    • BertG. zegt:

      Slecht idee, ik ben geen kanonnen voer omdat er ergens een oliepijp beschermt moet worden in handels belangen. Ook DWANG kan ik niet zo goed tegen.
      Ik ben dan ook een zeer trotse DIENSTWEIGERAAR.
      Ik verdedig mezelf wel als dat nodig is. En hou a.u.b. op met praatjes als, dan wordt je pas een echte kerel als je dat doorlopen hebt. En kameraadschap leer je daar pas.
      Een opleiding om een slijmbal en een kruiper te worden, dat is het. Je leert luisteren naar je meerdere en je smoel te houden. Ja, dat geld voor iedereen die daar geweest is.
      En hou a.u.b. op met stoere verhaaltjes over wat een mooie tijd dat wel niet was die dienstplicht.
      Zelfs over hoe je je onderbroek moet opvouwen is over nagedacht.
      En owee als je niet LUISTERT. Een vies en smerig wereldje is dat.

      Like

      • BertG. zegt:

        Een opleiding voor het betere elleboog werk is het. Een matennaaier training onder de noemer van kameraadschap. Want alleen dan red je het daar en om bevorderd te worden zodat jij dan weer de baas mag spelen over je iets mindere collega’s.
        Iets wat sommige goed van pas komt in hun latere carrière.
        En ik ken ze echt wel, al die stoere babbels erover, met wat een mooie tijd was dat toch.

        Like

      • paulzwueste zegt:

        @BertG. Je hebt natuurlijk alle recht op je eigen mening… maar je reactie vind ik absurd! Hallo, ben je alleen op de wereld? Ik dacht het toen ik e.e.a. las. Bert, je stelt je totaal buiten de realiteit op, vind ik dus. Ik ben zelf 30 maanden in dienst geweest en vond het in het begin ook niet zo leuk dat ik mijn leven dat ik toen leefde moest opgeven maar, inderdaad, die diensttijd had voor mij heel veel positiefs en inderdaad je leert dat kameraadschap bijzonder waardevol is en dat discipline heel veel bijdraagt aan het leven van alledag om je doel te bereiken wat je wilt bereiken. Slijmballen en kruipers vindt je overal. Dat bèn je en wordt je niet als je in militaire dienst bent. Integendeel daar val je snel door de mand en krijg je de kans om aan je karakter te schaven!
        Je bent toch niet jaloers op al die “stoere verhalen” die jij nu eenmaal niet kan vertellen?

        Like

      • BertG. zegt:

        Het leger bestaat uit een hiërarchie, en dat betekend dat je je op moet werken om te scoren. Niks mis mee verder. Hartstikke goed in en voor een leger.
        Maar je moet je er wel thuis voelen en dat WILLEN ondergaan en meemaken.

        Ik erken geen enkele autoriteit. Ja, en dan heb ik een probleem in het leger.
        En nee, ik heb er niks aan gemist anders was ik wel padvinder geworden.

        Ik heb er 2 weken in gezeten. In een opleiding centrum om ALLE rijbewijzen te halen.
        Ik mag nu alleen op een scooter rond rijden. Principes boven alles.

        Like

      • Danny zegt:

        @Bert
        Helemaal met je eens. De diensttijd is niet de mooiste tijd van je leven.

        Like

      • BertG. zegt:

        @Danny, natuurlijk ben ik niet de enigste met deze mening. Bedankt voor de bijval.
        Maar de meeste komen er uit met stoere verhalen, vooral over stoere makkers en echte vrienden, en niet met alle kinderachtige en vernederende voorbeelden.
        Want dat past dan niet bij alle stoere verhalen meer. Dat je dus zelf ook als een lulletje behandeld bent.
        En ik kom altijd voor mezelf op dus laat me niet zo behandelen. Door niemand.
        Ze kruipen naar mekaar toe omdat ze allemaal hetzelfde lot moeten ondergaan, een soort van angst wat verbroederd. En de gezamenlijke vernedering.
        Maar ga dat maar thuis verhalen als iedereen stoere verhalen wil horen want dan ben je ineens een lafaard of een angsthaas.
        Me broertje zit er al meer dan 30 jaar in. Een gehoorzaam slaafje is het geworden i.p.v. die zelfstandige eigenwijze persoon die hij altijd was. Niets is er meer over van ‘m.
        Een grote bek meer niet, die thuis onder de duim van ze vrouw leeft en stoer doet in het leger en andere mag commanderen.
        Echt, ik ken ze hoor. Al die verhaaltjes. Maar dat vertellen ze thuis nooit.

        Like

  2. M.A.L. Sion zegt:

    100% mee eens. De islam zou als kwaadaardige, criminele organisatie verboden moeten worden. In het verleden is verzuimd na te gaan met wat voor misdadige organisatie men te maken kreeg toen de moslims met duizenden ons land binnen kwamen.
    Verenigingen moeten om te kunnen functioneren hun statuten inleveren. Dat zou men ook hebben moeten vragen (nee, eisen) van de islam. Hun staturen zijn de Koran en de daarbij horende historische geschriften. Ook de Sharia maakt daar deel van uit.
    Toen de ideologie islam, die zich voordeed als een godsdienst, toestemming kreeg om hier daadwerkelijk te functioneren is klaarblijkelijk verzuimd een studie te maken van hun documenten.
    Als we zien dat in de koran en de andere geschriften duidelijk opgeroepen wordt om joden, christenen en ongelovigen te doden dan kan het toch niet bestaan dat een dergelijke criminele organisatie toestemming krijgt om hier moskeeën te bouwen en daar hun haatboodschappen te verbreiden.
    Deze fouten uit het verleden dienen gecorrigeerd te worden. De toestemming om hier te verblijven en hun boodschap uit te dragen moet ingetrokken worden en er moet een begin gemaakt worden om aanhangers van de islam uit het land te zetten.

    Like

    • Cathja zegt:

      Helemaal mee eens, @ M.A.L. Sion, de fouten uit het verleden mogen geen gevolgen hebben voor onze toekomst en die van onze kinderen/kleinkinderen, en daarom zal er opgetreden moeten worden!
      Tijd om de realiteit eens onder de ogen van onze overheid te brengen.
      Stelletje lapswansen, die alles maar door de vingers zien, als de moslims maar niets in de weg gelegd wordt!

      Like

    • M.A.L. Sion zegt:

      staturen moet zijn statuten

      Like

    • Joost Visser zegt:

      Artikel 140 Wetboek van Strafrecht

      Titel V. Misdrijven tegen de openbare orde
      Artikel 140
      1.
      Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

      2.
      Deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 Burgerlijk Wetboek is afgegeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

      3.
      Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.

      4.
      Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie.

      Aan alle elementen wordt voldaan. Ook de meeste zgn.vreedzame moslims die onder art. 140, lid 4 vallen. M.b.t de haatimams is er geen twijfel mogelijk.

      Like

      • Tom Hendrix zegt:

        @Joost Visser: 22.50. uur, op 15/6. Maar geloof maar niet, dat VVD,PvdA,CDA,D66,GL iets met deze wetenschap zullen doen, Joost!

        Like

    • Joost Visser zegt:

      Aanvullend.

      Je kunt de stelling poneren dat, als terroristische aanslagen een structureel onderdeel is van een organisatie, dit als oorlogsmisdaden te kwalificeren is. Dan komt het oorlogstribunaal in Den Haag in zicht. De sheiks in S.A. en aanverwante landen kunnen dan hiervoor gedaagd worden.

      art 83 wvs.
      Onder terroristisch misdrijf wordt verstaan:
      1

      elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 92 tot en met 96, 108, tweede lid, 115, tweede lid, 117, tweede lid, 121, 122, 157, onderdeel 3°, 161quater, onderdeel 2°, 164, tweede lid, 166, onderdeel 3°, 168, onderdeel 2°, 170, onderdeel 3°, 174, tweede lid, en 289, alsmede in artikel 80, tweede lid, Kernenergiewet, indien het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk;

      2

      elk van de misdrijven waarop ingevolge de artikelen 114a, 114b, 120a, 120b, 130a, 176a, 176b, 282c, 289a, 304a, 304b, 415a en 415b, alsmede artikel 80, derde lid, van de Kernenergiewet gevangenisstraf is gesteld;

      3

      elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 140a, 282b, 285, derde lid, en 288a, alsmede in artikel 55, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie, artikel 6, vierde lid, van de Wet op de economische delicten, artikel 33b van de Wet explosieven voor civiel gebruik en artikel 79 van de Kernenergiewet.

      art. 83 a wvs.
      Onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

      Kortom de Syrie- en Irakstrijders kunnen hier toch gewoon in Nederland aangepakt worden? Wat huis, uitkering en hulpgevers. DE CEL.

      Like

      • Blaffertje zegt:

        Het is toch zo in de wet beschreven dat, indien je dienst doet voor een ander land, in dit geval Jihad, je recht op Nederlanderschap kwijt raakt?

        Like

      • koddebeier zegt:

        We kunnen wel prachtige wetten hebben, maar de wil om die uit te voeren en/of te handhaven ontbreekt !!!

        Like

  3. Benesha zegt:

    Het zal nog een tijdje en talloze slachtoffers en vreselijke filmpjes duren eer de slapende meerderheid der bevolking ook eens wakker wordt en dat er burgerinitiatieven ontstaan ter verdediging van onze Europese waarden. Van dan af aan zal het niet lang duren eer er een burgeroorlog losbarst in Europa. En ik denk persoonlijk dat de elite dit niet zo erg vindt en al lang zijn tickets naar Patagonië heeft geboekt.

    Like

  4. Tom Hendrix zegt:

    Inderdaad, verbieden deze WAANZINNIGE DOODSCULTUS! En vanochtend heb ik dat al verkondigt, daar de ISLAM in TEGENSPRAAK is met onze GRONDWET. Maar ja, dat zal er wel niet van komen, omdat de LAFAARDS van PvdA,CDA,VVD en D66, liever de moslims de kont kussen, dan op te treden tegen deze WAANZINNIGEN!

    Like

  5. Harry zegt:

    De World Health Organisation zou islam als een vorm van hondsdolheid moeten verklaren .
    Dat rechtvaardigt het vernietigen van alle geïnfecteerden .

    Like

  6. jans zegt:

    De islam moet worden vernietigd

    Like

  7. Joke Bosman zegt:

    we moeten beginnen om al die mokkeeen tegen de vlakte tegooien dat zou al een begin zijn

    Like

  8. J. C. Th. Köhler zegt:

    DE ISLAM DE WERELD UIT, OM TE BEGINNEN UIT NEDERLAND ! ! !

    Like

  9. Ja, dat roep ik al een decennium: verbied de islam.

    Like

  10. danny zegt:

    Niet verbieden die haatideologie, maar in Europa met wortel en tak uitroeien voordat onze hele beschaving naar de klote gaat en we in de middeleeuwen leven!

    Like

  11. delamontagne zegt:

    Een modern Islamitisch koppel dat zich voorbereid op hun huwlijk heeft een gesprek met hun mullah voor beraad.
    De man vraagt:”We beseffen wel dat het een traditie is in islam dat mannen met mannen dansen en vrouwen met vrouwen”. Maar op ons trouw-feest zouden we graag een uitzondering willen maken. Zouden wij op ons feest samen mogen dansen ?”
    “Onmogelijk”, antwoordt de mullah, “het is immoreel”. Mannen en vrouwen dansen altijd apart.
    “Dus ik mag zelfs niet met mijn eigen vrouw dansen?” “NEEN ” zegt de mullah, het is verboden “.
    Nou o.k. dan zegt de man. En sex ?, mogen we uiteindelijk wel sex hebben ? “.
    Natuurlijk,natuurlijk”antwoordt de hakbar, sex is natuurlijk om kinderen te krijgen”.
    En verschillende houdingen ? vrouw boven, vraagt de man.
    Tuurlijk,tuurlijk, zegt de akbar, ga je gang……….
    De man wordt overmoedig:”doggy-style ? ” best, goed niks aan de hand., zegt de hakbar.
    “op de keukentafel ? ” ja,ja,yes allah aho akbar, zegt de mullah, no problem.
    “Mag het ook met alle 4 vrouwen tegelijk ?” en met rubberen lakens en een fles warme olie, terwijl we naar een porno-film kijken?”
    Dat mag allemaal, zegt de Hakbar.
    “Staand ?”, vraagt de NU overmoedige muslim.
    “NO”, ……..beslist NIET, zegt de mullah.
    “Waarom niet?”, vraagt de man.
    Wel,…………..DAT ZOU AANLEIDING KUNNEN GEVEN TOT DANSEN.
    ////////////////
    De moraal van het verhaal. Toch een heel ander soort ethiek, overthere……………………

    Like

  12. Yvonne van Cleef zegt:

    Moslims hebben een aangeboren defect in de hersenen:geen geweten en niet in staat zijnde voor zichzelf te denken.Blijft maar een oplossing:uitroeien tot de laatste,aangezien de regering ze niet zal deporteren!

    Like

    • danny zegt:

      Helemaal met je eens Yvonne!

      Like

    • Blaffertje zegt:

      ‘Moslims hebben een aangeboren defect in de hersenen’ Komt door de inteelt.

      Like

    • kernrob4 zegt:

      Nou Yvonne zoiets mag je niet zeggen.
      Pim wilde dit probleem ook vreedzaam oplossen.Het probleem is onze slappe hypokriete politici als Rutte Pechtold en Timmermans.

      Like

      • Yvonne van Cleef zegt:

        Zoiets mag je niet zeggen,maar recht praten kun je dit niet meer.Dan blijft er maar een oplossing over;geen [slappe]woorden,maar daden!

        Like

      • danny zegt:
        @ Kernrob4 Ben het geheel met Yvonne eens Hier een wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat onder Marokkanen die inteelt plegen veel schizofrenie voorkomt. Psychische problemen en stoornissen bij Marokkaans Nederlandse kinderen en jongeren Eindrapportage van een onderzoek naar de aard en omvang van emotionele, gedrags- en andere psychische problemen en stoornissen en risico- en beschermende factoren bij Marokkaans Nederlandse kinderen en jongeren Duivendrecht, oktober 2011 Drs. M. Adriaanse Mr. Dr. L. van Domburgh Dr. W. Veling Prof. dr. T.A.H. Doreleijers Afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie In opdracht van: Het voormalig ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer/Wonen, Wijken en Integratie (VROM/WWI), Directie Inburgering en Integratie (DII), ’s-Gravenhage 2 3 Voorwoord Voor u ligt het eindrapport van het onderzoek naar psychische problemen en stoornissen bij Marokkaans Nederlandse kinderen en jongeren1 tussen 9 en 16 jaar. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het voormalige ministerie van VROM/WWI, Directie Inburgering en Integratie. Het onderzoek is uitgevoerd door de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het VUmc onder leiding van prof. T.A.H. Doreleijers tussen 2009 en 2011. In de opdracht werd gevraagd om onderzoek naar psychische en gedragsproblemen. In de kinder- en jeugdpsychiatrie worden psychische problemen gewoonlijk onderverdeeld in emotionele en gedragsproblemen, daarom zullen deze termen in dit rapport gebruikt worden. Ook is, naast het vóórkomen van psychische problemen, het vóórkomen van psychische stoornissen onderzocht, hierbij zijn de psychische problemen zo ernstig dat iemand er minder door functioneert. Psychische problemen kunnen worden onderzocht met het afnemen van vragenlijsten, psychische stoornissen kunnen alleen worden gediagnosticeerd in een persoonlijk interview met een clinicus. In dit eindrapport wordt beschreven wat de aard en omvang van psychische problemen en psychische stoornissen is bij Marokkaans Nederlandse jeugd, maar ook wat risico- en beschermende factoren zijn die een verband hebben met psychische problemen of stoornissen bij Marokkaans Nederlandse jeugd. Beschermende factoren verhogen het vermogen om met dagelijkse moeilijkheden en problemen om te gaan en beschermen op deze manier tegen het ontwikkelen van psychische stoornissen. Risicofactoren dragen juist bij aan dagelijkse moeilijkheden en problemen en verhogen het risico op het ontwikkelen van psychische stoornissen. Terwijl de meerderheid van Marokkaanse Nederlandse kinderen en jongeren in Nederland is geboren en de juiste term Marokkaans Nederlandse jeugd zou zijn, zal voor de leesbaarheid worden gesproken over Marokkaanse jeugd in het vervolg van dit rapport. Het onderzoek is uitgevoerd in twee fasen; een screeningsfase waarin via scholen bij een grote groep kinderen en jongeren (N=1563) van allerlei etniciteiten (maar vanwege de specifieke vraagstelling van de opdrachtgever met een oververtegenwoordiging van Marokkaanse jeugd) vragenlijsten zijn afgenomen. En een diagnostische fase waarin bij een geselecteerde groep Marokkaanse jeugd (N=152) een diagnostisch psychiatrisch interview is afgenomen en een ouder/verzorger van deze kinderen en jongeren is geïnterviewd. De kleuren van de tabellen en figuren in dit rapport corresponderen met de kleuren van de genoemde twee fasen van het onderzoek, tevens zal in de titel van de tabellen en figuren de onderzoeksfase steeds genoemd worden. Dit onderzoek is een empirisch onderzoek naar psychische problemen, stoornissen en risico- en beschermende factoren bij Marokkaanse jeugd. Volgens de richtlijnen van epidemiologisch kwantitatief onderzoek zullen alleen statistisch significante2 resultaten vermeld worden. In het eerste hoofdstuk zullen gegevens over het vóórkomen van psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd en bekende risico- en beschermende factoren uit voorgaand onderzoek worden besproken. In de volgende drie hoofdstukken worden de methode en resultaten van het huidige onderzoek gepresenteerd. Tot slot worden deze resultaten in hoofdstuk vijf en zes in een breder kader geplaatst, mede met behulp van gegevens uit voorgaand onderzoek zoals geschetst in het eerste hoofdstuk. 1 Met deze term worden alle kinderen en jongeren aangeduid die of zelf in Marokko zijn geboren of ten minste één ouder hebben die in Marokko is geboren. 2 Als een verschil statistisch significant is (p < 0.05 of p < 0.01), betekent dit dat de kans erg klein is (kleiner dan 5% of 1%) dat het verschil puur op toeval berust en dat er dus zeer waarschijnlijk sprake is van een werkelijk verschil tussen de groepen. 4 5 Dankwoord Voor dit onderzoek zijn wij veel dank verschuldigd aan de deelnemende basis- en middelbare scholen, hun leerkrachten en leerlingen die zich hebben ingezet voor de screeningsfase van dit onderzoek. Voor de diagnostische fase willen wij de gezinnen bedanken voor hun deelname en wederom de scholen voor hun medewerking en het beschikbaar stellen van een ruimte om een deel van het onderzoek af te nemen. Daarnaast willen wij de artsen, onderzoeksassistenten en stagiaires bedanken die hebben meegewerkt aan de dataverzameling, data-invoer en analyses: Adrienne van Asten, Amal van Caem-Kharkhach, Annelou van Wermeskerken, Annemiek Roosma, Asna Chander, Aziza Bouyeri, Denise Kelder, Doeke Touw, Dominique Wanders, Esther van Elswijk, Fatiha Karimi, Fatima el Aarbaj, Hakima el Mesbahi, Kaltoum Baddouri, Khadija Najah, Lamyae Adlani, Liesbeth de Raadt, Marieke Niemantsverdriet, Marinka Louwerse, Marleen van Overstraten, Marloes van der Meer, Matthijs Klapwijk, Mirjam van den Boer, Najat Gaddour, Salima El Khyari, Sandra Bediako, Sanne Landkroon, Shirley van de Laar en Youssra Ryane. Tot slot willen wij Erica Faber van het voormalige ministerie van VROM/WWI, Directie Inburgering en Integratie bedanken voor de goede overlegsituatie en constructieve feedback die wij van haar ontvingen op de tussen- en eindrapportage. 6 7 Inhoudsopgave Voorwoord ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 3 Dankwoord …………………………………………………………………………………………………………………………………… 5 Inhoudsopgave ………………………………………………………………………………………………………………………………. 7 Management samenvatting …………………………………………………………………………………………………………….. 9 Hoofdstuk 1: Inleiding …………………………………………………………………………………………………………………… 13 Wat zijn psychische problemen en psychische stoornissen? ………………………………………………………………… 13 Wat is de aard en omvang van psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? ………………… 14 Wat zijn risico- en beschermende factoren voor psychische problemen en stoornissen? ………………………… 15 Welke kindfactoren hebben een verband met psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 16 Welke gezinsfactoren hebben een verband met psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? …………………………………………………………………………………………………………………………………………… 17 Welke omgevingsfactoren hebben een verband met psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? …………………………………………………………………………………………………………………………………………… 17 Welke minderheidsspecifieke factoren hebben een verband met psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? ……………………………………………………………………………………………………………………….. 18 Wat is de stand van zaken van voorgaand onderzoek? ………………………………………………………………………… 19 Doel en vraagstelling ………………………………………………………………………………………………………………………. 20 Inhoud rapport ………………………………………………………………………………………………………………………………. 20 Hoofdstuk 2: Methode ………………………………………………………………………………………………………………….. 21 2.1 Onderzoeksopzet ………………………………………………………………………………………………………………………. 21 2.2 Onderzoeksgroep ………………………………………………………………………………………………………………………. 22 Screeningsfase ……………………………………………………………………………………………………………………………. 22 Diagnostische fase ………………………………………………………………………………………………………………………. 23 2.3 Instrumenten ……………………………………………………………………………………………………………………………. 24 2.4 Procedure ………………………………………………………………………………………………………………………………… 26 Screeningsfase ……………………………………………………………………………………………………………………………. 26 Diagnostische fase ………………………………………………………………………………………………………………………. 27 2.5 Statistische analyse en interpretatie resultaten …………………………………………………………………………….. 27 Hoofdstuk 3: Wat is de aard en omvang van psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse kinderen en jongeren? ……………………………………………………………………………………………………………………………….. 29 Psychische problemen bij Marokkaanse jeugd in vergelijking met Nederlandse jeugd …………………………….. 29 Psychische stoornissen bij Marokkaanse jeugd …………………………………………………………………………………… 31 Screenen op psychische stoornissen bij Marokkaanse jeugd ………………………………………………………………… 31 Samenvatting …………………………………………………………………………………………………………………………………. 33 8 Hoofdstuk 4: Welke factoren hebben een verband met psychische problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren? ……………………………………………………………………………………………………………………………………. 34 4.1 Kindfactoren …………………………………………………………………………………………………………………………….. 34 Kindfactoren bij Marokkaanse jeugd in vergelijking met Nederlandse jeugd ………………………………………. 34 Verband kindfactoren (screeningsfase) en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd …………………… 35 Verband kindfactoren (diagnostische fase) en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd ……………… 35 Samenvatting……………………………………………………………………………………………………………………………… 36 4.2 Gezinsfactoren ………………………………………………………………………………………………………………………….. 36 Gezinsfactoren bij Marokkaanse jeugd in vergelijking met Nederlandse jeugd …………………………………… 36 Verband gezinsfactoren (screeningsfase) en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd ………………… 37 Verband gezinsfactoren (diagnostische fase) en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd …………… 38 Samenvatting……………………………………………………………………………………………………………………………… 38 4.3 Omgevingsfactoren ……………………………………………………………………………………………………………………. 39 Omgevingsfactoren bij Marokkaanse jeugd in vergelijking met Nederlandse jeugd …………………………….. 39 Verband omgevingsfactoren (screeningsfase) en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd ………….. 39 Verband omgevingsfactoren (diagnostische fase) en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd …….. 40 Samenvatting……………………………………………………………………………………………………………………………… 40 4.4 Minderheidsspecifieke factoren ………………………………………………………………………………………………….. 41 Minderheidsspecifieke factoren bij Marokkaanse jeugd ………………………………………………………………….. 41 Verband minderheidsspecifieke factoren (screeningsfase) en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd …………………………………………………………………………………………………………………………………………. 41 Verband minderheidsspecifieke factoren (diagnostische fase) en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd …………………………………………………………………………………………………………………………………………. 43 Samenvatting……………………………………………………………………………………………………………………………… 43 Hoofdstuk 5: Samenvatting van de resultaten en interpretatie ……………………………………………………………. 44 Samenvatting resultaten …………………………………………………………………………………………………………………. 44 Interpretatie ………………………………………………………………………………………………………………………………….. 45 Sterke kanten en beperkingen ………………………………………………………………………………………………………….. 48 Hoofdstuk 6: Conclusie ………………………………………………………………………………………………………………….. 50 Referenties ………………………………………………………………………………………………………………………………….. 51 Bijlage 1: Beschrijving instrumenten ……………………………………………………………………………………………….. 57 Bijlage 2: Aanvullende tabellen ………………………………………………………………………………………………………. 62 9 Management samenvatting Achtergrond Er is minder bekend over de aard en omvang van psychische problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren, terwijl er bij deze groep relatief veel maatschappelijke problematiek en een verhoogde kans op psychotische stoornissen op (jong)volwassen leeftijd wordt gezien. Het is onduidelijk in hoeverre deze problematiek gecorreleerd is met psychische problemen van kinderen en jongeren met een Marokkaanse achtergrond. Om deze redenen heeft het voormalige ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer/Wonen, Wijken en Integratie, Directie Inburgering en Integratie, de afdeling kinder- en jeugd psychiatrie van het VUmc verzocht onderzoek te doen naar de aard en omvang van psychische problemen van Marokkaanse kinderen en jongeren en het identificeren van risico- en beschermende factoren hiervan. Begrippen In dit onderzoek wordt het vóórkomen van psychische problemen en psychische stoornissen bij Marokkaanse jeugd onderzocht. Psychische problemen zijn klachten die kunnen ontstaan als de balans tussen de dagelijkse moeilijkheden en problemen waarmee iemand te maken krijgt (draaglast) en het vermogen om hiermee om te gaan (draagkracht) verstoord raakt. Als deze klachten zo ernstig worden dat iemand erdoor niet meer kan functioneren is er sprake van een psychische stoornis. In dit onderzoek worden ook mogelijke risico- en beschermende factoren voor psychische problemen bij Marokkaanse jeugd onderzocht. Beschermende factoren verhogen het vermogen om met dagelijkse moeilijkheden en problemen om te gaan (draagkracht), risicofactoren dragen juist bij aan dagelijkse moeilijkheden en problemen (draaglast). Methode Het onderzoek bestaat uit twee fasen. In de eerste fase is via scholen een screening van een grote groep (N=1563, waarvan N=408 Marokkaanse) kinderen en jongeren tussen 9 en 16 jaar uit de algemene bevolking in Nederland uitgevoerd. De leerlingen en hun leerkrachten hebben hierbij vragenlijsten ingevuld op het gebied van psychische problemen en een aantal determinanten hiervan. Aan de hand van deze zelf- en leerkrachtrapportages zijn voor de tweede fase van het onderzoek, de diagnostische fase, een hoog- en een laagrisico groep van kinderen en jongeren met een Marokkaanse achtergrond geselecteerd. Bij deze 152 Marokkaanse kinderen en jongeren zijn een psychiatrisch interview, waarmee een psychische stoornis kan worden gediagnosticeerd, en een aantal aanvullende vragenlijsten en testen afgenomen. Ook is een ouder/verzorger geïnterviewd om meer over het gezin, de verdere ontwikkeling en sociale omgeving van het kind in kaart te brengen. Resultaten In de screeningsfase van dit onderzoek bleek dat er door leerkrachten en kinderen zelf meer gedragsproblemen in de Marokkaanse groep werden gerapporteerd dan in de Nederlandse groep (respectievelijk vijf en twee keer zo vaak). Emotionele problemen leken vaker voor te komen bij Marokkaanse dan bij Nederlandse jongens, terwijl Marokkaanse meisjes minder emotionele problemen rapporteerden dan Nederlandse meisjes. Verder had Marokkaanse jeugd een bijna twee keer zo hoge kans om veel last van waanachtige ideeën te ervaren. In de diagnostische fase bleek 27,5% van de hoogrisicogroep en 1,2% van de laagrisicogroep een psychische stoornis te hebben. Er werden vooral veel gedragstoornissen en depressies gezien. Daarbij voldeed tevens 23,2% van de hoogrisicogroep en 3,6% van de laagrisicogroep weliswaar niet 10 aan genoeg criteria om een diagnose te kunnen stellen, maar had deze groep wel psychische symptomen met een beperking in het functioneren. In totaal ondervond meer dan de helft van de hoogrisico kinderen en jongeren en een klein deel van de laagrisico kinderen en jongeren beperkingen in het dagelijks leven door hun psychisch functioneren. Tot slot bleek een hoge score op de SDQ bij het kind zelf in combinatie met de leerkracht een goede en praktische manier te zijn om te screenen op psychische stoornissen bij Marokkaanse jeugd. In figuur 1 worden de risico- en beschermende factoren voor psychische problemen bij Marokkaanse jeugd gepresenteerd. Sommige van de risicofactoren (bijvoorbeeld psychopathische persoonlijkheidstrekken, groot gezin) kwamen vaker voor en sommige beschermende factoren (bijvoorbeeld ondersteuning moeder, wonen in een goede buurt) kwamen minder vaak voor bij Marokkaanse jeugd dan bij Nederlandse jeugd. Interpretatie Naast de verhoogde kans van leerkrachten en leerlingen om bij de Marokkaanse groep gedragsproblemen te rapporteren, lijkt de prevalentie van gedragsstoornissen even groot bij Marokkaanse jeugd dan bij Nederlandse jeugd. Mogelijk wordt het verschil in gedragsproblemen verklaard door de gemiddeld lagere sociaaleconomische status waarin Marokkaanse kinderen en jongeren opgroeien. Hoewel verreweg de meeste kinderen en jongeren die psychoseachtige symptomen, zoals waanachtige ideeën, ervaren nooit een psychose zullen ontwikkelen, is wel bekend dat zij meer kans hebben om op (jong)volwassen leeftijd een psychotische stoornis te ontwikkelen (Poulton et al., 2000). Als hierbij de verhoogde kans op psychotische stoornissen bij Marokkaanse Nederlanders in acht wordt genomen (Veling et al., 2006), zou de bevinding dat Marokkaanse jeugd vaker last heeft van waanachtige ideeën kunnen betekenen dat er op kinderleeftijd al een grotere groep Marokkaanse jeugd is die ‘at risk’ is voor het ontwikkelen van psychotische stoornis op latere leeftijd. Dit is belangrijk aangezien Marokkaanse jeugd kennelijk wellicht meer kans heeft om een zeer invaliderende ziekte te ontwikkelen, die deelname aan de maatschappij ernstig bemoeilijkt. In overeenstemming met eerder onderzoek (Dekovíc et al., 2004; Stevens et al., 2003; Wissink et al., 2006; Zwirs et al., 2007) blijkt ook uit het huidige onderzoek dat er in ieder geval evenveel psychische Beschermende factoren Kindniveau:  Zelfvertrouwen  Goede intelligentie Gezinsniveau:  Ondersteuning moeder  Toezicht van moeder op kind Omgevingsniveau:  Wonen in een goede buurt  Veel ondersteuning familie Minderheidsspecifiek niveau:  Sterke etnische identiteit  Gerichtheid op Nederland  Geloof Risicofactoren Kindniveau:  Psychopathische en narcistische persoonlijkheidstrekken  Agressie Gezinsniveau:  Groot gezin  Negatieve interactie ouders Omgevingsniveau:  Aansluiting bij risicovolle vrienden Minderheidsspecifiek niveau:  Marginalisatiestrategie  Discriminatie Figuur 1: Risico- en beschermende factoren voor psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd 11 stoornissen voorkomen bij Marokkaanse kinderen en jongeren in vergelijking met Nederlandse kinderen. De constatering van Boon en collega’s (2010) over de onderrepresentatie in de reguliere GGZ lijkt daarmee terecht. Als hierbij de overrepresentatie in forensische GGZ in acht wordt genomen, kan geconcludeerd worden dat ook dit onderzoek erop wijst dat onbehandelde psychische problemen bij Marokkaanse jeugd pas later, als de problemen al zo groot zijn geworden dat er maatschappelijke problematiek ontstaat, door tussenkomst van de rechter worden onderkend. Hiermee lijkt een vroege signalering en effectieve behandeling van psychische problemen bij Marokkaanse jeugd zinvol en essentieel. Het verband met veel risico- en beschermende factoren en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd was verwacht, omdat het verband met deze factoren in eerder onderzoek al is gevonden bij kinderen van andere etniciteiten. Opvallend was dat er veel verbanden werden gevonden tussen minderheidsspecifieke factoren en psychische problemen bij Marokkaanse jeugd. Acculturatieproblemen en discriminatie zijn extra dagelijkse moeilijkheden en problemen waarmee Marokkaanse kinderen en jongeren te maken hebben in vergelijking met Nederlandse leeftijdgenoten, die substantieel bij lijken te dragen aan een ongunstigere ontwikkeling tot volwassenheid bij Marokkaanse kinderen. Daarentegen verminderden andere minderheidsspecifieke factoren juist het risico op psychische problemen bij Marokkaanse jeugd. In overeenstemming met eerder onderzoek hadden een sterke etnische identiteit (Veling et al, 2010), gerichtheid op Nederland en gelovig zijn (Hackney & Sanders, 2003; Koenig, 2009; Stevens et al., 2005 b en c) een verband met minder psychische problemen. Sterke punten van dit onderzoek zijn het gebruik van een grote onderzoeksgroep van Marokkaanse kinderen en jongeren uit zowel grotere als kleinere steden en dorpen in Nederland, met een hoge respons van leerlingen en leerkrachten in de screeningsfase en gezinnen in de diagnostische fase. Daarnaast is gebruik gemaakt van informatie over de kinderen en jongeren uit drie verschillende bronnen; het kind/de jongere zelf, de leerkracht of mentor en één van de ouders. Ook zijn er psychiatrische interviews afgenomen. Tenslotte zijn er risico- en beschermende factoren op verschillende ontwikkelingbeïnvloedende niveaus onderzocht en is er bij het uitvoeren van het onderzoek in grote mate rekening gehouden met de culturele achtergrond van de Marokkaanse gezinnen. Conclusie In de algemene populatie is er een groep Marokkaanse kinderen en jongeren die psychische problemen of stoornissen hebben die hier meestal niet voor behandeld worden. Marokkaanse kinderen en jongeren hebben meer psychoseachtige symptomen en gedragsproblemen dan Nederlandse kinderen en jongeren. Aan diagnoses van psychische stoornissen werden vooral gedragsstoornissen en depressies gezien. Hoewel het niet zonder meer mogelijk is om het vóórkomen van deze diagnoses te vergelijken met een Nederlandse groep, kan globaal gesteld worden dat psychische stoornissen even vaak voorkomen bij Marokkaanse jeugd, met uitzondering van gedragsstoornissen en een verhoogde kwetsbaarheid voor psychotische stoornissen op latere leeftijd die vaker voorkomen bij Marokkaanse jongeren. Deze groep kan goed en relatief eenvoudig geïdentificeerd worden door middel van het screenen op psychische problemen op basis- en middelbare scholen. Door middel van deze vroege signalering en een effectieve behandeling van psychische problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren kan mogelijk worden voorkomen dat de psychische problemen bij deze groep zo groot worden dat er maatschappelijke problematiek of een ernstig invaliderende ziekte als een psychotische stoornis ontstaat. Echter moet er aan een 12 aantal voorwaarden kunnen worden voldaan, wil screening op psychiatrische stoornissen bij Marokkaanse jeugd nuttig zijn. Ten eerste moet er een effectieve behandeling geboden kunnen worden. Daarom is het van belang te investeren in de aansluiting van de hulpverlening op de belevingswereld van Marokkaanse jeugd en onderzoek te doen naar het behoud en de effectiviteit van cultuursensitieve behandelprogramma’s voor psychische stoornissen bij deze groep. Ten tweede moet de hulpverlening genoeg capaciteit hebben om de extra geïdentificeerde kinderen te kunnen ontvangen. Daarnaast groeien Marokkaanse kinderen en jongeren op in een kwetsbaardere situatie met meer risicofactoren en minder beschermende factoren voor psychische problemen op kind-, gezins-, omgevings- en minderheidspecifiek niveau dan Nederlandse kinderen en jongeren. In het algemeen geldt dat bij preventie en behandeling van psychische stoornissen nadruk dient te worden gelegd op de versterking van beschermende factoren en het doen afnemen van risicofactoren. Hoewel dit niet altijd eenvoudig te bereiken is, valt hier wel veel winst mee te behalen. Ten aanzien van het ontstaan en beloop van psychische stoornissen bij Marokkaanse jeugd en de invloed van risico- en beschermende factoren hierop, zou het interessant zijn longitudinaal onderzoek te doen, waarin een onderzoeksgroep meerdere malen in de tijd onderzocht wordt. 13 Hoofdstuk 1: Inleiding In Nederland is veel onderzoek gedaan naar psychische problemen van kinderen en jongeren (Verhulst, Van der Ende, Ferdinand & Kasius, 1997). Hierbij is evenwel minder aandacht besteed aan kinderen en jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond (Zwirs, 2006). Het weinige onderzoek onder laatstgenoemde groep differentieert bovendien niet altijd naar subgroepen van bijvoorbeeld Turkse, Surinaamse en Marokkaanse Nederlanders (Stevens et al., 2005; Zwirs, 2006). Omdat er tussen deze groepen grote verschillen bestaan in bijvoorbeeld culturele achtergrond, sociale positie en migratiegeschiedenis betreft het meestal een zeer heterogene groep die met name wat betreft psychische problemen niet als één geheel mag worden beschouwd. Ook zijn de uitkomsten inconsistent; sommige onderzoeken vinden onder migrantengroepen meer emotionele en gedragsproblemen, andere vinden minder of evenveel problemen (Stevens & Vollebergh, 2008). Bovendien zijn er discrepanties in gerapporteerde psychische problemen van kinderen en jongeren tussen de verschillende informanten: ouders, leerkrachten en de kinderen en jongeren zelf (Stevens et al., 2003). Tot slot bestaat er twijfel over de toepasbaarheid van in Nederland veel gebruikte vragenlijsten om emotionele en gedragsproblemen te meten bij kinderen en jongeren met een niet- Nederlandse achtergrond, omdat deze vragenlijsten niet genormeerd en gevalideerd zijn voor kinderen met een dergelijke achtergrond. Er is kortom minder bekend over de aard en omvang van psychische problemen bij kinderen en jongeren van met name Marokkaanse komaf bij wie zowel een verhoogde incidentie3 van psychotische stoornissen in de adolescentie als ook hinderlijk gedrag in de kindertijd en de adolescentie opvalt. Het is onduidelijk in hoeverre deze problematiek gecorreleerd is met emotionele en gedragsproblemen van kinderen en jongeren met deze achtergrond. Om deze redenen heeft het voormalige ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer/Wonen, Wijken en Integratie, Directie Inburgering en Integratie, de afdeling kinder- en jeugd psychiatrie van het VUmc verzocht onderzoek te doen naar de aard en omvang van psychische problemen van Marokkaanse kinderen en jongeren en het identificeren van risico- en beschermende factoren hiervan. Wat zijn psychische problemen en psychische stoornissen? Wij definiëren – zoals wereldwijd is afgesproken (WHO, 1998) – psychische problemen en psychische stoornissen als volgt. Ieder mens is uitgerust met een zeker vermogen om met bepaalde situaties, houdingen van andere mensen en eigen of andermans problemen om te gaan. Als nu door aanlegfactoren, door stress of ziekte of door andere omstandigheden dit vermogen om om te gaan met problemen tekortschiet, ontstaan er klachten of psychische problemen. Als die klachten zo ernstig worden dat iemand erdoor minder functioneert (hij of zij gaat niet meer naar school of werk, vermijdt vrienden, enz.) wordt gesproken van een psychische stoornis (American Psychiatric Association, 1994). Om zo eenduidig mogelijk met elkaar in het beleid en de praktijk te kunnen communiceren, hebben wetenschappers wereldwijd een classificatiesysteem ontworpen. Het bekendste classificatiesysteem voor psychische stoornissen is de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders-IV (DSM-IV, American Psychiatric Association, 1994). Dit is een handboek waarin alle psychische stoornissen staan beschreven aan de hand van criteria per stoornis waaraan voldaan moet worden om een 3 De incidentie is het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid, per aantal van de bevolking. De prevalentie is het aantal gevallen van een ziekte op een specifiek moment in de tijd, per aantal van de bevolking. 14 diagnose te kunnen stellen. Psychische stoornissen zijn onder te verdelen in internaliserende, externaliserende en overige psychische stoornissen. Internaliserende psychische stoornissen worden in dit rapport ook wel emotionele stoornissen genoemd. Dit zijn stoornissen waar kinderen en jongeren vooral zelf last van hebben, zoals depressie, angst en de gevolgen van traumatische ervaringen. Externaliserende psychische stoornissen, in dit rapport ook wel gedragstoornissen genoemd, zijn stoornissen waar vooral andere mensen last van hebben, zoals een oppositioneel- opstandige gedragsstoornis en ADHD. Binnen de groep van overige psychische stoornissen vallen bijvoorbeeld autismespectrum stoornissen, psychotische stoornissen, middelenmisbruik en eetstoornissen. Autismespectrum stoornissen worden gekenmerkt door stoornissen in de sociale interactie en communicatie en door stereotiepe gedragingen. Bij psychotische stoornissen gaat het om een psychiatrisch ziektebeeld dat wordt gekenmerkt door het optreden van wanen, hallucinaties en cognitieve desorganisatie. Psychische problemen kunnen worden onderzocht met het afnemen van vragenlijsten. Hierbij is het belangrijk informatie van verschillende rapporteurs (kind, ouder, leerkracht) te verzamelen, omdat onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen zelf de beste rapporteurs zijn van emotionele problemen en dat mensen uit de omgeving, zoals leerkrachten of ouders, de beste rapporteurs zijn voor gedragsproblemen. Psychische stoornissen kunnen alleen worden gediagnosticeerd in een gestandaardiseerd persoonlijk interview met een clinicus (arts, psychiater, GZ-psycholoog). Bij voorkeur wordt ook dit interview afgenomen bij het kind zelf en mensen uit de omgeving van het kind. Wat is de aard en omvang van psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? In Nederland is er minder bekend over psychische problemen bij kinderen en jongeren met een niet- Nederlandse achtergrond dan bij autochtoon Nederlandse jeugd (Adriaanse, Louwerse, Van Domburgh, Veling & Doreleijers, 2010). Er zijn tot op heden twee grotere onderzoeken geweest naar de psychische gezondheid van een groep Marokkaanse jeugd uit de algemene bevolking. In 2001 en 2002 nam Stevens (2004) vragenlijsten af bij een grote groep Marokkaanse kinderen en jongeren (N=387), ouders (N=817) en leerkrachten (N=539), willekeurig geselecteerd uit de gemeenteregisters van Den Haag en Rotterdam. Van 2002 tot 2003 nam Zwirs (2006) via scholen leerkrachtvragenlijsten af van onder andere 662 Marokkaanse kinderen tussen 6 en 11 jaar uit achterstandwijken in Utrecht en Amsterdam. Bij een deel van deze kinderen werd een jaar later onderzocht of er sprake was van een psychische stoornis door middel van een psychiatrisch interview met het kind, een gestructureerd diagnostisch interview met de ouder en een korte vragenlijst bij de leerkracht. Naast deze onderzoeken bij Marokkaanse jeugd zijn er enkele projecten geweest die het vóórkomen van emotionele en gedragsproblemen bij allochtone kinderen en jongeren in het algemeen of slechts bij kleine groepen Marokkaanse jeugd hebben onderzocht (Dekovíc, Wissink, & Meijer, 2004; Van Dorsselaer et al., 2010; Van Geel, 2009; Reijneveld, Harland, Brugman, Verhulst & Verloove- Vanhorick, 2005; Vollebergh et al., 2005; Wissink, Dekovic & Meijer, 2006). Uit onderzoek bij grote groepen middelbare scholieren bleek dat allochtone scholieren minder emotionele problemen rapporteerden dan autochtone scholieren (Van Geel & Vedder, 2010). Op basisschoolleeftijd werd dit verschil niet gevonden (Van Dorsselaer et al., 2010). Allochtone en Marokkaanse ouders rapporteerden meer emotionele problemen bij hun kinderen dan autochtone ouders, terwijl leerkrachten en kinderen zelf in deze onderzoeken evenveel emotionele problemen rapporteerden als Nederlandse kinderen (Reijneveld et al., 2005; Stevens et al., 2003; Vollebergh et 15 al., 2005). Een onderzoek bij jonge kinderen van verschillende etniciteiten uit achterstandwijken in grote steden waarbij psychiatrische diagnoses werden gesteld, vond geen verschil in het vóórkomen van emotionele stoornissen (Zwirs et al., 2007). Gedragsproblemen werden vaker (Van Dorsselaer et al., 2010) of even vaak (Dekovíc et al., 2004; Van Geel & Vedder, 2009; Wissink et al., 2006) gerapporteerd door allochtone scholieren in vergelijking met hun Nederlandse leeftijdgenoten. Leerkrachten rapporteerden veel meer gedragsproblemen bij allochtone en Marokkaanse leerlingen dan bij Nederlandse leerlingen (Zwirs, 2006), terwijl ouders en kinderen in hetzelfde onderzoek evenveel of minder gedragsproblemen rapporteerden (Stevens et al., 2003; Vollebergh et al., 2005). In het onderzoek van Zwirs en collega’s (2007) werden echter ook voor gedragsstoornissen geen verschillen tussen verschillende etniciteiten gevonden bij jonge kinderen uit achterstandswijken. Verder hebben (vooral 2e generatie) Marokkaanse mannen op jongvolwassen leeftijd een hogere kans om een psychotische stoornis te ontwikkelen dan Nederlanders (Veling et al., 2006). Samenvattend tonen de onderzoeken naar psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse kinderen en jongeren tot op heden verschillende uitkomsten en laten ze grote verschillen zien tussen de verschillende informanten (kind, ouder, leerkracht). Zodoende is er geen ondubbelzinnige uitspraak te doen over het vóórkomen van psychische problemen bij Marokkaanse jeugd. Wel is bekend dat allochtone jongeren – en specifiek Marokkaanse jongeren – vaak te maken krijgen met maatschappelijke problematiek. Zo zijn Marokkaanse jongeren oververtegenwoordigd in de criminaliteit, de schooluitval en de werkloosheid (De Boom, Weltevrede, Van Wensveen, Van San & Hermus, 2010). Het is nog onduidelijk in hoeverre deze oververtegenwoordiging gecorreleerd is met psychische problemen bij Marokkaanse jongeren, maar het zou een indicatie kunnen zijn van een hogere mate van psychische problemen bij deze groep. Wel is gebleken dat Marokkaanse jongens in preventieve hechtenis weliswaar meer psychische problemen hadden dan Marokkaanse jongens uit de algemene populatie, maar minder dan Nederlandse jongens in preventieve hechtenis (Veen, Stevens, Doreleijers, Van der Ende & Vollebergh, 2010). In contrast hiermee blijkt migrantenjeugd sterk ondervertegenwoordigd in de reguliere geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Terwijl er in de forensische GGZ juist meer allochtone jongeren behandeld worden (Boon, De Haan & De Boer, 2010). Dit kan betekenen dat onbehandelde psychische problemen bij migrantenjeugd pas later, als de problemen zo groot zijn geworden dat er maatschappelijke problematiek ontstaat, door tussenkomst van de rechter worden onderkend. Wat zijn risico- en beschermende factoren voor psychische problemen en stoornissen? Psychische stoornissen bij kinderen en jongeren worden veroorzaakt door een complexe wisselwerking tussen verschillende factoren op gebied van het individu, de familie, de vriendengroep, de school en de buurt (Martin, Volkmar & Lewis, 2007). Sommige factoren verhogen het vermogen om met dagelijkse moeilijkheden en problemen om te gaan. Deze factoren verhogen de draagkracht van iemand en worden ook wel beschermende factoren genoemd. Andere factoren dragen juist bij aan dagelijkse moeilijkheden en problemen. Deze factoren verhogen de draaglast van iemand en worden ook wel risicofactoren genoemd. Wanneer de balans tussen draagkracht en draaglast verstoord raakt en iemand heeft meer draaglast dan draagkracht, kunnen er psychische stoornissen ontstaan. De balans kan weer in evenwicht gebracht worden door 16 hetzij versterken van de draagkracht (medicatie, sociale vaardigheidstraining, cognitieve gedragstherapie, gezinsinterventie, remedial teaching), hetzij door het doen afnemen van de draaglast (minder moeilijke school, minder prikkels van buitenaf, etc.). Risico- en beschermende factoren voor psychische stoornissen liggen op verschillende ontwikkelingsbeïnvloedende niveaus rondom het kind. De factoren op deze niveaus kunnen vaker of minder vaak voorkomen bij etnische minderheden dan bij autochtone jeugd. Ook hoeven factoren bij deze groep niet dezelfde invloed te hebben op psychische stoornissen als bij Nederlandse kinderen en jongeren. Naast factoren op kind-, gezins- en omgevingsniveau hebben kinderen met een niet- Nederlandse achtergrond bovendien te maken met factoren die specifiek te maken hebben met de migratie van de kinderen zelf of hun ouders. Deze factoren worden minderheidsspecifieke factoren genoemd. In dit rapport worden risico- en beschermende factoren voor psychische stoornissen bij Marokkaanse jeugd onderverdeeld in kind-, gezins-, omgevings- en minderheidsspecifieke factoren. Welke kindfactoren hebben een verband met psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? Een positief zelfbeeld en een goede intelligentie zijn bekende eigenschappen die bijdragen aan het vermogen van kinderen om met problemen en moeilijkheden om te gaan en beschermen zo tegen het ontwikkelen van psychische problemen. Een achterstand in de taalontwikkeling is specifiek een risicofactor voor gedragsproblemen (Matthys, 2006). In overeenstemming hiermee vonden Paalman, Van Domburgh en Doreleijers (2010) dat Marokkaanse kinderen met één of meerdere politiecontacten vóór het 12e jaar een grotere leesachterstand hadden dan Marokkaanse kinderen zonder politiecontacten. Verschillende eigenschappen of karaktertrekken vormen de persoonlijkheid van iemand. Sommige mensen raken door een stoornis in de ontwikkeling van hun persoonlijkheid met zichzelf of hun omgeving in de problemen. Slechts weinig mensen hebben daadwerkelijk een persoonlijkheidsstoornis. Voor het 18e jaar kan er geen persoonlijkheidsstoornis gediagnosticeerd worden, wel kan gesproken worden van persoonlijkheidstrekken van een bepaalde stoornis. Voor psychopathische persoonlijkheidstrekken zijn bijvoorbeeld egocentrisch en manipulatief gedrag in omgang met anderen (inter-persoonlijke factor), het gebrek aan schuldgevoel en empathie (affectieve factor) en impulsief en onverantwoordelijk gedrag (gedragsfactor) kenmerkend. Bij narcistische persoonlijkheidstrekken staan grootheidsgevoelens, een gebrek aan empathie, een sterke behoefte aan bewondering en overgevoeligheid voor het oordeel van anderen centraal. De grootheidsgevoelens zijn echter een compensatie voor het eigenlijke lage gevoel van eigenwaarde. Daarom heeft een persoon met narcistische trekjes behoefte aan bevestiging en kan het niet goed tegen kritiek. Zowel psychopathische als narcistische persoonlijkheidstrekken hangen nauw samen met gedragsproblemen (Frick, Bodin & Barry, 2000). Er bestaan twee verschillende vormen van agressie: reactieve en proactieve agressie. Reactieve agressie is een impulsieve reactie op gedrag van iemand anders. Reactief agressieve kinderen vinden snel dat anderen slechte bedoelingen met hen hebben. Daardoor voelen deze kinderen zich snel bedreigd en behandelen ze anderen, mede doordat ze zich moeilijk kunnen beheersen, agressief. Ze 17 zien niet goed in dat de boosheid ook van henzelf komt. Proactieve agressie is een vorm van agressief gedrag dat bewust wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken. Dit doel kan instrumenteel van aard zijn of het kan op iemand anders gericht zijn, met het doel de ander te intimideren of domineren en zo sociale voordelen te bereiken. Reactief agressieve kinderen hebben een hogere kans op zowel emotionele als gedragsproblemen. Proactief agressieve kinderen hebben voornamelijk een hogere kans op gedragsproblemen (De Medts, 2003). Welke gezinsfactoren hebben een verband met psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? Het is bekend dat kinderen van gescheiden ouders een hogere kans hebben om psychische problemen te ontwikkelen. Bij een onderzoek onder Marokkaanse jeugd bleken echter de burgerlijke staat van de ouders en het aantal kinderen in het gezin niet bij te dragen aan de ontwikkeling van emotionele en gedragsproblemen (Stevens, Vollebergh, Pels & Crijnen, 2005b en c). Uit ander onderzoek bleek dat Marokkaanse kinderen uit grotere gezinnen en kinderen die tenminste één oudere broer hebben wel een hoger risico hebben op een politiecontact voor hun 12e jaar (Paalman et al., 2010). De sociaaleconomische status (opleidingsniveau, beroepsstatus, inkomen) is vaak lager bij Marokkaanse dan bij Nederlandse ouders (CBS, 2004). Kinderen die opgroeien in een gezin met een lage sociaaleconomische status (SES) hebben vaker last van psychische problemen (Bradley & Corwyn, 2002). Binnen een groep Marokkaanse adolescenten had de SES van het gezin geen invloed op het vóórkomen van emotionele of gedragsproblemen (Stevens et al., 2005b en c). Dit is echter slechts eenmaal onderzocht bij Marokkaanse jeugd. Het feit dat er geen relatie werd gevonden kan ook verklaard worden door het feit dat er bijna alleen maar Marokkaanse gezinnen zijn onderzocht met een lage SES en er zo geen variatie was om een verband aan te tonen. Psychische problemen van de ouder(s) kunnen ook invloed hebben op psychische problemen van hun kinderen (Mordoch & Hall, 2002). In het onderzoek van Stevens en collega’s (2005b en c) waren ouderlijke psychische problemen nauwelijks gerelateerd aan gedragsproblemen en slechts zwak aan emotionele problemen bij Marokkaanse adolescenten. De kwaliteit van de ouderkind relatie en aspecten van de opvoeding, hebben ook invloed op de ontwikkeling van kinderen. De invloed van deze factoren op psychische problemen is niet anders voor Marokkaanse kinderen dan voor Nederlandse kinderen. Zo zijn ondersteuning van de ouders, ouderlijke affectie en toezicht beschermende factoren en zijn negatieve interactie met de ouders en discipline in de opvoeding risicofactoren voor het ontwikkelen van psychische problemen bij kinderen van elke etniciteit (Eichelsheim et al., 2010) en dus ook bij Marokkaanse jeugd (Stevens et al., 2005b, c en d). Welke omgevingsfactoren hebben een verband met psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? Verschillende onderzoeken lieten een verband zien tussen het leven in een buurt met een lage SES en een verhoogde kans op emotionele en gedragsproblemen bij kinderen (Boyle & Lipman, 2002; Geordiades, Boyle & Duku, 2007; Levental en Brooks-Gunn, 2000). Ook is bekend dat wonen in een buurt met een hoge mate van verstedelijking en een slechtere leefbaarheid samengaan met meer psychische problemen (Caracci, 2008). Uit het onderzoek van Paalman en collega’s (2010) bleek dat zowel de groep jeugdige Marokkaanse delinquenten als de controlegroep uit buurten met een lage SES kwamen. Marokkaanse kinderen met meerdere politiecontacten kwamen echter wel uit de 18 Figuur 2: Acculturatiestrategieën volgens het model van Berry (2005) buurten met de slechtste leefbaarheid. Uit bovenstaande onderzoeken kan de conclusie worden getrokken dat leven in een achterstandswijk in een grote stad gepaard gaat met een hoger risico op psychische problemen. Wat betreft de etnische samenstelling van de buurt blijkt dat bij etnische minderheden het wonen in een buurt met een hoge concentratie van de eigen etnische groep samengaat met minder emotionele en gedragsproblemen (Geordiades et al., 2007; Veling et al., 2008). Datzelfde geldt voor leven in een buurt met een hoge dichtheid van migranten in het algemeen en dus niet uitsluitend van de eigen etnische groep (Boydell et al., 2001). Met betrekking tot de etnische samenstelling van de schoolklas worden soortgelijke resultaten gevonden. Leerlingen behorende tot een etnische minderheid rapporteren meer gedragsproblemen in klassen met weinig andere migrantenjongeren (Gieling, Vollebergh & Dorsselaer, 2010). Het omgaan met risicovolle vrienden wordt gezien als een belangrijke risicofactor voor gedragsproblemen (Brendgren, Vitaro, & Bukowski, 2000; Dekovíc et al., 2004). De omgang met risicovolle vrienden wordt ook geassocieerd met emotionele problemen (Dekovic, 1999; Posner & Vandell, 1999). Sociale steun van familie, vrienden of belangrijke anderen draagt bij aan het vermogen van kinderen om met dagelijkse problemen en moeilijkheden om te gaan en beschermt zo tegen het ontwikkelen van psychische problemen. Uit het onderzoek van Stevens en collega’s (2005b en c) bleek dat steun van ouders samenhing met minder emotionele en gedragsproblemen bij Marokkaanse jongeren. En dat steun van vrienden alleen samenhing met minder emotionele problemen, maar dit effect was minder sterk vergeleken met het effect van steun van ouders. Welke minderheidsspecifieke factoren hebben een verband met psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse jeugd? Migrantenjeugd kan opgedeeld worden in twee groepen; 1e generatie migrantenjeugd is zelf in het buitenland geboren en 2e generatie migrantenjeugd heeft ten minste één ouder die in het buitenland is geboren. Eerste generatie allochtone jongeren hebben over het algemeen minder emotionele problemen dan en evenveel gedragsproblemen als autochtone jongeren, terwijl tweede generatie jongeren evenveel emotionele en gedragsproblemen hebben als autochtone jongeren (Harker, 2001; Van Geel & Vedder, 2010). Ook hebben 2e generatie migranten en 1e generatie migranten die op een jongere leeftijd naar Nederland kwamen een hogere kans om schizofrenie te ontwikkelen op latere leeftijd (Charalabaki, Bauwens, Stefos, Madianos & Mendlewicz, 1995; Veling, persoonlijke communicatie). Psychologische acculturatie heeft betrekking op de mate waarin bijvoorbeeld een Marokkaanse Nederlander zich Marokkaans of Nederlands voelt en in hoeverre zijn normen en waarden aansluiten bij de oorspronkelijke Marokkaanse of nieuwe Nederlandse cultuur. Een veel gebruikt model is dat van Berry, dat vier verschillende acculturatie strategieën onderscheidt (Berry, 2005; zie figuur 2). Gedragsacculturatie heeft te maken met de mate waarin iemand zich Marokkaans of Nederlands gedraagt, dus bijvoorbeeld welke taal hij het meeste gebruikt of hoe de samenstelling van zijn vriendengroep is (Ait Ouarasse & Van de Vijver, 2005). Over het algemeen wordt integratie 19 gezien als de meeste gunstige strategie voor een goede psychische gezondheid (Berry, Phinney, Sam, & Vedder, 2006) en marginalisatie als de meest ongunstige strategie (Sam, 2000). Sommige onderzoeken vonden een verband tussen assimilatie en een groter risico op psychische problemen (Ward & Kennedy, 1994) en enkele onderzoekers vonden minder psychische problemen bij migranten met een separatiestrategie (Kamperman, Komroe & De Jong, 2003). In Nederlands onderzoek werd gevonden dat migranten die zich niet of negatief identificeerden met hun eigen etnische groep een hogere kans op schizofrenie hebben (Veling, Hoek, Wiersma, & Mackenbach, 2010). Bij VMBO-leerlingen had assimilatie een verband met emotionele problemen en separatie met gedragsproblemen (Van Geel, 2009). Uit onderzoek van Stevens, Vollebergh, Pels en Crijnen (2007) bleek dat Marokkaanse meisjes met een gemiddelde oriëntatie op zowel de Marokkaanse als de Nederlandse cultuur meer emotionele en gedragsproblemen rapporteerden. Dit kon verklaard worden door de vele conflicten tussen de ambivalent geaccultureerde meisjes en hun ouders. Verder bleek dat allochtone ouders die een goede Nederlandse taalvaardigheid hebben, meer communiceren en interacteren met hun kind, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van hun kinderen (Driesen, 2004). Geloof kan bijdragen aan het vermogen van mensen om met problemen en moeilijkheden om te gaan en kan zo beschermen tegen het ontwikkelen van psychische problemen (Hackney & Sanders, 2003; Koenig, 2009). In het onderzoek van Stevens en collega’s bleek identificatie met de Islam ook beschermend te zijn tegen emotionele en gedragsproblemen (Stevens et al., 2005b en c). Er bestaat een onderscheid tussen persoonlijke- en groepsdiscriminatie. Bij persoonlijke discriminatie heeft een persoon zelf het gevoel gediscrimineerd te worden, terwijl groepsdiscriminatie betekent dat een persoon het gevoel heeft dat de groep waar hij zichzelf toe rekent wordt gediscrimineerd. In Nederland geeft 55% van de Marokkaanse Nederlanders aan ooit gediscrimineerd te zijn (Van Dijk, Agyemang, Wit & Hosper, 2010). Marokkaanse kinderen en jongeren die discriminatie ervaren hebben meer emotionele en gedragsproblemen (Van Dijk et al., 2010; Stevens et al., 2005b en c). Op jongvolwassen leeftijd heeft groepsdiscriminatie mogelijk een verband met schizofrenie (Veling et al., 2007). Cultureel wantrouwen is een reactie van een minderheidsgroep op discriminatie en vooroordelen vanuit de meerderheidsgroep. Cultureel wantrouwen kan migranten een manier geven om negatieve ervaringen met de meerderheidgroep af te schuiven op de andere cultuur. Zo kan deze manier van denken beschermen tegen discriminatie en zo het gevoel van eigenwaarde verhogen (Whaley, 2001). Cultureel wantrouwen bleek een verband te hebben met delinquent gedrag (Biafora et al., 1994; Taylor, Biafora & Warheit, 1994). Van Gemert (1998) stelde dat Marokkanen uit een cultuur komen waarin wantrouwen alom aanwezig is. Vooral in het Rifgebergte, waar veel Marokkaanse Nederlanders vandaan komen, heerst veel wantrouwen. Dit wantrouwen is via culturele reproductie ook te zien bij Marokkaanse Nederlanders (Harchaoui, 2001). Wat is de stand van zaken van voorgaand onderzoek? Hoewel voorgaand onderzoek naar de aard en omvang van psychische problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren waardevolle informatie heeft opgeleverd, is er nog te weinig onderzoek gedaan om stevige conclusies te kunnen trekken. Vooral omdat er in bestaande onderzoeken inconsistente resultaten behaald zijn en er discrepanties tussen de verschillende informanten werden gevonden. Bovendien is er is er geen onderzoek gedaan bij Marokkaanse jeugd buiten de 4 grote steden (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht), terwijl meer dan de helft (53,7%) van de Marokkaanse jeugd opgroeit buiten deze steden (CBS, 2011). Daarnaast is alleen bij jonge Marokkaanse kinderen 20 het vóórkomen van daadwerkelijke psychische stoornissen onderzocht. Omdat verondersteld wordt dat normen voor vragenlijsten kunnen verschillen voor Marokkaanse jeugd door taal- en cultuurverschillen – door andere interpretaties van Marokkaanse kinderen en hun ouders en andere interpretaties van het gedrag van Marokkaanse kinderen door leerkrachten – is het niet duidelijk hoe scores op vragenlijsten correleren met daadwerkelijke psychische diagnoses bij Marokkaanse jeugd en is het wenselijk ook dit vóórkomen van diagnoses te onderzoeken. Doel en vraagstelling Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de aard en omvang van psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse kinderen en jongeren tussen 9 en 16 jaar. Verder richt het onderzoek zich op risico- en beschermende factoren op kind-, gezins-, omgevings- en minderheidsspecifiek niveau die een verband zouden kunnen hebben met psychische problemen bij deze groep. Om bovenstaande doelen te bereiken zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Wat is de aard en omvang van psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse kinderen en jongeren uit de algemene bevolking? 2. Welke factoren hebben verband met psychische problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren? Aan de hand hiervan kunnen concrete aanbevelingen worden gevormd om psychische problemen bij Marokkaanse jeugd te voorkomen, als ze zich voordoen ze vroeg te kunnen signaleren en om Marokkaanse kinderen en jongeren met dergelijke problematiek in de zorg te krijgen en te houden. Inhoud rapport In dit rapport worden bovenstaande twee onderzoeksvragen beantwoord. In hoofdstuk 2 zal eerst de methode van het onderzoek besproken worden: Hoe is het onderzoek uitgevoerd? In hoofdstuk 3 wordt vervolgens de eerste onderzoeksvraag beantwoord: Wat is de aard en omvang van psychische problemen en stoornissen bij Marokkaanse kinderen en jongeren uit de algemene bevolking? In hoofdstuk 4 wordt de tweede onderzoeksvraag beantwoord: Welke factoren hebben een verband met psychische problemen bij Marokkaanse kinderen en jongeren? Tot slot worden in hoofdstuk 5 de resultaten op de onderzoeksvragen samengevat en bediscussieerd. In hoofdstuk 6 wordt er een conclusie geformuleerd en worden er aanbevelingen op basis van deze conclusie gegeven. 21 Hoofdstuk 2: Methode 2.1 Onderzoeksopzet Het onderzoek bestaat uit twee fasen. In de eerste fase is via scholen een screening van een grote groep (N=1563, waarvan N=408 Marokkaanse) kinderen en jongeren tussen 9 en 16 jaar uit de algemene bevolking in Nederland uitgevoerd. De deelnemende leerlingen hebben een aantal vragenlijsten ingevuld. Ook leerkrachten hebben per deelnemende leerling een vragenlijst ingevuld. In de screeningsfase werden hele klassen onderzocht met leerlingen van verschillende etniciteiten om zo het vóórkomen van psychische problemen en bepaalde factoren die hier een verband mee zouden kunnen hebben te kunnen vergelijken tussen Marokkaanse en Nederlandse jeugd. Er is gekozen voor een brede leeftijdsrange tussen 9 en 16 jaar om te achterhalen op welke leeftijd kinderen al dan niet psychische stoornissen ontwikkelen en op welke leeftijd bepaalde risico- en beschermende factoren van invloed zijn. Uit de totale groep van Marokkaanse kinderen en jongeren uit de screeningsfase zijn aan de hand van de zelf- en leerkrachtrapportage twee contrastgroepen (een hoog- en een laagrisicogroep) van kinderen en jongeren voor de tweede fase van het onderzoek, de diagnostische fase, geselecteerd (voor de selectieprocedure zie paragraaf 2.2). Er is gekozen voor de selectie van een hoog- en een laagrisicogroep om te kunnen onderzoeken in hoeverre hoogrisico Marokkaanse kinderen en jongeren verschillen van laagrisico Marokkaanse kinderen en jongeren op het gebied van psychische stoornissen. Hoogrisico kinderen en jongeren worden onderzocht om de prevalentie van psychische stoornissen bij Marokkaanse jeugd vast te stellen en te testen in hoeverre hoge scores op vragenlijsten ook samenhangen met daadwerkelijke aanwezigheid van psychische stoornissen. Verder worden hoogrisico kinderen onderzocht om risicofactoren van deze psychische stoornissen te achterhalen. Laagrisico kinderen en jongeren worden onderzocht als contrastgroep en om beschermende factoren te identificeren. Bij deze 152 geselecteerde Marokkaanse kinderen en jongeren is een diagnostisch psychiatrisch interview afgenomen en is een ouder/verzorger (meestal de moeder) geïnterviewd om meer over het gezin, de verdere ontwikkeling en sociale omgeving van het kind in kaart te brengen. Omdat kinderen zelf de beste rapporteurs zijn van emotionele problemen en leerkrachten of ouders de beste rapporteurs van gedragsproblemen, wordt er in dit onderzoek gebruik gemaakt van een zelf-, leerkracht- en ouderrapportage. Figuur 3 toont het onderzoeksontwerp in een schema. Screeningsfase (2009-2010)* N = 1563 n = 408 Marokkaanse jeugd n = 693 Nederlandse jeugd n = 462 andere kinderen en jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond Diagnostische fase (2010-2011)* N = 152** n = 69 hoogrisico Marokkaanse jeugd n = 83 laagrisico Marokkaanse jeugd ** Geselecteerd uit de groep van 408 Marokkaanse jeugd uit de screening Figuur 3: Onderzoeksontwerp *De kleuren van de screenings- en diagnostische fase in deze figuur corresponderen met de kleuren van de overige tabellen en figuren in dit rapport. 22 2.2 Onderzoeksgroep Screeningsfase Voor de screeningsfase van het onderzoek zijn verschillende basis- en middelbare scholen door heel Nederland benaderd voor deelname aan het onderzoek. Omdat het onderzoek zich primair richtte op Marokkaanse kinderen en jongeren, zijn er voornamelijk scholen benaderd in gebieden waar (relatief) veel Marokkaanse gezinnen wonen. Daarnaast is er bij de selectie van de middelbare scholen gestreefd naar zoveel mogelijk spreiding in schoolniveau. Het onderzoek richt zich op kinderen en jongeren tussen 9 en 16 jaar, daarom zijn alleen leerlingen uit de groepen 6, 7 en 8 van basisscholen en de klassen 1, 2 en 3 van middelbare scholen betrokken in het onderzoek. Op deze manier kunnen er twee leeftijdcohorten gevormd worden; een cohort met (voornamelijk) basisschoolleerlingen van 9 tot en met 12 jaar en een cohort met (voornamelijk) middelbare schoolleerlingen van 13 tot en met 16 jaar. Ondanks het feit dat vooral middelbare scholen veel verzoeken krijgen voor onderzoek en dat veel scholen een onderzoek bij hun leerlingen als een grote belasting ervaren, heeft toch bijna 80% van de door ons benaderde scholen meegewerkt aan het onderzoek. In totaal hebben achttien scholen deelgenomen aan de screening; acht basisscholen in Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Roosendaal en Zeist, en tien middelbare scholen in Amersfoort, Den Bosch, Den Haag, Gouda, Nieuw-Vennep, Tiel en Weert (zie figuur 4). De gescreende groep bestaat uit 1563 deelnemers, dit is 85,7% van de oorspronkelijke benaderde kinderen en jongeren. Hierbij heeft 6,3% niet deelgenomen aan het onderzoek omdat de ouders geen toestemming gaven, 7,0% was op het moment van afname van het onderzoek absent en minder dan 1% van de kinderen wilde zelf niet meedoen aan het onderzoek. In totaal is 91,1% van de leerkrachtvragenlijsten van de deelnemende leerlingen (N=1563) retour ontvangen. In figuur 5 is de respons schematisch weergegeven. De onderzoeksgroep is wat betreft etnische achtergrond over de volgende etnische groepen verdeeld; 44,3% is Nederlands, 26,1% is Marokkaans, 11,3% is Turks, 2,9% is Surinaams, 2,0% is Antilliaans of Arubaans en 13,3% heeft een andere etnische achtergrond. In dit rapport worden alleen resultaten gepresenteerd van de groep Marokkaanse jeugd met de groep Nederlandse jeugd als vergelijkingsgroep. In tabel 1 wordt de Marokkaanse en Nederlandse jeugd weergegeven naar Leerling wil niet meedoen N=18 (< 1%) Onderzoeksgroep N=1563 (85,7%) Geen toestemming ouders N=115 (6,3%) Absente leerlingen N=128 (7,0%) Totaal geselecteerde leerlingen N=1824 (100%) Leerkrachtvragenlijst retour N=1424 (91,1%) Leerkrachtlijst niet retour N=139 (8,9%) Figuur 5: Respons screeningsfase Figuur 4: Deelnemende basis- en middelbare scholen in Nederland 23 sekse en leeftijd. Er hebben evenveel meisjes als jongens meegedaan binnen de groep Marokkaanse en Nederlandse jeugd. Het valt op dat er in het leeftijdscohort van 9 tot en met 12 jaar meer Marokkaanse leerlingen hebben deelgenomen aan het onderzoek en in het leeftijdscohort van 13 tot en met 16 jaar meer Nederlandse leerlingen. Dit komt doordat er relatief meer ‘zwarte’ basisscholen zijn bezocht en relatief meer ‘witte’ middelbare scholen. Op het moment van afname was de gemiddelde leeftijd van de Marokkaanse kinderen en jongeren 12 jaar en 8 maanden. De gemiddelde leeftijd van de Nederlandse kinderen en jongeren was 13 jaar en 2 maanden, zij waren daarmee significant ouder. Daarom zijn de resultaten voor de verschillen tussen Marokkaanse en Nederlandse jeugd in dit rapport gecontroleerd voor leeftijd. Tabel 1: Percentages en aantallen Marokkaanse en Nederlandse jeugd naar sekse en leeftijdscohort, screeningsfase Marokkaanse jeugd Nederlandse jeugd Totaal p-waarde1 Jongens 50,7% (207) 55,1% (382) 53,5% (589) NS Meisjes 49,3% (201) 44,9% (311) 46,5% (512) 9-12 jaar 44,4% (181) 28,4% (197) 34,3% (378) < 0.001 13-16 jaar 55,5% (227) 71,6% (496) 65,7% (723) Totaal 100% (408) 100% (693) 100% (1101) Verklaring afkorting: NS = Niet significant 1 Een p-waarde geeft de significantie van een verschil aan. Een algemene regel in de wetenschap is dat een p-waarde onder de 0.05 als significant wordt gezien Diagnostische fase Voor de diagnostische fase van het onderzoek zijn 233 Marokkaanse kinderen op basis van de resultaten van de vragenlijsten die afgenomen zijn bij kinderen en hun leerkrachten in de screeningsfase geselecteerd. Kinderen die hoger scoorden dan twee standaarddeviaties boven het gemiddelde op één van de vragenlijsten die psychische problemen in kaart brengen, namelijk de SDQ, SAHA en selectie items K-SADS-PL (zie instrumenten), vormden de hoogrisicogroep (N=105). Kinderen die op al deze vragenlijsten lager dan één standaarddeviatie boven het gemiddelde scoorden vormden de laagrisicogroep (N=128). Hiervoor is gekozen omdat er slechts weinig kinderen waren die op alle vragenlijsten lager dan het gemiddelde scoorden. De gemiddelden en standaarddeviaties van de scores op de vragenlijsten zijn apart bepaald voor de twee leeftijdscohorten. Bij de laagrisicogroep van het jongste leeftijdscohort (9 t/m 12 jaar) is een aselecte steekproef genomen (55 van de 77), omdat deze groep anders te groot was. Uiteindelijk hebben 159 moeders meegewerkt en is bij 160 kinderen het eerste deel van het kindonderzoek afgenomen en bij 154 het psychiatrisch interview. In dit rapport worden alleen de resultaten gepresenteerd van de Marokkaanse gezinnen waarbij zowel het moeder- als het kindonderzoek en het psychiatrisch onderzoek afgenomen zijn (N=152). In figuur 6 is de respons schematisch weergegeven. 24 In tabel 2 wordt de hoog- en laagrisicogroep weergegeven naar sekse en leeftijdscohort. In de hoogrisicogroep hebben meer jongens meegedaan dan in de laagrisicogroep. De kinderen en hun moeders werden gemiddeld iets langer dan een jaar na de screening onderzocht voor de diagnostische fase. De kinderen en jongeren waren zodoende ook gemiddeld een jaar ouder dan in de screening; 13 jaar en 7 maanden. In tabel 2 is te zien dat de leeftijdscohorten (die ook met een jaar zijn verschoven) gelijk verdeeld zijn over de hoog- en laagrisicogroep. Tabel 2: Percentages en LikeLike
      • kernrob4 zegt:

        Dank dat je dit mij opstuurt ik ga het aandachtig lezen. Ik onderkend ook het probleem. Maar over genocide mogen we niet denken noch praten. Kwestie van beschaving.Het maakt mij geen D66 het fatsoen. Ik ben altijd trouw gebleven aan Geert en Pim dus. VR gr Robert Kern

        Like

  13. janfreak zegt:

    Denk niet dat dit lukt, we hebben wel de Universele rechten van de mens ondertekend en daar valt ook ideologie onder.

    Like

    • Tom Hendrix zegt:

      @janfreak: 23.25. uur, op 15/6. Beste Jan, de moslims vegen hun kont af, aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Ze overtreden artikel 1 en artikel 18 van de betreffende verklaring.

      Like

  14. leefbarbaar zegt:

    Je hoeft de islam niet te verbieden.
    Stop alle subsidies aan het haatgeloof. Geen cent meer naar mosketen en naar besmet onderwijs. Geen cent meer naar doelgroepenstichtingen. Het zal snel gedaan zijn als M&F zelf van hun uitkering hun geloof moeten onderhouden.
    En tolereer natuurlijk geen buitenlandse geldschieters.
    Zo blijft geloven vrij, een grondrecht, en wordt de scheiding tussen kerk / stemvee en staat, eindelijk ingevoerd.

    Like

  15. lucky bee zegt:

    Er gaat niets gebeuren zo lang als de VVD en de PvdA zamen in een regering zitten. Med de steun van de Chrstelijke partijen, blijven wij de tien geboden verletzen. zijn de CDA CU en SGP wel nog Christelijke partijen?om deze regering te steunen?

    Like

  16. vanhetgoor zegt:

    Verbieden heeft niet veel zin als er zoveel collaborateurs zijn die het diep in hun hart wel prettig vinden dat de beschaving wordt benadeeld.

    Verbieden heeft echt geen zin omdat ook er verboden zijn om dronken achter het stuur te zitten. Men doet het toch! Wat wel helpt is om de randvoorwaarden te scheppen, het onmogelijk maken dat de islam door gaat met het verzieken van de maatschappij overal ter wereld. Het enige doel van de islam is de jacht naar geld en macht, door dit onmogelijk te maken bestrijdt men de islam pas goed. Niemand ligt wakker van het geloof want dat is erg dom en hangt van de leugens aan elkaar. Maar dit ‘geloof’ is ook niet het punt, het gaat om het verwerven van invloed en het beheersen van zwakke en domme mensen. Door de speerpunten dáár op te richten kan men voorkomen dat de misdadigers de door hen zo gewenste macht krijgen.

    De strijd tegen de islam kan klein beginnen, overal waar die ziekte om zich geen grijpt moet actie worden ondernomen. Bij het buurthuis moet de islam bestreden worden, in de gemeente, op straat. Misschien moet er heel erg klein worden begonnen, elke snackbar-houder moet er van doordrongen zijn dat halal voedsel de eerste stap is die wordt genomen. Weiger daarom consequent altijd halal voedsel, maar ook de producten die door besmette ondernemingen op de markt worden gebracht. Geef collaborateurs geen kans om de ziekte door te geven aan anderen! Overal waar geheuld wordt met de vijand van de beschaving daar moet worden teruggeslagen. Door te boycotten geeft men een duidelijk signaal af. Dat moet door collaborateurs kunnen worden begrepen, en ook door die geestelijk onvolwassen islamieten zelf. Als er geen geld aan de ene kant meer bij komt, dan kan dat aan de andere kant niet worden uitgegeven om slechte zaken mee te doen.

    Like

  17. koddebeier zegt:

    Islam verbieden: begin in Nederland, echter dat zal hier in Nederland nooit lukken want ‘onze’ regering bestaat uit schapen en lammeren, net als 99% van de autochtone bevolking en die laten zich gewillig naar de slachtbanken van de Islam leiden !!

    Like

    • Care zegt:

      Heeft er mee te maken dat vele zwakzinnige in dit land oorspronkelijk christenen zijn en dan kan je natuurlijk niet andere waanbeelden verbieden.

      Like

  18. paulzwueste zegt:

    De islam MOET en ZAL ook verboden worden!!! Let op mijn woorden. Dat laf vrijblijvend wegkijken van de meesten onder ons zal op een gegeven moment ophouden te bestaan omdat de ka het schip zal keren!

    Like

  19. Tempelier. zegt:

    http://www.telegraaf.nl/binnenland/22744952/___Veel_NL_ers_bij_ISIS___.html
    Kijk hier gaat het al mis, door ze rebellen te noemen en heel zorgvuldig het woord islam omzeilen, terwijl het gewoon islamterroristen zijn die op een kalifaat uit zijn. Bedankt Unie en Obama , doe nog maar een donatie van ons geld.

    Like

  20. danny zegt:

    ontstaan moet natuurlijk onstaat zijn.

    Like

  21. Aragon zegt:

    Persoonlijk zie ik maar één goede oplossing voor teruggekeerde “strijders”.
    Dat is om ze in Nederland te laten “sneuvelen”.
    Het probleem is dat dit in strijd is met de Nederlandse wet.

    Like

Plaats een reactie