Ari Shavit en het Amerikaanse Jodendom

Screenshot_22

De Dahmash-moskee in Lydda in juli 1948, na de inname door Israëlische strijdkrachten

(Door: Caroline Glick – Vertaling: Vederso)

Ga een dezer dagen naar een Joodse gemeenschap in de Verenigde Staten en ga een paar uur met mensen praten. Op een bepaald moment in het gesprek zal minimaal één persoon Ari Shavits bestseller “Mijn Beloofde Land” noemen. Het noemen van het boek zal veel enthousiasme wekken. Steevast zal een prominent lid van de groep met uiterste overtuiging zeggen, en alle aanwezigen zullen instemmend knikken: “Ik denk dat Shavits boek verplichte leesstof moet zijn voor alle Joods-Amerikaanse leerlingen”. De meest illustere Joods-Amerikaanse schrijvers en redacteuren zijn tegenwoordig bijna allemaal unaniem in hun lof voor Shavits boek, waarvan zij zeggen dat het een “epische” bijdrage aan Israël is.

Zoals Martin Kramer deze week in het online tijdschrift Mosaic schreef “de laatste ‘epische’ bijdrage inzake [de geboorte van Israël in] 1948 die net zo tot de verbeelding van de Joodse en niet-Joodse lezers sprak” als die van Shavit was Exodus van Leon Uris, gepubliceerd in 1958.

Het boek van Uris was inspirerende historische fictie die het verhaal vertelde van Israëls geboorte. Decennia van Joods-Amerikaanse lezers werden diep beïnvloed door het verhaal. Vraag een willekeurige Joodse Amerikaan ouder dan 35 jaar die aliyah maakte of hij Uris’ Hollywoodachtig verslag van de zionistische revolutie heeft gelezen. Het antwoord is bijna altijd bevestigend.

Net als Exodus is Shavits Mijn Beloofde Land een doorslaand succes geweest. Zoals Kramer heeft opgemerkt, is Shavit omarmd door de vooraanstaande intellectuelen van het Joodse establishment – die het podium delen met de hoofdredacteur van de New Yorker  David Remnick en Jeffrey Goldberg van Bloomberg. Hij is meer dan de hemel in geprezen door Tom Friedman en Franklin Foer van The New Republic.

Shavit kreeg in maart een belangrijke plaats bij de AIPAC-beleidsconferentie in Washington en werd door de Joodse Federaties en de meest welvarende synagogen in Amerika gehuldigd.

In tegenstelling tot Exodus, een fictieve vertelling over de stichting van Israël, houdt Shavit vol dat zijn verhaal niets dan de waarheid is. Zoals Foer het in zijn flaptekst op de achterkant zet, Shavits boek is een “epische geschiedenis … vol morele complexiteit … [en] verbazingwekkende, betrouwbare inzichten”.

Ook anders dan Exodus is Shavits verhaal van Israël er niet een van heldenmoed, doorzettingsvermogen, geloof en gezond verstand. Integendeel, Israëls verhaal is moreel dubbelzinnig.

Israël is een land dat in zonde is geboren en de latere geschiedenis werd geplaagd door tribalisme, fanatisme, ontheemding en oorlogsmisdaden.

Anderzijds is Israël niet alleen maar slecht. Shavit houdt er nog steeds van met heel zijn hart, want het is een fantastisch land dat uit mensen bestaat. En je moet er ook van houden. Op zijn minst een klein beetje.

Shavits beschrijving van Israël draait om de voortdurende botsing tussen de goede en slechte dingen die Israël is en doet. Een primair aanknopingspunt van het “slechte Israël”-verhaal  is  Shavits verslag van de slag om Lydda (Lod) in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948. In “Wat gebeurde er in Lydda?” geeft Kramer een kritische beoordeling van Shavits bijdrage van die slag.

Shavit verwijst naar het gevecht van Lydda als “de zwarte doos van Israël”. Zoals Kramer het stelt, houdt Shavit vol dat “in het verhaal van Lydda het duistere geheim ligt van niet alleen de geboorte van Israël maar van de hele Joodse nationale beweging – van het zionisme”.

Volgens Shavits verhaal slachtten in juli 1948 de Israëlische troepen die Lydda veroverden op het Jordaanse-Arabische Legioen en op de lokale Arabische ongeregelde troepen burgers af die zich verstopten in een moskee. Shavit beweert dat na het doden van de onschuldigen de Israëlische troepen lokale Arabieren dwongen om de lichamen te begraven om zo hun misdaad te verbergen en de Arabieren vermoordden die de graven hadden gegraven.

Het vermeende bloedbad, volgens Shavit, wakkerde de Arabische vlucht uit Lydda aan. Shavit oordeelt over de soldaten en commandanten die aan de operatie hebben deelgenomen. Maar hij legt de schuld voor deze vermeende gebeurtenissen bij “het zionisme”.

“Het zionisme”, schreef hij, “pleegde een massamoord in Lydda”.

Shavit beweert dat zijn historisch verhaal is gebaseerd op interviews die hij in de jaren 1990 heeft gevoerd met soldaten die deelnamen aan de strijd. Shavit heeft de transcripties van die interviews niet vrijgegeven.

Maar toch vertelt Kramer dat dezelfde bronnen waaraan Shavit zijn verhaal ontleent tegenovergesteld verslagen hebben gegeven in geboekstaafde en in veel gevallen op camera vastgelegde interviews met andere journalisten en onderzoekers.

Door zijn punt-voor-punt onderzoek van Shavits verhaal heeft Kramer aangetoond dat Shavit’s bijdrage waarschijnlijk niet minder fictief is dan het  geïdealiseerde beeld van Uris van Israël.

Kramer vond geen duidelijk bewijs dat er bij Lydda een massamoord werd gepleegd. In het beste geval is er een ruzie tussen historici over wat er is gebeurd.

De bewering van Shavit dat de doden “burgers” waren, wordt niet ondersteund door historische verslagen van het gevecht. Zijn bewering dat er 250 Arabieren in de strijd werden gedood, wordt betwist.

Bovendien, zoals Kramer aantoont – en contra Shavits claim dat Israëlische soldaten Arabieren uit woede en niet om redenen van militaire noodzaak zouden hebben gedood – bevat de gedocumenteerde geschiedenis van het gevecht geen bewijs van kwaadwilligheid door een van de soldaten of commandanten die bij de strijd betrokken waren.

Een volkomen redelijke verklaring van het voorliggende bewijs (en een betere dan de bewering van Shavit van oer- en erfzonde) is dat de Israëlische strijders een harde strijd uitvochten in een stedelijk gebied onder de aanvaarde oorlogsregels. En mensen stierven.

Terwijl Shavit schreef dat de Israëlische troepen de lichamen van de Arabische doden begroeven om het bewijs van hun veronderstelde oorlogsmisdaden te verbergen, werden volgens berichten uit de eerste hand van de deelnemers de Arabische doden begraven omdat het warm was en de lichamen zouden zijn gaan rotten als ze niet werden begraven.

Wat betreft het detail van het vermoorden van de Arabische ploeg begravers:  een van de leden – die na de oorlog zijn hele leven in Lydda (Lod) woonde – gaf over de strijd meerdere malen geboekstaafde interviews. Hij werd op dat moment niet vermoord, noch heeft hij beweerd dat zijn collega’s werden gedood.

Kramer eindigt zijn artikel met een oproep aan “de bobo’s van de Joods-Amerikaanse journalistiek die zich haastten om de behandeling van Lydda door Shavit te prijzen” aan hun lezers de waarheid te vertellen over de op zijn best dubieuze aard van Shavits verslag van het gevecht.

Kramer heeft gelijk om Shavits medeplichtigen ter verantwoording te roepen. Maar het probleem is dat promotors zoals Jeffrey Goldberg (die Shavits boek als “een mooi, fascinerend, moreel ernstig en kwellend boek” presenteerde waarop “ik het grootste deel van mijn volwassen leven heb gewacht”) waarschijnlijk niet door hun Joods-Amerikaanse publiek tot de orde zullen worden geroepen.

Goldberg, Remnick, Friedman, Foer en David Brooks operen niet in een vacuüm. Het is waar, ze zijn toonaangevende stemmen in de Joods-Amerikaanse gemeenschap.

Maar hun status is vooral te danken aan het verlangen van de Joods-Amerikaanse gemeenschap om naar hen te luisteren. Zij weerspiegelen de waarden en voorkeuren van de Joods-Amerikaanse gemeenschap meer dan dat ze deze vorm geven.

AIPAC gaf Shavit geen centrale plek op de jaarlijkse conferentie, omdat David Remnick een verkorte versie bracht van zijn verhaal van de “massamoord” in Lydda in The New Yorker. AIPAC gaf Shavit een centraal podium, omdat AIPAC-leiders zijn boodschap van Israëls morele tekort net zo veel waarderen als Remnick.

Hoe kan dit? Shavits meest enthousiaste lezers zijn geen onverschillige Joden.  Het zijn geen Amerikaanse Joden die de gemeenschap hebben verlaten. Shavits grootste bewonderaars zijn gerespecteerde leden in de Joods-Amerikaanse gemeenschap. Ze behoren tot synagogen. Ze behoren tot AIPAC. Ze geven aan de Federatie.

Wat is het dat hen boeit in Shavits oneerlijke morele aanklacht tegen Israël? Gedurende generaties Amerikaanse Joden werd Israël gezien als “het arme kleine Israël.” In hun opvatting was Israël economisch achtergebleven. Het was afhankelijk van de liefdadigheid van de Amerikaanse Joodse gemeenschap. En het had organisaties als AIPAC nodig om het te beschermen en haar belangen in Washington te promoten.

Er stak een zekere waarheid in deze opvattingen, vooral in Israëls eerste jaren. Israël was een zwak land en een arm land. Joods-Amerikaanse steun was een essentieel onderdeel van Israëls economische en diplomatieke levensvatbaarheid . Maar in de afgelopen decennia is Israël meer en meer in staat geworden om op eigen benen te staan.

Vandaag is Israël niet afhankelijk van de liefdadigheid van de Amerikaanse Joden. Het is een welvarend land met een gezonde, snel groeiende en diverse economie.

Met Azië, dat volgend jaar volgens verwachting de VS als grootste handelspartner van Israël voorbij streeft, is Israël in het algemeen minder afhankelijk van de VS geworden dan in het verleden.

Economische vitaliteit van Israël is een ongewenste ontwikkeling voor veel Amerikaanse Joden die niet Israël in hun armen kunnen sluiten als Israël niet gered hoeft te worden.

En terwijl Israël machtiger wordt, zijn Amerikaanse Joden steeds minder bereid om Israël op een zinvolle manier te verdedigen.

In het afgelopen decennium maakte AIPAC het overtuigen van het Witte Huis en het Congres om sancties tegen Iran in te stellen tot zijn primaire doel. Maar toen president Barack Obama, nadat hij vorig jaar november de voorlopige nucleaire deal met Iran tekende, tegen AIPAC zei te stoppen met lobbyen voor verdere sancties, gehoorzaamde AIPAC slaafs. Israël en de Republikeinen op Capitol Hill die zich hadden ingezet in de steek latend.

Israël verdedigen tegenover een president uit de Democratische Partij die niet van Israël houdt, is blijkbaar te veel gevraagd van de meeste pro-Israël Amerikaanse Joden.

En dit is waar Shavit’s boek een rol gaat spelen.

Door het uitbeelden van Israël als een land met een moreel tekort gaf Shavit de Joods-Amerikaanse gemeenschap twee geschenken. Ten eerste gaf hij hen een manier om zich moreel superieur te voelen en daarom neerbuigend te doen tegenover Israël. Israël, zo kunnen ze zeggen, pleegde een massamoord – en deed dat, omdat Israëls basisideologie giftig is. Amerikaanse Joden zouden nooit zoiets doen. Maar vanuit de goedheid van hun hart zullen ze, net zoals Shavit, van deze onwaardige neef blijven houden.

Het tweede geschenk dat Shavit de Joods-Amerikaanse gemeenschap gaf, was de mogelijkheid om rustig te weigeren door Israël te worden gestoord.

Het is duidelijk dat – gegeven Israëls morele tekortkomingen zoals geportretteerd door Shavit – Amerikaanse Joden geen interesse behoren te hebben in het idee en het maken van aliya . Maar bovendien is er – aangezien Israël een moreel gebrekkig land is – geen reden voor hen om ​​serieus voor het land op te komen. Er is voor hen geen reden om bezwaar te maken tegen het aanzwellende antisemitisme op de universiteitscampussen. De BDS-mensen overdrijven misschien wel, maar volgens Shavit hebben ze een punt.

Er is voor hen geen reden om op te staan ​​tegen Obama. Hij gebruikt “tough love” om Israël zichzelf van de zonde te laten bevrijden en boete te doen voor zijn misdaden uit het verleden – zoals die het in Lydda pleegde.

Het succes van Shavit’s boek onthult de breuk in de relatie tussen de Joods-Amerikaanse gemeenschap en Israël. Een generatie geleden betekende pro-Israël zijn geloven in de rechtvaardigheid en de moraal van Israël en de bereidheid een beetje of zelfs veel geestelijk ongemak te verdragen om de Joodse staat te verdedigen.

Vandaag de dag betekent pro-Israël zijn dat je Israël steunt ondanks zijn immoraliteit, omdat je vergevingsgezind bent. En het steunen van Israël betekent dat je Israël helpt zolang het je op geen enkele manier stoort of ongemakkelijk doet voelen.

Ari Shavits lasterlijke verslag van de geboorte van Israël bespeelt gewoon het publiek. Het is tijd om te beginnen ons zorgen te maken over hoe je een publiek geneest dat op deze manier wil worden voorgelogen.

Bron:
www.frontpagemag.com
Auteur: Caroline Glick

Vertaald uit het Engels door:
Vederso
(voor www.ejbron.wordpress.com)

Over E.J. Bron

www.ejbron.wordpress.com
Dit bericht werd geplaatst in Israël. Bookmark de permalink .

6 reacties op Ari Shavit en het Amerikaanse Jodendom

  1. Toch altijd weer een geruststelling als iemand als Glick het roerend met je eens is:

    Het Stockholmdualisme van Ari Shavit (14)

    Like

    • Vederso zegt:

      Ja, je wordt door Caroline Glick gesteund. Je zit op het goede spoor.

      Like

      • Theresa Geissler zegt:

        Inderdaad. Zeker naar Martien toe is het bijzonder attent van U om juist dit artikel te vertalen en te laten plaatsen.
        Niet dat niet meerdere mensen tot deze conclusies zouden kunnen komen:
        Men hoeft alleen maar principieel te weigeren, zich open te stellen voor goedmenselijk wegmetonsisme.
        Maar daar wringt ‘m juist de schoen: Ontelbaren trappen nog steeds in die valkuil.Overal ter wereld!

        Like

  2. Jan zegt:

    Wat er in Lydda/Lod gebeurde is wel even iets anders dan wat Shavit iedereen wijsmaakt:

    Ari Shavit’s Lydda Massacre
    http://www.camera.org/index.asp?x_context=2&x_outlet=122&x_article=2572

    Like

  3. louis-portugal zegt:

    Ik heb al stukken gelezen van jouw Shavit Martien en voel me telkens beter geinformeerd.
    Ik probeer er af en toe wel eens naar te wijzen dat het vooral de joden in Amerika zijn die een flink deel van de economische crisis mede veroorzaakt hebben.
    Een groot deel van de verkochte ROTTE hypotheken en de derivatenhandel werd uitgevonden en uitgevoerd door joden nadat Clinton in 1999 de Glass-Seagall act buiten werking zette.
    Ik wil hiermee zeggen dat als de amerikaanse joden willen neerkijken op de israelische ze eerst maar eens hun hand in hun eigen boezem moeten steken en gaan nadenken over het misbruik dat ze van die mogelijkheden gemaakt hebben.
    Als je slimmer bent dan anderen dan geeft dat nog niet altijd het recht om daar MISBRUIK van te maken.

    Like

Plaats een reactie