Mara

Screenshot_85

(Door: “Taljaard”)

September 2017. Het was een zonnige zondagmorgen in de vroege herfst. Omdat schrijver dezes niet hoefde te preken, begaf hij zich naar de eigen kerkelijke gemeente om daar onder het Woord te zitten. Omdat ik nogal slecht ter been ben, werd de auto op een parkeerplaats voor invaliden neergezet. En vlakbij kon men twee mensen naast elkaar zien staan die duidelijk niet tot de reguliere kerkgangers van deze gemeente behoorden. Van een afstandje leken zij jeugdig, maar bij nadere beschouwing waren beiden de veertig, en waarschijnlijk ook de vijftig, al ruim gepasseerd. Het waren een man en een vrouw. Zij maakten beiden geen aanstalten om het kerkgebouw te betreden. De vrouw hield een blocnote in de hand waarop zij met een potlood notities krabbelde, terwijl de man zijn observaties aan haar kenbaar leek te maken, terwijl hij met een smartphone de kerkgangers filmde.

Omdat ondergetekende er toch langs moest, liep hij met behulp van een armkruk op hen toe en sprak hen zo vriendelijk mogelijk aan; ‘Neemt u mij niet kwalijk, maar mag ik u wat vragen?’ Ondanks deze ten toon gespreide hoffelijkheid deed de man onwillekeurig een stap terug en verschuilde de vrouw zich achter hem. Hij antwoordde alsof hij een politieagent aansprak, die hem zojuist had aangehouden;  ‘Dat mag u, meneer.’  ‘Staat u ons te observeren?’ ‘Zo kunt u het wel noemen’, zei hij, mij vorsend en schattend aankijkend, terwijl de vrouw nog steeds achter hem bleef staan; haar blocnote met beide handen tegen de platte borst gedrukt en een angstige uitdrukking op haar bleke gezicht. Dit scheen aan zijn mannelijke beschermingsinstincten te appelleren, wat hem er ogenschijnlijk toe bewoog om ondergetekende ongevraagd uitleg van hun aanwezigheid en hun hoedanigheid te geven.

Hij had grijzend halflang haar en bloeddoorlopen ogen in een rimpelig gezicht, waarmee hij ondergetekende strak en latent vijandig onder het spreken bleef aankijken. Zijn wijkende kaaklijn was opzichtig gecamoufleerd met een grijze, doorrookte sik en snor. Hij droeg een bruin leren motorjack, dat waarschijnlijk nog nooit een motorfiets had gezien. En zijn in een zogenaamde stone washed denim broek gestoken spillebenen eindigden van onderen in twee puntige cowboylaarzen met hoge hakken, die ook al niet waren bedoeld om daarmee op een paard te rijden. Onder dit openhangende motorjack droeg hij een gebloemd flanellen overhemd, waarvan de bovenste twee knopen open waren. Met om zijn hals een ketting met hanger, waarop ‘lover’ te lezen stond. Vroeg mij af, waar hij dan een liefhebber van moest wezen. Maar heb hem dit maar niet gevraagd.

De vrouw was een iele en verlepte verschijning.  Zij bleef ondergetekende schuw en achter de man verscholen beschouwen. Om haar magere en hangende schouders hing een donkerrood haveloos damesblazertje, maat bakvis.  Met daaronder een verkleurd T-shirt; met het opschrift van een Amerikaanse universiteit, waarvan het te betwijfelen was of zij die ooit had bezocht. Ook zij droeg een broek, met aan haar voetjes afgetrapte gympen. De man sprak met een Hollands accent, dus niet geboortig in de streek waar hij zich nu ophield. De vrouw bleef er het zwijgen toe doen. Het bleek dat zij een journaliste was, die met haar vriend op een blog schreef. En dat men op zijn initiatief had besloten iets daarop te schrijven over de kerkelijkheid in deze streek. Toen ondergetekende opperde dat het dan misschien geen slecht idee zou zijn om de kerkdienst bij te wonen landde dit bij hen beiden alsof hen zojuist een hoogst oneerbaar voorstel was gedaan. Letterlijk rillend van afschuw uitte de vrouw voor zichzelf een zacht, maar niettemin hoorbaar ‘Nee!’, waarbij haar gezicht nog bleker werd. ‘Dat lijkt ons niet passend, meneer.’, zei de man koeltjes. Liet hen toen ook maar staan en begaf mij naar de zijingang van de kerk. Kon de vrouw iets tegen de man horen zeggen, waaruit kon worden opgemaakt dat ondergetekende een ‘engerd’ moest heten. En dat de voornaam van haar geleider en beschermer ‘Fulco’ was.

Gezien het opschrift op de hanger van zijn halsketting was hij wel een minnaar. Maar of hij daarnaast ook een minstreel was, is mij onbekend. Fulco de minnaar, dan wel minstreel, uitte daarop de suggestie dat de invaliditeit van schrijver dezes mogelijk te wijten was aan polio, waartegen hij als kind niet was gevaccineerd. Zij schenen beiden te veronderstellen dat iemand die moeilijk loopt daarom dan automatisch ook slechthorend moest wezen. Moest mij inhouden om niet in schaterlachen uit te barsten. ‘Waar heb jij zo’n lol om?’, zo vroeg een broeder mij bij de ingang van de kerk. ‘Vertel ik je straks wel.’ Onderwijl had de vrouw haar blocnote met potlood weer ter hand genomen en ging de man verder met zijn verbale observaties; als een paar antropologen van de oude stempel, die de uitheemse gebruiken van een groep wilde inboorlingen uit Joseph Conrad’s ‘Heart of Darkness’ observeerden en beschreven zonder er zelf aan te willen deelnemen. Slechts de tropenhelmen leken hen nog te ontbreken.

Enige maanden later herinnerde ik mij de naam van het blogje dat de man had genoemd. En na twee mislukte zoekpogingen werd dit gevonden. Er stonden slechts twee artikelen op; een obligate linkse scheldpartij op Israël en de PVV, en een zogenaamde ‘dieptebeschrijving’ van de reformatorische kerkelijkheid in mijn regio. De schrijfster noemde zichzelf ‘Mara’, hetgeen ‘bitter’ betekent. En haar schrijfsels konden inderdaad als zodanig worden bestempeld. Haar schrijfvaardigheid was niettemin bovengemiddeld en soms bepaald kleurrijk en beeldend. Schrijven kon Mara dus wel.  Maar wat zij schreef, was gestempeld door een giftige haat en een razende verbittering die zelfs mij nog verbaasde.

Zij verhaalde van haar diepe existentiële walging en intuïtieve afkeer van het tafereel dat zich op deze bewuste zondagmorgen voor haar ogen voltrok. Zij had het over slaafs onderdanige vrouwen en meisjes, die in het wurgende keurslijf van een archaïsche religiositeit waren geperst, en potsierlijk uitgedost naast en achter hun in het zwart gestoken mannelijke onderdrukkers naar de kerk liepen. Hele slierten kinderen, die zij uit hun door zwangerschappen misvormde lichamen hadden geperst, vergezelden hen daarbij.

Mara vroeg zich in alle ernst af of men zich er wel van bewust was wat voor een enorme belasting op het milieu en het klimaat een dergelijk kindertal, van soms wel meer dan vier, inhield. Zij achtte het de dure plicht van iedere vrouw om niet meer dan twee kinderen, maar liever slechts één kind op deze toch al overbelaste wereld te zetten, en de rest te aborteren. In het bijzonder wanneer het jongetjes betrof, want die konden volgens Mara over het algemeen toch alleen maar doden en vernietigen. En niets bijdragen aan de in haar ogen hoogst noodzakelijke maatschappelijke, sociale en economische veranderingen, die in de toekomst dienden plaats te vinden om de planeet en de mensheid voor een ecologische catastrofe te behoeden. Ze schreef dat ze het deze, aan een afschuwelijk lot onderworpen en onderdrukte vrouwen en meisjes, wel had willen toe schreeuwen om hun banden en kettingen te verbreken en zich aan hun patriarchale slavenmeesters te ontworstelen. Verder vervulde de gedachte aan de ongetwijfeld talloze homoseksuele jongens en lesbische meisjes, die het ongeluk hadden om in zo’n afgrijselijke leefwereld op te moeten groeien, haar met een verstikkend medelijden. En zij speurde ingespannen naar tekenen van mishandeling en geweld bij de vaak vrolijke en onbekommerd onder elkaar keuvelende tieners die haar en haar metgezel, die de moed had om haar op dit ‘veldonderzoek’ te vergezellen, voorbij liepen.

Ook stoorde zij zich bijzonder aan het stuitende gebrek aan ‘kleur’ en diversiteit onder de door haar en haar metgezel geobserveerde groep, wat voor haar een reden was om te schrijven over een reservaat van wit privilege en institutioneel racisme, wat volgens haar onder deze groep zonder meer moest leven. Zij maakte zich geen enkele illusie over de ongetwijfeld in deze groep levende rabiate islamofobie, wat zij dan weer verbond met het Israël-standpunt van de SGP. Waar zij natuurlijk ook geen goed woord voor over had. In plaats van dat deze afstotelijke mensen, zo schreef zij, knielden voor een niet bestaande God, zouden zij zich in tranen moeten neerwerpen aan de voeten van iedere zwarte vrouw of man. En hen om genade en vergeving moeten smeken voor meer dan vierhonderd jaar slavernij, kolonialisme, onderdrukking, uitbuiting, racisme en discriminatie! Zo, dat was eruit.

Maar toen verhaalde zij van een hoogst traumatische ervaring, die al haar negatieve denkbeelden op een persoonlijke en hoogst indringende manier bevestigden. Want een in een zwart pak gestoken kreupel heerschap, met een zeer ongunstig en boers voorkomen, had zich leunend op een kruk in hun richting begeven. Met een neerbuigende en quasi beleefde houding waagde hij het haar en haar metgezel naar de redenen van haar ‘veldonderzoek’ te vragen. Zij voelde zich hierdoor, naar eigen zeggen, ten zeerste bedreigd en geïntimideerd. En hoewel zij, als zelfbewuste en geëmancipeerde vrouw, hier doorgaans een aversie tegen had, was zij nu opgelucht en dankbaar een mannelijke begeleider bij zich te hebben, die haar beschermde en waarachter zij zich kon verschuilen. Zij schreef dat deze afstotelijke man haar niet slechts geestelijk, maar ook seksueel intimideerde, door haar glimlachend aan te kijken. Hij nodigde haar en haar metgezel uit om deel te nemen aan de weerzinwekkende religieuze rituelen die in het kerkgebouw zouden worden verricht.

Terwijl deze man heel goed wist, zo ramde Mara het uit haar toetsenbord, dat hij haar daarmee nog meer intimideerde, waarbij hij haar intussen nog steeds ‘likkebaardend’ en ‘begerig’ bleef bekijken. Nu was ondergetekende zich daar helemaal niet van bewust en was ik er hoogst verbaasd over dat de eerst vriendelijke, maar daarna ietwat spottend meewarige uitdrukking op mijn gezicht aldus door haar was geïnterpreteerd. Want van iemand die al 34 jaar gelukkig getrouwd is, en bepaald niet valt op bleke, broodmagere, ongewassen en slecht geklede vogelverschrikkers, had zij wat dat betreft absoluut niets te duchten.

Mara; een giftige bron van bedorven water in een cultureel marxistische woestijn van geestelijke leegte, haat en bitterheid. Al zou je er een hele kapconstructie aan hout in gooien, bleef het nog ondrinkbaar. (Ex. 15:22-27) Lelijk van buiten en nog veel lelijker van binnen. Vandaag zocht ik opnieuw naar dit marginale en obscure blogje, waarop Mara haar schrijfkunsten had vertoond. Maar, hoe ik ook zocht en wat voor zoektermen ik ook hanteerde; het blogje was niet meer te vinden. Waarschijnlijk had Fulco de minstreel voor Mara een nogal veelbelovend en onrealistisch liedje gezongen; over een blog waarmee zij geschiedenis zou maken en waarin haar schrijftalent en idealistische bevlogenheid volkomen tot hun recht zouden komen. En een groot publiek zouden aanspreken. Toen deze hooggespannen verwachtingen niet uit bleken te komen, is er ruzie van gekomen tussen Mara en Fulco. Ik stel mij slaande deuren en veel geschreeuw voor in een verbouwde woonboerderij met hippe designmeubeltjes, Mara op hoge benen naar buiten en haar Suziki Alto stuivend, met een weekendtas in haar hand. En Fulco, de mislukte minstreel en haar voormalige ‘lover’, eenzaam, wrokkig en verbitterd achterlatend, die het blog toen heeft verwijderd.

Door:
“Taljaard”
(voor www.ejbron.wordpress.com)

Over E.J. Bron

www.ejbron.wordpress.com
Dit bericht werd geplaatst in "diversiteit", Barbarisme, Communisme, demoniseren, Hypocrisie, Krankzinnigheid, Links fascisme, Marxisme, meningsdictatuur, Multiculti, Rotzakken, Socialisten, tolerantie/intolerantie, verloedering, Volksvijandigheid. Bookmark de permalink .

14 reacties op Mara

  1. paulzwueste zegt:

    Je ziet het voor je…

    Like

  2. koddebeier zegt:

    Wat die ene linksdraaiende hersencel die ze hebben niet te weeg kan brengen !
    Ziek stel !!

    Like

  3. theresageissler zegt:

    Zou kunnen, Taljaard, zou allemaal kunnen.
    Persoonlijk krijg ik niet bepaald de indruk, dat je met dit stel uitgebluste linksgekkies op de meest geduchte tegenstanders bent gestuit. Met andere woorden: Niet de moeite waard om verder bij stil te staan.
    Éven misschien, vanwege het schilderachtige. Daarna verdelgt dit soort onkruid geruisloos zichzelf, zoals je hebt kunnen zien….

    Like

    • Taljaard zegt:

      @theresa
      Dat is het ook gewoon; onkruid.
      Volslagen overbodige en nutteloze labbekakken, die nog nooit in hun hele mislukte leven iets van echte betekenis hebben gedaan en daar behoorlijk giftig over zijn.
      Dat leven ze dan naar de buitenwereld toe op zo’n manier uit.
      Gevaarlijk zijn ze inderdaad niet; eerder deerniswekkend.
      Nuttige idioten voor de echt gevaarlijke mensen.

      Like

  4. Ad de Koning zegt:

    Taljaard. hoewel ik de zin hiervan op deze site niet goed begrijp heb ik toch genoten van uw interessante column als ik het zo mag noemen, ik vond het een zeer interessant verhaal en goed geschreven. U zou een boeiend boek kunnen schrijven als u dat al niet gedaan hebt.

    Like

  5. hslot4 zegt:

    @Taljaard wayback machine Tal wayback met een beetje geluk staat he nog gearchiveerd lol
    http://archive.org/web/
    En nog een handige tool https://wordpress.org/plugins/broken-link-checker/

    Like

  6. scherpschutter1943 zegt:

    Taljaard, ik heb van uw schrijfsel genoten. Ik kan er veel commentaar opgeven maar dit is het .

    Like

  7. Johan zegt:

    Wat een goed geschreven en leuk verhaal is dit. Alleen jammer dat we het “inspirerende” blog van de vogelverschrikster niet meer kunnen lezen.

    Like

  8. Hendrik M. zegt:

    Ajj, “Taljaard”, wat prachtig verwoord, zag het tijdens het lezen gewoon gebeuren.
    Zo draait de goedmens…

    Like

  9. Anna zegt:

    Prachtig Proza van zomaar een zondagse kerkgang…..
    Talent voor observeren en schrijven!

    Like

  10. Haksteeg Anton zegt:

    Taljaard Een Goed geschreven stuk. Die Mara is een ziek stuk leven maar geen echt mens dat is
    duidelijk gezien haar reactie, gewoon een linkse vuilnis belt en zo zag ze er uit (gezien uw beschrijving) ook.

    Like

  11. Guardiacivil zegt:

    Ik kreeg bij het lezen een glimlach op mijn gezicht, want ik herkende wel meer zulke koppels uit een ver verleden en zelfs nu nog.

    Like

  12. Passant zegt:

    Dat brengt de reaguurder/trol Fulco op het vroegere blog ‘Artikel 7’ in herinnering.
    Hij was bepaald niet populair bij de overige bezoekers…

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie