LONG READ!: Een andere Mohammed

screenshot_18

(Door: Dr. Herman H. Somers)

Inhoud
Woord vooraf                                              
Inleiding                                                 
Eerste Hoofdstuk : Geschiedenis of mythe                 
Tweede Hoofdstuk : De berooide wees                      
Derde Hoofdstuk :  Mohammed en zijn vrouwen              
Vierde Hoofdstuk : Islam en seks                         
Vijfde Hoofdstuk : De Profeet  en zijn tumor             
Zesde Hoofdstuk : Allah is groot                         
Zevende Hoofdstuk : Het zwaard van Allah                 
Achtste Hoofdstuk : Mohammed, Mozes en Christus          
Besluit : Mensenrechten en vrijheid van godsdienst       
Bibliografie           

Woord vooraf

Lang heeft het Westen geloofd dat het christendom het laatste woord had inzake beschaving en godsdienst. Het mensdom werd door Christus verzoend met God en zou uiteindelijk door Hem geoordeeld worden. Dat was de officiële waarheid. Onlangs werd datzelfde Westen echter geconfronteerd met een oude bekende, maar sinds geruime tijd vergeten, mededinger van het christendom, de islam (zie 1).

Mohammed werd weliswaar nooit als een ernstige rivaal beschouwd om definitief te gaan wegen op de wereldbeschouwing van het Westen. Hij bleef wat hij eens geweest was, een Arabisch fenomeen, een typisch Oosters en dus voor ons begrensd verschijnsel. Toch heeft de immigratie uit de islamitische landen zulk een invasie teweeggebracht van compleet vreemde gedrags- en denkpatronen, dat zij een schok veroorzaakten. Daarbij waren het niet alleen gebruiken die verschilden, maar ook de volledige godsdienstige en zelfs maatschappelijke referentiekaders. Christus, die centraal stond, werd nu slechts een profeet tussen andere profeten, soms zelfs volledig verdrongen door Mohammed, die in de  koran de goddelijke openbaring meedeelde en zijn eigen godsdienstige gebruiken en wetten formuleerde. (zie 2)

Daarbij zijn de verschillen met het christendom niet zo oppervlakkig: er is de polygamie, er is de heilige oorlog, er is de verschillende seksuele moraal, het verbod op alcoholische dranken, de dagelijkse en heel typische gebedsgedragingen (de salat), (zie 3) raka` prosternatie; maar er is bovenal het streven van de islam naar de verwezenlijking van de godsdienstige éénheidscultuur volgens de wetten van de koran. Dat godsdienstige fundamentalisme omvat het fanatieke benadrukken van de uitsluitende waarheid en superioriteit van die koran en van de islamitische wetgeving. (zie 4) Voor de islam is elke vernieuwing, elke afwijking van de wetten van de koran erger dan een dwaling, het is een zonde, een misdaad. (zie 5) Daarbij wordt impliciet de volledige evolutie van het recht en van de samenleving in het Westen genegeerd en afgewezen, en daar zijn dan vooral de vrijheid van godsdienst en meningsuiting of de emancipatie van de vrouw patente voorbeelden van.

____________________

1 Berque, p. 28: Het woord  islam heeft dezelfde stam als salam, vanwaar het Hebreeuwse shalom (vrede) is afgeleid en betekent overgave, vrede, heil.
2  Qur’an of  koran betekent recitering, voorlezing.
3 De salat is de hele liturgie die zich telkens bij het gebed, volledig of verkort afspeelt. De salat bevat verschillende delen: Eerst de niya of intentieverklaring, waardoor de gewijde sfeer wordt ingezet; deze wordt staande verricht; dan volgt de recitatie van de koran. Daarop volgt de raka` of vooroverbuiging van de romp; dan komt men weer rechtop en heft men de handen (4 takbar’s);  dan volgt de prosternatie : djulus is de half knielende, half zittende houding; sudjud is dan de volledige prosternatie; dan volgt de geloofsbelijdenis al zittend en de salat over de profeten en tot slot de afsluitende salam. Het aantal raka`s is verschillend naar gelang het tijdstip van de dag.  Het morgengebed is salat al fadir 2 raka`s, het middaggebed is de salat al zuhr 4 raka`s, het eerste namiddaggebed salat al asr 4 raka`s, het avondgebed  salat al maghreb 3 raka`s, eindelijk het nachtgebed salat al isha 4 raka`s;oorspronkelijk waren er slechts twee raka`s.
4 Bukhari, inleiding. 5 Sell, p. 37.

Daarom is de islam een probleem voor het Westen. Het is voor een stuk een terugkeer naar voor de moderne westerling verouderde en verlaten denkpatronen, die hij als middeleeuws ervaart. Tegelijkertijd betekent de ontmoeting met de islam ook een uitdaging, omdat die compleet achterhaalde denkbeelden toch nog een aantrekkingskracht blijven uitoefenen op miljoenen mensen en hun ideeënwereld fel beperken. De confrontatie van deze beide werelden is één van de prangendste problemen van de psychologie.

Ik dank alle specialisten, oriëntalisten en artsen, die hun opmerkingen meedeelden en zodoende bijdroegen tot dit werk. Met dank aan de uitgeverij Mosby (St Louis, Illinois) voor de toelating tot reproductie van de afbeeldingen uit G.T. Tindall, Disorders of the Pituitary.

Inleiding

Voor de psychologie stelt de islam twee problemen: het eerste: wat is de essentie van de islam, in welke mate hangt die samen met de psychologie van Mohammed, en derhalve welke zijn daarin de blijvende waarden en welke de bijkomstige tijdsgebonden elementen? Door sommige breed en modern denkende moslims wordt daarenboven nog een andere vraag gesteld. Welke elementen hebben islam, Jodendom en christendom gemeenschappelijk? Kunnen wij komen tot een gezuiverde religie, die al deze godsdiensten omvat en de basis zou kunnen vormen van een gemeenschappelijk godsdienstig aanvoelen? Ook sommige christelijke theologen ( Küng) denken anders: Zou men het niet zo kunnen opvatten, dat Mohammed in Gods plan dezelfde functie vervulde als de andere profeten uit het Oude Testament en als taak had het Arabische volk gevoelig te maken voor het  monotheïsme? Dat wordt waarschijnlijker, omdat naar-ons- aanvoelen bedenkelijke zijden van het karakter en het gedrag van Mohammed ook in het Oude Testament schering en inslag zijn; denk aan  Mozes, Joshua en anderen, die oorlog voerden en de overwonnenen niet spaarden. Als men er van uitgaat, dat de oudtestamentische profeten  echte godsgezanten zijn, dan ziet men niet goed meer in, waarom Mohammed dat ook niet zou kunnen zijn. Vervelend is alleen het feit dat Mohammed zo radicaal ontkent dat Jezus Gods zoon is en zo, gezien vanuit het christendom, zich opstelt als de aartsketter. Hetzelfde bezwaar geldt trouwens voor het Jodendom, dat een andere Messias blijft verwachten en ontkent dat Jezus dat zou zijn en tegelijkertijd ook Mohammed verwerpt. Op het gebied van het dogma is verzoening dus duidelijk niet mogelijk; overeenkomst nastreven is hetzelfde als de kwadratuur van de cirkel zoeken. Zelfs abstractie gemaakt van het dogma is het aartsmoeilijk om een spiritualiteit op te bouwen uit de gemeenschappelijke elementen van die godsdiensten, want daar ook stoot men op onverzoenlijke tendensen van de onderliggende dynamismen. Een van de belangrijkste is het exclusivisme van al die godsdiensten. Alleen Allah en zijn profeet, zal de moslim zeggen. Alleen Mozes en de  Thora zal de jood zeggen. Alleen Christus en zijn Kerk, zal de christen zeggen. In de Grieks-Romeinse godsdienst was elke god welkom, hij kreeg zijn plaats in het Pantheon. De bijbel integendeel sluit alle andere goden uit. Er is maar één God, en dat is de ware; al de rest zijn afgoden. Oorzaak van dit exclusivisme is het onvoorwaardelijke en blinde geloof in de kerkelijke leiders, de blinde gehoorzaamheid aan bisschoppen, rabbijnen en imams, die niet mogen afwijken van de oorspronkelijke orthodoxie en die daardoor elke rationele ontwikkeling blokkeren. In het Westen is er niettemin zware en gegronde kritiek ontstaan op dit geloof en die gehoorzaamheid. Het is immers logisch beschouwd compleet onmogelijk dat alle godsdiensten tegelijk  de volledige en enige waarheid zouden bezitten. Ernstige studies hebben duidelijk gemaakt dat vele godsdienstige `waarheden’, eigenlijk geen waarheden maar legenden en mythen waren, en een reeks `dogma’s alleen maar onhoudbare en soms zeer schadelijke waangedachten, die de intellectuele ontwikkeling van het mensdom erg vertraagden. Daarbij groeide ook de overtuiging, dat het vertrouwen waarvan de kerkelijke en andere godsdienstige overheden genoten absoluut niet gerechtvaardigd was, integendeel. Heel recent heeft het verschijnsel van het parasitisch vermenigvuldigen van allerlei sekten, waarvan zonder meer bewezen werd dat het zuivere oplichterij was, veler ogen geopend. (zie 6) Toch blijven bij gebrek aan adequate voorlichting en duidelijk inzicht in vele geesten van gelovigen nog veel open vragen, veel duistere plekken, veel zwarte gaten. Als het christendom het al zo moeilijk heeft wegens de eeuwenoude tradities, als men voor het Jodendom zulk een inhibitie ervaart, des te meer omdat deze ook op racistische en nationalistische basis gestoeld is, zal een minder bekende godsdienst waarvan men niet goed weet wat men er aan heeft, wegens de relatieve ruimtelijke isolatie en beperking ervan, het nog moeilijker hebben. De islam is die godsdienst, waarmee het Westen nu geconfronteerd wordt en die het zo weinig aanvoelt, als zo vreemd en dreigend ervaart, dat het er zich enerzijds met zijn democratische beginselen  op een onhandige wijze tegen verzet en anderzijds geïrriteerd raakt door het voortdurende onbegrip in de wederzijdse betrekkingen. Vandaar de chaotische diplomatie, de talrijke inconsequenties in de politiek, en de verwarring in de geesten. De fundamentele reden daarvan ligt in het gebrek aan exacte benadering, klare logica en duidelijk denken.

____________________

6 Van Acker,  (1986).

Meestal ontbreekt het ook aan elk diepgaand begrip. In dit werk trachten we meer duidelijkheid te scheppen. Een tweede probleem is het volgende: Hoe komt het dat de islam zo’n aantrekkingskracht heeft uitgeoefend, en nog blijft uitoefenen op miljoenen gelovigen? Hoe is het verklaarbaar dat iemand als Mohammed er toe gekomen is, zich niet alleen een kring van gelovigen te vormen, maar bovendien aan de oorsprong te liggen van het stichten van een rijk , dat een van de machtigste werd van zijn tijd? Waar is de drijvende kracht, de basisenergie, de sleutel van die expansie, van die radicale omvorming van zovele geesten, van die vaste overtuiging? Is er in de islam, vergeleken met het christendom, meer innerlijk vuur, meer inwendige kracht? Is Mohammed een betoverender figuur dan Jezus van Nazareth? Of is alles gewoonweg een gevolg van de intellectuele onderontwikkeling van een reeks volkeren, die nooit de  Verlichting hebben gekend, de rationele kritiek en slechts met mate de moderne universitaire cultuur, en zelfs voor een groot deel bleven steken in een graad van ongeschooldheid en onwetendheid.  Niettegenstaande ze ongetwijfeld een zekere eigen cultuur hadden, werden ze meer gelijkgesteld met de primitieven van Afrika dan vergeleken met de doorsnee Westerling, al is die ook gemiddeld niet zeer goed geïnformeerd en onderhevig aan heel wat intellectuele dwaling en verwarring. Veelal wordt de dialoog, voor zover men daarvan kan spreken, tussen godsdiensten of  sekten als een ideeënstrijd gezien. Men stelt geloofsbelijdenissen op, men vaardigt wetboeken uit, men stelt beginselen voorop. Daarvan wil men niet afwijken. Men wil gelijk hebben en veroordeelt alle anderen. Meestal verwaarloost men daarbij het onderzoek naar de oorsprong en wel de menselijke oorsprong van die ideeën. Tenslotte is de islam ontsproten uit het brein van Mohammed. (zie 7) Welnu, hoe stond het met dat brein? Wat ging daarin om? Deze vraag kunnen we nu eindelijk beantwoorden, dankzij de vooruitgang van de psychologie, de psychopathologie en de psychofysiologie.

Eerste Hoofdstuk : Geschiedenis of mythe

Iedereen weet dat geschriften en traditionele verhalen over beroemde of beruchte personen veel legende bevatten. Het is soms heel moeilijk waarheid van leugen te onderscheiden. Zo komt het, dat ook over Mohammed, alhoewel hij dan in de tijd dichter bij ons staat dan een figuur als Christus en er relatief veel meer over hem geweten is, toch een waas van geheimzinnigheid blijft hangen. Zowel bij Jezus van Nazareth als bij Mohammed zijn we slechts redelijk zeker over de hoofdlijnen van hun bestaan. Als we heel streng willen zijn kunnen we zeggen dat we alles wat we over deze twee figuren met echte historische zekerheid weten rustig op een kleine briefkaart kunnen schrijven. Dat komt omdat we buiten laattijdige en bevriende bronnen eigenlijk maar over weinig of geen onafhankelijke getuigenissen van tijdgenoten beschikken.

En toch hebben we de indruk dat ze ons zeer nabij zijn, soms levendig voor ogen staan dank zij de schilderachtige en menselijk rijke benadering in de talrijke tradities, die ons werden overgeleverd. Natuurlijk werden beide figuren daarin geïdealiseerd: wonderen en hoedanigheden werden hun toegeschreven, om ze goddelijker of belangrijker te maken. Sira (zie 8). Dat belet niet, dat bepaalde feiten, bepaalde verhalen toch een stempel van authenticiteit dragen. Wie de negen boekdelen van het werk van Al- Bukhari (a. 870) doorleest, die vooral `hadiths’ ofwel  gezegden van en over Mohammed bevatten, heeft sterk de indruk dat ze voor een groot deel authentiek zijn. We vinden daar alle details over Mohammed, niet alleen over zijn uiterlijk verschijnen, maar ook over hoe hij zijn gebeden deed, hoe hij een bad nam, wanneer en hoe hij zich waste, hoe hij zich gedroeg als Aisha, zijn geliefde hoofdvrouw, maandstonden had, hoe Aisha en hij zich na de geslachtsbetrekkingen wasten met het water uit één pot en dergelijke. (zie 9) We krijgen ook een idee over allerlei opvattingen en beslissingen van Mohammed, niet alleen over dagelijkse en banale dingen, maar ook over de grote beginselen van de islam.

____________________

7 Gätje, p. 24: oorspronkelijk werd de koran vooral gereciteerd, sommige delen werden opgeschreven. Mohammed had een secretaris: Zaid ibn Thabit (+ 655) die de documenten verzamelde tezamen met de orale traditie; dit gaf aanleiding tot het ontstaan van reguliere bladen ( suhuf).

8 Lammens (1910, p. 28, 33 en 50) is zeer negatief tegenover de historiciteit van de sira en hadith (meervoud ahadith en zijn levensbeschrijvingen) beweert zelfs dat ze gewoon verzonnen werden om bepaalde passages van de koran te illustreren. In elk geval bestond de regel, dat alles strikt moest overeenkomen met de tekst van de koran. Hij hanteert daarom het betwistbaar criterium, dat om waar te zijn een tekst volkomen onafhankelijk moet zijn van de koran. We menen echter dat Lammens hier overdrijft. Toch geeft hij toe: “Cette collection renferme de nombreuses parcelles de vérité historique, sans que nous possédions encore le secret de faire le triage de l’alliage suspect” (p. 50). Aangezien het hier gaat over dezelfde persoon en bron, begrijpt men niet goed, waarom er totale onafhankelijkheid vereist zou zijn als criterium om als historisch betrouwbaar materiaal beschouwd te worden. Het criterium, dat hij hanteert, is dus niet geschikt om echte duidelijkheid te scheppen.

9 Bokhari(2), I, p. 99.

Natuurlijk vinden we er ook een portie mythologie in, zoals de wolf die spreekt, de palmboom die begint te kreunen, zoals de wonderbare vermenigvuldiging van voedsel en dadels, maar het is eenvoudig om die verhaaltjes eruit te halen. Maar waarom zouden de hadiths leugens bevatten als ze ons  Mohammed afschilderen als een heel bijzonder uitziend man zoals er geen andere te vinden was. (zie10) Hij was een man van middelmatige gestalte, breed geschouderd, die dus een atletisch lichaamstype (mesomorf) had. Tussen de schouders had hij het zogenaamde zegel van de Profeet:een soort grote wrat als een duivenei, dik behaard, en donkergeel. (zie 11) Hij had grote handen en voeten, maar zacht aanvoelende handpalmen, lange armen (zie 12) en stevige dikke kuiten. Als hij lang gestaan had, waren zijn voeten gewoonlijk opgezwollen. (zie 13) Hij had een groot hoofd, een dunne hals, een breed voorhoofd, en een rond aangezicht. (zie 14) Zijn gelaat was niet erg wit, maar ook niet donker getaand, eerder iets rozig. Daarin blonken grote zwarte ogen, die nochtans iets rood hadden.  (ze waren ontstoken (conjonctivitis?) en waterig). (zie 15) Zij werden overbrugd door lange wimpers en brede wenkbrauwen (zie 16) die bijna ineen gegroeid waren. Een lange neus en een brede mond zonder snor, (zie 17) hier en daar een grijs haar onder de lip, dat hij trouwens rood kleurde, vloeiden over in een dikke volle baard die zelfs zijn nek bedekte en reikte tot aan zijn oren. De witte haren in zijn baard kon men gemakkelijk tellen. (zie 18)  Een grijze baard kon men namelijk rood, geel of blauw kleuren, maar niet zwart. Bij de verrijzenis zal Allah diegenen die hun baard zwart kleurden niet eens een blik gunnen, zei hij.  (zie 19)  Zijn oren waren goed ontwikkeld.  (zie 20) Die kon men zien onder het kort golvende haar, dat niet te zeer gekruld en ook niet stijf was. Hij was corpulent, en de borst en buik bereikten ongeveer dezelfde prominentie. (zie 21) “Ik ben corpulent geworden”, zei hij, “dus doe mij niet teveel staan (qiyam), niet teveel buigingen doen tijdens het gebed (raka) en niet teveel prosternaties (sudjud)”. (zie22)  Hij zweette zodanig dat de druppels paarlen leken. Zijn transpiratie had ook een eigen geur, sterker dan muskus. (zie 23) Zijn lichaam was behoorlijk behaard: er was haar op zijn schouders, zijn armen en de uitstekende delen van de borstkas; van af zijn sleutelbeen tot de onderbuik had hij een brede strook beharing. Het leek wel een vertakte boom. (zie 24) Zijn oksels en zijn lenden waren wit. De beharing van de schaamdelen epileerde hij met eigen hand. (zie 25) Zijn gang was als van iemand die van een berg naar beneden stapt. Hij liep enigszins gebogen. (zie 26) Ook zijn blik was meestal naar beneden gericht. Als hij zich keerde, draaide hij heel zijn lichaam. (zie 27) Hij sprak traag, met pauzes, zodat iedereen die hem hoorde gemakkelijk kon onthouden wat gezegd werd. Zijn stem was niet melodieus, doch eerder schril. (zie 28) Hij had een slepende ziekte, en paste daarvoor zijn eigen medicatie toe: aderlating met name via twee aders van de zijkant van de hals en een in de achterkant van de nek, of in het midden (?) van het hoofd. Mohammed raadde dit iedereen aan als een remedie tegen hoofdpijn, tandpijn, slapeloosheid en ziekte,zelfs mogelijk geestesziekte.(zie 29) Hij leed dus periodiek aan hoofdpijn. Hij zat gewoonlijk op zijn hurken. De maaltijd genoot hij opgericht, niet liggend zoals de rijke lui. Hij had graag kussens of een peluw van schapenvacht. Hij voedde zich hoofdzakelijk met brood, dadels en olijfolie, en soms vlees (schapen, geiten en kamelen). Hij zou niet eten van als aalmoes gegeven voedsel, alleen als het als geschenk werd aangeboden.

____________________

10 Ibn Sa`d, I, p. 493.

11 Ibn Sa`d, I, p. 485; I, p. 186.

12 Ibn Sa`d, I, 489.

13 Ibn Sa`d, II, p. 260.

14 Ibn Sa`d, I, p. 489.

15 Ibn Sa`d, I, p. 487.

16 Ibn Sa`d, I, p.486.

17 Ibn Sa`d, I, p. 496.

18 Ibn Sa`d, I, p. 513.

19 Ibn Sa`d, I, p. 517.

20 Ibn Sa`d, I, p. 489.

21 Ibn Sa`d, I, p. 496 ss.

22 Ibn Sa`d, I, p. 496.

23 Ibn Sa`d, I, p. 484.

24 Ibn Sa`d, I, p. 484.

25 Ibn. Sa`d, I, p. 523.

26 Ibn Sa`d, I, p. 484.

27 Ibn Sa`d, I, p. 495.

28 Ibn Sa`d, I, p. 494 ss.: “He did not attune his voice to pitches, but stretched his voice to some extent”.

29 Ibn Sa`d, I, p. 521

Hij reed gewoonlijk op een ezel of een witte muilezel. (zie 30) Hij droeg gelapte schoenen, of simpele laarzen en herstelde zelf zijn schoenen en lapte zijn kleren. Dat belette niet dat er verteld wordt dat hij later eens een kleed kocht ter waarde van 29 kamelen. Hij ging zelf winkelen. Zijn hemd was van katoen, hij bezat twee groene hemden, toch droeg hij naast Syrisch bedrukt katoen ook zuivere zijde. Een van zijn hemden kostte één gouden dinar. Zijn hemd was eerder kort: vier ellebogen lang en twee ellebogen en een hand breed. Zijn mantel was wit, rood of saffraankleurig geel. Bij de intrede in Mekka droeg hij een zwarte tulband. Hij deed zijn gebeden en had daarbij slechts één kleed aan, nl. zijn slaapkleed, dat hij ook aanhield tijdens de seksuele betrekkingen. Hij droeg het onder de arm en dan over een schouder geslagen. (zie 31) Aan de vinger had hij een zilveren zegelring met de inscriptie: Mohammed, boodschapper van Allah. Hij was steeds zeer decent in zijn algemene houding en zijn woordgebruik. Bepaalde uitingen van Mohammed zijn pittig en duidelijk, niet bedoeld om te stichten. Men sprak bij voorbeeld in aanwezigheid van de Profeet over een man, zeggende dat hij niet opgehouden had te slapen tot de volgende morgen zonder op te staan om het gebed (de salat) te doen. De Profeet antwoordde daarop: “De duivel heeft hem in het oor gepist”. (zie 32)  Hij had een zacht karakter, was nooit brutaal of hard. Hij was eerder verzoenend en vergevensgezind. Hij maakte geen lawaai op de markt. Hij zei nooit neen; hij zei ofwel ja, ofwel zweeg hij. (zie 33) Als er iets lachwekkends werd gezegd, glimlachte hij eerder. ( zie 34) Hij zou nooit iemand of iets geslagen hebben behalve wanneer hij ging vechten voor Allah´s zaak.  (zie 35) Zijn wapens waren afkomstig uit de buit. Zo was er zijn zwaard (dhu al faqar) met zilveren hecht, buitgemaakt in de slag bij Badr, een schild met de afbeelding van de kop van een ram, buitgemaakt op de Kainuka-joden en een drietal bogen en speren van dezelfde oorsprong. (zie 36) De  woningen van zijn vrouwen waren opgetrokken uit gedroogde bakstenen, de binnenmuren bestonden uit palmtakkenloof, bepleisterd met aarde; voor de deur hing een zwart haren gordijn. (zie 37) Dat is het beeld dat de traditie ons van Mohammed achterliet, en we zien niet in waarom het onbetrouwbaar zou zijn. Als we geschiedenis bestuderen, dan maken we eerst een studie van de bronnen. Wij vragen ons af: Over welke bronnen beschikken we, hoe betrouwbaar zijn ze? Over Jezus van Nazareth en over Mohammed beschikken we niet over directe echt historische rapporten, slechts over nadien opgetekende orale tradities van gelovigen. Het is alsof we in een assisenproces alleen beschikten over getuigenissen ten ontlaste van vrienden en kennissen van de verdachte zoals die in de krant worden weergegeven. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat daarin ook niet veel waarheid kan schuilen. Het probleem ligt alleen in het toetsen van het waarheidsgehalte. De traditionele historische kritiek en  tekstkritiek beschikt over een zekere ervaring met historische teksten. Zelden komt men echter tot definitieve besluiten; men blijft veelal achter met ernstige twijfels, die men dan naar gelang de persoonlijke aanleg en voorkeur zal beslechten. Daarom waren historische studies dikwijls vrijblijvend, en gaven zij soms zeer uiteenlopende visies op de personages die zij behandelden. Bovendien zijn er in de godsdienstige figuren zoals Christus of Mohammed steeds twee aspecten: er is het historische en er is het gelovige aspect. De Christus of Mohammed van het geloof is niet de Christus of Mohammed van de geschiedenis. De gelovige transformeert immers het object van zijn geloof tot een ideaal, zoals hij dat zich voorstelt of droomt. Zo werd de Christus van het geloof het zoeterige Heilig Hart en de hemelse bruidegom voor de kloosterzusters, terwijl de historische Christus integendeel droomde van de bloedige en definitieve vernietiging van het Romeinse Rijk. Mohammed werd de wijze wetgever, de schrandere diplomaat, de geniale legeraanvoerder, en vooral de Grote Profeet. In de moslimfolklore is er het getuigenis van het geloof tot een ideaal, zoals hij dat zich voorstelt of droomt. Zo werd de Christus van het geloof het zoeterige Heilig Hart en de hemelse bruidegom voor de kloosterzusters, terwijl de historische Christus integendeel droomde van de bloedige en definitieve vernietiging van het Romeinse Rijk. Mohammed werd de wijze wetgever en schrandere diplomaat, de geniale legeraanvoerder, en vooral de Grote Profeet. In de moslimfolklore is er het getuigenis van de gazelle, de wolf, de salamander, de kat, die spreken of getuigen voor de Profeet. Hij is de zoete prins, de bruidegom, de wolk van barmhartigheid, het zegel van het profetendom; hij verenigt het wetgevend gedrag van Mozes met de beminnelijkheid van Jezus om zo een model te zijn voor het mensdom. Tot diep in de moderne tijden was Mohammed ook een soort incarnatie van de duivel, een pseudo-profeet, een bedrieger.

____________________

30 Zijn ezel heette al-Yafur, zijn muilezel Duldul, en die overleefde hem.

31 Ibn Sa`d, I, 534-561.

32 Bokhari(2), I, p. 371.

33 Ibn Sa`d, I, p. 425.

34 Ibn Sa`d, I, p. 484-495.

35 Ibn Sa`d, I, 432.

36 Ibn Sa`d, I, 580.

37 Ibn Sa`d, I, p. 429-593.

In de christelijke literatuur werd Mohammed bovendien voorgesteld als oorlogs- en roofzuchtig en seksueel bandeloos. Christelijke auteurs leggen de nadruk op het feit dat hij `ummi’ was, een ongeletterde, gemakkelijk misleid door twijfelachtige godsdienstige personen, joodse en christelijke ketters. (zie 38) djinn djahannam sura. Moslims argumenteerden daartegen: Was Mohammed een ongeletterde, dan was de goddelijke oorsprong van de koran bewezen, want alleen God kon hem dan geïnspireerd hebben. (zie 39) In de moderne tijden kwam een ander beeld van Mohammed op de voorgrond: Mohammed was de veroveraar, de wetgever, de bescheiden en tegelijk fanatieke priester.  Voltaire schilderde hem zo af, terwijl hij eigenlijk de geestelijkheid van zijn tijd viseerde. (zie 40)  Mohammed werd ook voorgesteld als de profeet-moordenaar  (zie 41) en tegelijk de edelmoedige verzoener. (zie 42) Was hij dat ook in werkelijkheid?

Wil men nu min of meer de zuivere waarheid benaderen, dan zijn er technieken en methodes nodig die ons toelaten met een grotere relatieve zekerheid te opereren. In de psychologie zijn recent twee methodes van onderzoek ontwikkeld die niet helemaal nieuw zijn, maar die, nauwkeuriger en met meer inzicht toegepast, toelaten met grotere zekerheid en wetenschappelijkheid te werk te gaan. De eerste methode steunt op de verworvenheden van de psychopathologie. Deze is een wetenschap die de symptomatologie van de geestesziekten beoogt te classificeren en ze beschrijvend te identificeren. Na een zeer vroege aanzet in de Griekse Oudheid, waaraan ze een deel van haar terminologie trouwens te danken heeft, werd zij vooral ontwikkeld in de late 19e en begin de 20ste eeuw. In de Oudheid kende men al geestesziekten als de  epilepsie, de manie, de  paranoia. Het is nochtans pas in de 20ste eeuw en dan vooral na 1950 dat de psychopathologie een degelijke wetenschap werd. Deze wetenschap is totaal onafhankelijk van oude teksten en oordeelt volgens hedendaagse criteria. (zie 43) Zij kan dus als een onafhankelijke maatstaf gehanteerd worden. Als in oude teksten syndromen worden beschreven, die, hoewel toentertijd onbegrepen, voor ons identificeerbaar zijn doorheen de soms onhandige verwoordingen van de tijdgenoten,dan zijn we zeker dat die getuigen iets beschreven dat ze in werkelijkheid hadden gezien. Een heel treffend voorbeeld is de merkwaardige en heel nauwkeurige beschrijving van een kinderlijke  epilepsie in het evangelie van Marcus. (zie 44)  Het `door de duivel bezeten’ kind leed aan een complicatie van een perinatale oorontsteking, die een thrombo-flebitis in de hersenen veroorzaakte. Deze was de rechtstreekse oorzaak van de epileptische toevallen. De tekst van Marcus geeft alle details om een dergelijke diagnose te stellen: niet alleen de volledige symptomatiek van een epileptische aanval wordt correct vermeld, nl. de initiële kreet, de stuiptrekkingen, het schuim op de mond, en tenslotte de  cyanose of het blauw of lijkbleek worden, maar ook de etiologische elementen ontbreken niet: van bij de geboorte leed het kind aan bewustzijnsverlies (het viel zomaar in het water of in het vuur), het was doofstom (wat wijst op een oorontsteking).  Voor historische personages worden rechtstreekse getuigenissen veelal vervangen door onrechtstreekse tradities, die bij het overleveren bepaalde transformaties hebben ondergaan. Dit maakt de taak van de historicus bijzonder complex en delicaat, want nu moet hij ook kunnen onderkennen op welke wijze en in welke mate bepaalde tendensen de gegevens vervormd hebben. Natuurlijk bestaan hier ook bepaalde gewoonten: schandalige, aanstootgevende, minder fraaie elementen worden verdoezeld; wonderen, verbazingwekkende evenementen worden verdicht, bijgevoegd en verzonnen, soms met ergens een basis in de werkelijkheid, en dat maakt het niet altijd gemakkelijk.

____________________

38 s.v. Muhammad, The Encyclopedia of Islam, p. 376-384.

39 Tabari, p. 50.

40 Voltaire,  Fanatisme ou Mahomet le Prophète, werd vertaald door Goethe.

41 Rodenstedt Fr., Liedern der Mirza Shaffy, 1851.

42 Boulainvilliers, La vie de Mahomet, Londen, 1730.

43 DSM3 is een modern handboek dat een eenvormige terminologie en classificatie beoogt van de geestesziekten: Volledige titel: Diagnostic and Statistical Manual, uitgave: American Psychiatric Association.

44 Somers (1986), p. 64-66. Mc. 9, 14-29: “Een uit de menigte gaf hem ten antwoord: `Meester, ik heb mijn zoon naar U toe gebracht omdat hij in de macht is van een stomme geest. En waar deze hem overweldigt, werpt hij hem tegen de grond, en de jongen krijgt het schuim op de lippen, knarsetandt en wordt helemaal stijf..’. Ze brachten hem bij hem (Jezus), maar zodra de geest Hem zag, liet hij de jongen stuipen krijgen; deze viel neer en rolde over de grond met het schuim op de lippen. Jezus vroeg aan de vader: `Hoe lang heeft hij dit al?’ Deze antwoordde: `Vanaf zijn kinderjaren. Hij heeft hem ook dikwijls in het vuur en in het water geworpen om hem te doden…’ Toen Jezus zag dat de mensen te hoop liepen, gebood hij op strenge toon aan de onreine geest: `Stomme en dove geest, Ik gelast je, ga uit hem weg…’ Onder geschreeuw en hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen zag eruit als een lijk, zodat de meesten dachten dat hij dood was. Maar Jezus vatte hem bij de hand en richtte hem op”.

De ervaring heeft ons geleerd een deel van deze elementen wegens bepaalde kenmerken onmiddellijk als verzonnen te catalogiseren, terwijl andere elementen de kenmerken vertonen, die ze ons als eventueel authentiek kunnen laten herkennen. Zo zijn er in bepaalde wonderverhalen een aantal clichés, die onmiddellijk duidelijk maken dat het om vervalsingen gaat, zoals het stralend witte licht bij de verschijningen van engelen. (zie 45) Anderzijds zijn er soms details vermeld, die wegens hun concrete irrelevantie alleen kunnen stammen uit rechtstreekse waarneming. Het epileptische kind bij Marcus krijgt een crisis bij de ontmoeting met Jezus. En dat is een element waarin de deskundige onmiddellijk het ware karakter van die  epileptische crisis erkent: zij wordt uitgelokt door een emotionele gebeurtenis zoals de confrontatie met een onbekende profeet. (zie 46)

Uit ervaring weet een deskundige welke elementen speciaal herinnerd en opnieuw vermeld worden door een echte getuige, en welke als ingebeeld moeten worden beschouwd. De zekerheid van dit inwendige criterium is weliswaar niet zo groot als de zekerheid van het uitwendige criterium der psychopathologie, toch laat het soms toe heel scherp onderscheid te maken tussen verscheidene verhalen. Men weze gewaarschuwd tegen een eigenaardige wijze van redeneren van bepaalde `geleerden’, hetzij historici, hetzij medici. Zij gaan ervan uit dat de ons bewaarde tradities vrij laattijdig opgetekend werden, dat zij moeilijk te controleren zijn, en dat sommigen duidelijk behoren bij de mythologie. Op basis van dergelijke onzekere gegevens een diagnose opstellen lijkt zuivere onzin. En dus, zeggen ze, kan een diagnose geen enkele wetenschappelijke waarde hebben. Zij vergeten daarbij dat zij zelf uitgaan van een onbewezen en betwijfelbare stelling, namelijk dat alle gegevens in de bronnen onjuist en onbetrouwbaar zouden zijn. En vanuit dergelijke  onbewezen stelling trekken zij hun conclusie. Met een dergelijke valse redenering kan men natuurlijk onwetende en onnozele lezers om de tuin leiden.

Want waar gaat het om? Ten eerste bewaart de traditie een aantal al dan niet betrouwbare gegevens, dat is een onomstootbaar feit. Ten tweede beschikt de moderne wetenschap over een grote informatie betreffende allerlei ziekten. Die informatie-elementen noemen we symptomen. Deze bundelen zich in syndromen. Als een arts een diagnose stelt, dan tracht hij doorheen de symptomen het syndroom te vinden dat onthult met welke ziekte hij te doen heeft. Tot onze verbazing stellen we nu vast, dat de feiten die de tradities ons overleveren nauwkeurig overeenkomen met de in de moderne wetenschap gekende symptomen en syndromen. Welnu als deze tradities zo exact de feiten schilderen, DAN ZIJN ZE OOK BETROUWBAAR. Het bewijs van hun betrouwbaarheid wordt geleverd door hun strikte overeenkomst met de moderne wetenschappelijke criteria. En op die betrouwbare gegevens kan men een diagnose vestigen. In de logica noemt men deze procedure inductie. Het is door inductie, die uitgaat van de feiten, dat de wetenschap opgebouwd wordt. (Meestal gebeurt dat niet door deductie die uitgaat van abstracte beginselen.) We vertrekken dus van de zekerheden van de moderne wetenschap, die symptomen en syndromen kent als indiciën van ziekten. Vanuit dat zekere criterium beoordelen we de gegevens van de traditie, om vast te stellen dat ze volmaakt overeenkomen, en DUS betrouwbaar zijn. Gewapend met deze supplementaire criteria zullen we nu vragen tegemoet gaan als:  Wat bewoog Mohammed om te worden wat hij geworden is? Welk psychisch proces heeft zich bij hem voltrokken en wat is de juiste aard van dat proces?

Mohammed is een figuur, tegenover wie men niet onverschillig blijft, ook niet als men geen Arabier is. Hij incarneert een Godsgeloof, een moraal, een levensbeschouwing, een brok cultuur, die enerzijds in het verlengde liggen van de joodse en de christelijke godsdienst en anderzijds er zich scherp van onderscheiden, en dat op essentiële punten. Men zal tevergeefs de verklaring zoeken van Mohammed´s invloed in zijn leer: ook de joden kenden het monotheïsme, ook zij kenden de polygamie, joden en christenen bezaten heilige boeken, waaruit zij wijsheid putten, de christenen geloofden in een uiteindelijk laatste oordeel, in een  hemel en een  hel. Het is slechts als Mohammed verklaart de engel Gabriël gezien te hebben, een openbaring gekregen te hebben en tot Profeet bevorderd geweest te zijn, dat er beweging en reactie komen in zijn volk. Net als  Jezus van Nazareth wordt hij in den beginne aangezien als een krankzinnige, bezeten door de duivel of door een  djinn. (zie 47)

____________________

45 Undeutsch, p. 52-66.

46 Somers (1986), p. 64-68.

47 Sura 68, 51: ( Sura betekent hoofdstuk) “Zij die ongelovig zijn zouden u haast omverwerpen door hun blikken, wanneer zij de Maning horen, terwijl zij zeggen: `Hij is waarlijk een bezetene'”; Sura 15,6: “En zij zeggen: `O gij op wie de Maning is neergezonden, gij zijt waarlijk een bezetene'”. De  djinns worden als volgt beschreven in de koran: Sura 7, 179: “En voor  Djahannam hebben wij geschapen velen van de djinns en de mensenkinderen, welke harten hebben, waarmede zij niet verstandig denken, en welke ogen hebben, waarmede zij niet zien, en welke oren hebben, waarmede zij niet horen”. Allicht doet die terminologie ons denken aan de typische woorden van Christus: “Zij die oren hebben, om te horen…”  Mt. 13,43.

Sommigen noemen hem een waarzegger of een tovenaar. (zie 48)  madjnun  kahin  sahir. Meer nog: in het allereerste begin twijfelt Mohammed aan zichzelf en staat hij op het punt zelfmoord te plegen. Hij gelooft in de djinns en neemt aan dat zij die waan veroorzaken. (zie 49)  djinn. Zoals Jezus in de woestijn maakt hij een crisis door en net als Jezus doorstaat hij deze crisis, herwint zijn zelfvertrouwen en predikt zijn uitverkiezing. Jezus predikt de komst van het Rijk Gods, want hij is de  Mensenzoon, Mohammed predikt de openbaring van de koran, want hij is de Profeet. En dat was nieuw. Steeds weer zien we in de geschiedenis van de godsdienst dat er profeten opstaan, die beweren dat ze een zending gekregen hebben van God zelf: Abraham, Mozes, Isaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël, Henoch, Jezus, Baruch, Ezra, Johannes, Mohammed en dichter bij ons Swedenborg,  Smith, Lou de Palingboer en vele anderen. (zie 50) Tegelijk groeit het besef dat voor een deel van deze `roepingen’ een psychopathologische verklaring voor de hand ligt. Het is immers een vast gegeven van de psychopathologie dat de geestesziekte zich dikwijls manifesteert door de plotse openbaring aan de betrokkene van een wereldwijde roeping door God zelf. Dit kan gepaard gaan met visioenen, met het horen van stemmen, met het ontvangen van bevelen. Kortom, het is voor de betrokkene, maar ook voor hen, die hem omringen, een fantastische sensationele belevenis.  Om een voorbeeld te kiezen dat dichter bij ons ligt, Emmanuel Swedenborg (1688-1772), natuurvorser en technicus, krijgt op 57-jarige leeftijd hallucinaties en waanideeën. Hij vertelt over zijn omgang met engelen en geesten. “Het was mij toegelaten met engelen om te gaan en met hen te spreken van man tot man, en zo te zien wat er in de hemel en de hel is, en dat nu al 13 jaar; en wat ik gehoord en gezien heb is mij toegelaten te schrijven.” (zie 51)  Sinds 1736 beleeft Swedenborg visioenen in waaktoestand, sinds 1744 Christusvisioenen en in 1745 krijgt hij de overtuiging dat hij volledig verkeer heeft met de wereld der geesten. Hij wint meteen miljoenen volgelingen. Algemeen wordt hij door de wetenschappelijke wereld al snel als geesteszieke aangezien, meer bepaald als een paranoialijder. (zie 52) Maar niet alle profeten worden zo vlug herkend als zieken. De boodschap van  Henoch, de vermoedelijke Leraar der gerechtigheid voor de sekte der  Essenen (÷ 100 v.Chr.), verschilde niet veel van die van Swedenborg. Ook hij mocht zien wat in de hemel en de hel gaande was, hij werd door engelen begeleid doorheen het heelal en had een ontmoeting met God, waarin hij vernam dat hijzelf de Uitverkorene was.   (zie 53 ) Hij beleefde zichzelf als de Mensenzoon die alle bozen zal oordelen. K. Jaspers, de psychopatholoog en fenomenoloog, beschreef heel nauwkeurig de typische belevenissen van dergelijke zieken: het zijn metafysische openbaringsprocessen met kosmische draagwijdte die zij ervaren. De zieken maken enorme revoluties mee. De hele geschiedenis van het mensdom wordt herbeleefd. De zieke speelt de hoofdrol, doorkruist het heelal, wordt belast met een immense taak. (zie 54) Alle profeten zijn diep overtuigd van de belangrijkheid van hun zending. Allen zijn zij sensationeel, omdat zij fantastische openbaringen doen, die zij onmiddellijk van God ontvingen. Allen zijn zij egocentrisch. Mohammed en Jezus van Nazareth delen beiden in die sfeer. Beiden werden belast met een immense taak en een grote waardigheid, en dat door God zelf. Dat feit staat vast. Geen onderdeel van de traditie is te verklaren, indien we niet aanvaarden dat dergelijk geloof de basis was van hun gedrag. Dit is een eerste gegeven, dat we als historisch kunnen beschouwen en dat als basis kan gelden voor elk verder onderzoek. Zowel Mohammed als Jezus leven vanuit een overtuiging, de eerste dat hij de Profeet is van Allah, de andere dat Hij de Mensenzoon is, de Christus.

____________________

48 djinn-bezetene:  madjnun waarzegger:  kahin tovenaar:  sahir.

49 De  djinns komen veelvuldig voor in de eerste sura’s van de koran.

50 Eigenlijk Svedberg, cf. Kant, p. 975. Cf. ook: K.

Jaspers, Strindberg et van Gogh, Swedenborg, H”lderlin.

Etude psychiatrique comparative. Parijs, 1953.

51 Swedenborg, I,2.

52 Kant, II, 969 en 975; Lange-Eichbaum, p.434-437. Paranoia is een vrij zeldzame psychose, die zich meestal rond de veertiger jaren manifesteert door waangedachten. Veelal gaan die gepaard met auditieve en visuele hallucinaties. De zieke hoort stemmen bijv. die hem bevelen geven. Zeer dikwijls komt er nog een vervolgingswaanzin bij. De parafrenie is een variante van de paranoia. Hier komen de hallucinaties uiterst zelden voor, mogelijk is er alleen een beginhallucinatie, maar ligt meer de nadruk op de fabulatie, veelal met genetische inslag. Cf. Ey.

53 Somers (1990) , p. 129-136; Somers (1986), p.80-83.

54 Jaspers, 1948, p. 238, p. 247-248.

Tweede Hoofdstuk : De berooide wees

Mohammed´s vader, Abdallah (zie 55 ) sterft nog vóór de geboorte van zijn zoon. Zijn moeder besteedt de zuigeling uit aan een voedster. Dat was een gewoonte van welgestelden. Jonge vrouwen vrezen dat de borsten door het zogen te zeer zullen gaan hangen en hun aantrekkelijkheid verliezen. Ze laten dan de borstvoeding maar over aan een min. De eerste dagen na zijn geboorte wordt Mohammed uitbesteed aan een slavin:  Thuweiba. Daarna bij een stam in de woestijn met name de Banu Sa`d, waarvan men beweert dat kinderen daar een mooiere taal zullen leren en sterker worden. Ons is het ontroerend verhaal bewaard van de uitbesteding van Mohammed. De vrouwen uit de omtrek van Mekka, op zoek naar een bijverdienste, kwamen blijkbaar samen op de markt. Het was een hard jaar.  Halima en haar man waren zeer arm; zij voegden zich bij de groep die wachtten op klanten. Halima had tekort aan moedermelk, zelfs de kameel en de ezel waren slap en droog. Nu werd Mohammed aangeboden, maar de melding dat hij een wees was deed ze vrezen dat er niet of niet voldoende zou betaald worden. Men wilde Mohammed dus niet. Als echter bleek dat Halima geen andere baby kon krijgen, besloot ze toch maar Mohammed te aanvaarden. En zie, de armoede verandert in welstand : Halima heeft nu overvloedig moedermelk, ook de kameel begint melk te geven, de ezel wordt sterk. Dit typisch naïeve verhaal zegt ons dat waarschijnlijk de vrees dat de moeder niet of te weinig zou betalen ongegrond is gebleken, dat ze integendeel ruim de min kon vergoeden, die daardoor haar armoede in welstand zag keren. (zie 56)  In de legendevorming nemen dieren ook de rol over van mensen; zoals de os en de ezel bij de kribbe van Jezus, zijn er de kameel en de ezel bij de uitbesteding van Mohammed. In een ander verhaal krijgen we een interessante variante op dit fenomeen: na de verovering van Khaibar op de joden komt de Jodin Zainab en biedt de Profeet een geroosterde geit als geschenk aan. Ze had op voorhand geïnformeerd welk deel van de geit door Mohammed verkozen werd, en dat was de voorpoot. Die had ze dan ook speciaal vergiftigd. Mohammed en zijn gezellen beginnen ervan te eten en Mohammed zou het voedsel uitgespuwd hebben. Maar één van de gezellen, met name  Bishr, sterft eraan. Mohammed liet onmiddellijk de joodse ontbieden. Deze zei hem: “Ik wilde weten of gij een echte Profeet zijt. Allah zou u zeker gewaarschuwd hebben; zo niet zijt ge maar een leugenaar en dan is het volk door uw dood van u verlost…”. Mohammed beval ze te doden. Maar in een andere versie begint de geit zelf te spreken om Mohammed te waarschuwen. Ze neemt dus een menselijke rol over.  (zie 57)

In het eerste verhaal onderscheiden we duidelijk twee soorten gegevens: de wonderen waarin dieren een hoofdrol spelen en de zeer reële bekommernis dat een onbemiddelde wees weinig of niets opbrengt. We ontdekken derhalve een grond van waarheid in het verhaal. Mohammed werd als baby met moeite aanvaard, maar de vrees dat de min niet voldoende vergoed zou worden, bleek ongegrond.

Toen Mohammed zes jaar oud was, verloor hij ook zijn moeder Amina. Hij was met haar op reis geweest naar Yathrib voor een bezoek aan zijn ooms. Op de terugweg stierf zij te Al-Abiva. Gedurende de twee volgende jaren was hij aangewezen op zijn grootvader, Abd al- Muttalib van het geslacht der  Hashim, die hem graag zag. Als hij acht jaar was, stierf ook deze. Hij moest nu naar zijn oom, Abu Talib, die nooit een gelovige werd. Dat Mohammed een wees was wordt door alle bronnen bevestigd. We kunnen daaruit enkele gevolgtrekkingen maken, die logisch, noodzakelijk en belangrijk zijn voor het begrip van zijn persoonlijkheid. Het is bekend dat Mohammed sterk gehecht bleef aan zijn eerste min. Tot aan haar dood bleef hij ze geschenken en klederen zenden. Een pasgeboren kind maakt immers een imprinting-fenomeen mee (zie 58): neurologisch vormt zich een beeld van de moeder, een binding met een object dat voedt en eerst verschijnt in het bewustzijn van het kind. Tegenover dat object vertoont het een groet- en een volgreflex. Dat is de neurologische moeder. Voor Mohammed was dat duidelijk Thuweiba. We mogen veilig aannemen dat bij Mohammed een echte band is ontstaan met zijn allereerste min, terwijl een vaderbinding is open gebleven. (zie 59)  Khadidja  Halima. De dominantie van het vrouwelijke element bij afwezigheid van de vader, – nadien gaat Mohammed bij zijn moeder wonen, -ook op zijn relaties met zijn grootvader, is merkwaardig,

____________________

55 Abd Allah betekent dienaar of slaaf van Allah.

56 Sura 2, 233 : “En indien gij uw kinderen wilt doen zogen door anderen, dan is dat geen vergrijp voor u, wanneer gij daarbij geeft, wat gij moet geven, naar behoorlijkheid”.

57 Ibn Sa`d, II, 249-251.

58 Lorenz ontdekte voor het eerst dit fenomeen bij de eenden: tot een drietal dagen na de geboorte vormt er zich een imprinting-fenomeen, zodanig dat de figuur die de pasgeboren eendjes eerst zien en die ze voedt om zo te zeggen een soort moeder-eend wordt, die zij komen begroeten en die zij volgen. Lorenz bewees, dat niet alleen een mens op die wijze moeder-eend kon worden, maar elk voorwerp. Na drie dagen evenwel is er geen mogelijkheid meer dit fenomeen te verwekken. Het is dus duidelijk een neurologisch gebeuren, dat samenhangt met de ontwikkeling van het brein. Bij de mens loopt deze periode evenwel tot het ontstaan van de bekende `vreemdenangst’, die het einde van het imprinting-fenomeen aanduidt.

59 Muir, p. 5: Toen hij huwde met  Hadidja schonk deze een kameel en vijftig schapen aan Halima, want hij is volgens de traditie de vriendelijke jongen, de beminnelijke jongen, die dan ook de genegenheid ondervindt van zijn familie. Als wees blijft hij noodzakelijk de behoefte aan een vader voelen en die zoekt hij te voldoen bij zijn grootvader. Raadselachtig is waarom hij zijn eigen vader in de hel zet. Getuigt dat niet van een verdrongen vijandigheid? Soms vindt men bij de weduwe een gevoel van vijandigheid tegen een overleden echtgenoot, omdat hij zijn gezin in de steek liet. Hij wordt schuldig geacht. Was dit het gevoel van Amina tegenover Abdallah, zijn vader, en deelde Mohammed dit? Het was toch niet alleen omdat zijn vader geen gelovige moslim was vóórdat ook maar iemand sprak over de islam, dat zijn plaats in de hel was…

Mohammed´s vaderbeeld is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Zijn genegenheid en bewondering gaat naar Abraham, die hij zijn vader noemt, en die zowat het spiegelbeeld is van zijn grootvader, die voor een deel bijgedragen had in de vorming van dat vaderimago. Een duidelijk milde grootvader heeft een warme ondertoon gegeven aan de beeldvorming van de Vader in de hemel. We kunnen dit zeggen omdat we later Allah die alomvattende rol zien vervullen.  Allah wordt alles wat de jonge Mohammed in zijn jeugd zo heeft gemist. Allah is een God, die almachtig en alwetend is, doch vergevensgezind en mild. Allah is goedertieren jegens de dienaren. (zie 60)   Allah is vergevend en zachtmoedig. (zie 61)

Dezelfde rol zien we de Vader in de hemel vervullen bij  Jezus van Nazareth. De onzekere vader-verhouding van Christus leidt hier ook tot een idealisering, tot de overtuiging zelfs de zoon te zijn van de Vader in de hemel. Ook bij  Mozes die een onzekere vader-verhouding kende, zien we het ontstaan van een godsbeeld als een  vaderimago dat overeenkomt met de vroege belevenis van vaderlijke leegte. Mozes’ godsbeeld  is bijzonder hard. (zie 62)  Niet alleen zijn grootvader was een vaderlijke figuur, ook zijn oom kreeg vaderlijk gezag over hem. Ook hem ziet Mohammed in de hel. Was dit een onbewuste reactie tegen het gezag van zijn oom?  Gedurende zijn  jeugd was hij het arme neefje; hij zou zelfs een tijd herder zijn geweest en kwam waarschijnlijk op de tweede plaats na de kinderen van zijn beschermer. Mohammed verwijst Abu Talib naar de hel, ook al omdat hij ongelovig bleef. Verwijt hij hem misschien bovendien zijn karig bezit als wees verteerd te hebben? Want ook die hoofdzonde, zoals we zullen zien, ziet hij in de hel bestraft. (zie 63) Veel duidelijker nog is zijn reactie tegenover vrouwelijke figuren. Hij bestrijdt uitdrukkelijk de godinnen. Allah is de enige God. Mohammed duldt geen machten naast Hem, zeker geen vrouwelijke. Koesterde hij eerder of ook wrok tegenover zijn moeder of de vrouw(en) van zijn oom? Verweet hij zijn moeder hem zo lang uitbesteed, praktisch verworpen en hem zo vroeg verlaten te hebben? Hij verbleef immers vijf volle jaren bij zijn pleegmoeder, bij zijn eigen moeder nauwelijks één.  (zie 64) Of werd hij enigszins verworpen door haar, misschien ook wel wegens die eigenaardige wrat tussen de schouders? Of was ook de vrouw (of waren de vrouwen) van zijn oom als stiefmoeder(s) weinig liefderijk? Is Mohammed affectief op zijn honger gebleven? Is daarom Allah des te groter, des te belangrijker? Want duidelijk is Mohammed Allah´s lieveling, zoals hij het eens was van zijn grootvader. Hij krijgt immers de opdracht de Boodschapper te zijn voor de Arabieren. Hij is de uitverkorene, de enige. Nog een ander verhaal over de kleine Mohammed, verdient onze aandacht. Als hij twee tot drie jaar oud is, komt de pleegbroer aanrennen bij zijn moeder, – de kinderen waren achter de tenten aan het spelen, – en doet het volgende verhaal: twee mannen in het wit  gekleed, hebben zich meester gemaakt van mijn broer, hem op de grond gegooid, zijn buik geopend en zijn hem aan het molesteren. De pleegouders liepen er naar toe, en vonden de kleine Mohammed helemaal bleek. Ze vroegen hem wat er gebeurd was en hij zei: “Twee mannen in wit gewaad kwamen, gooiden me om, openden mijn  buik en zochten daarin naar iets, ik weet niet wat”. (zie 65) We zijn geneigd dit verhaal als historisch juist te aanvaarden. Het oorspronkelijke verhaal bewaart iets dat typisch is voor het kinderlijk ervaren van een seksueel spel. Een kind van twee tot drie jaar weet niet wat ouderen gaan zoeken in de buikregio. Het is zich nog totaal onbewust van het seksueel belang ervan. Het is dus ook verschrikt en verward als het plots geconfronteerd wordt met twee jongeren die van de gelegenheid gebruik maken om een kind te masturberen. Uit het verdere verloop van het verhaal blijkt dat ook de pleegouders niet onmiddellijk beseffen wat er precies gebeurd is, en denken dat er iets is met Mohammed. Uit angst dat het met hem misloopt, brengen zij hem terug bij de moeder.

____________________

60 Sura 2, 207.

61 Sura 2, 235; Sura 24, 21: Allah is de barmhartige Erbarmer.  Sura 16,70: Allah is wetend en machtig.

62 Somers (1990), p. 54-74.

63 Cf. 96.

64 Hamidullah (1979), p. 5.

65 Birkeland, p. 9: de eerste versie wordt door hem gezien als een volkse verklaring; de tweede versie als een traditionalistische:  het openen van het hart is het symbool van de roeping; de purificatie betreft de verwijdering van alle polytheïsme en heidendom; het gouden bekken is gevuld met geloof en wijsheid.

Halima moet zelfs bekennen, dat ze vreest dat hij een duivel heeft. Maar de moeder stelt hun gerust. Zij zou een wonderlijk verhaaltje opgedist hebben over haar bevalling. (Ook Mohammed dist soms wonderlijke verhaaltjes op zoals zijn moeder).  Veel later vragen de leerlingen Mohammed om over zichzelf te vertellen. En ziehier het merkwaardige verhaal, dat hij hun voorschotelt: “Toen ik met mijn pleegbroer aan ’t spelen was achter de tenten kwamen twee mannen tot mij in wit gewaad met een gouden bekken vol sneeuw. Ze grepen me en openden mijn buik, haalden mijn hart eruit en spleten het; dan haalden ze een zwart element eruit en gooiden het weg; daarna wasten zij mijn hart en mijn buik met die sneeuw totdat zij die grondig hadden zuiver gemaakt”. Blijkbaar is het voorval toch traumatiserend genoeg geweest, zodat het niet vergeten werd. Het trauma werd getransformeerd in een soort liturgie door engelen. Een purificatie-ritus moet het latente schuldbewustzijn wegwissen. Weer vinden we hier twee reeksen elementen: de legendarische: engelen in wit gewaad met een gouden bekken vol sneeuw, het reinigen en wit wassen van het hart, en de werkelijke: een klein kind, dat niet weet wat de overvallers in de buikregio zoeken, maar totaal verward is wegens deze onverwachte en onbegrepen ervaring. Er bestaat nog een verhaal, waarin een  purificatie-element voorkomt. Mohammed vertelt: “Deze nacht zijn twee personen bij mij gekomen, en nadat ze mij wakker hadden gemaakt, hebben ze mij geleid naar een stad opgebouwd uit gouden en zilveren stenen. Onderweg kwamen we mannen tegen, waarvan de helft van het lichaam zo mooi was als ge maar kunt uitdenken, en de andere helft zo lelijk als mogelijk. Mijn gezellen zegden hun: `Gaat u in de rivier gooien’. Zij deden het en kwamen bij ons terug volkomen ontdaan van al het lelijke, zodat ze zeer mooi geworden waren. `Dit is nu de hof van  Eden’, zegden mijn gezellen, `en het is daar dat ge zult wonen. De mannen waarvan de ene helft mooi en de andere lelijk was, dat zijn diegenen die tegelijk een goede en een slechte daad begingen en aan wie Allah vergeven heeft'”. (zie 66)

Een ander verhaal over de jonge Mohammed kunnen we evenmin negeren. Toen hij twaalf jaar oud was, zou hij met zijn oom Abu Talib een reis ondernomen hebben naar Syrie. (zie 67)  Daar zou hij in contact gekomen zijn met een monnik genaamd Bahira. Deze voorspelde dat Mohammed een groot profeet zou worden. Er is ook sprake van een tweede reis toen Mohammed al volwassen was, waarop hij de monnik  Nastur zou ontmoet hebben, die eveneens zulke voorspellingen deed. Mogelijk zijn deze verhalen niet veel meer dan propaganda bij de christenen, opdat zij, daarin aangemoedigd door uitspraken van christelijke monniken, de islam zouden omhelzen en Mohammed als Profeet erkennen. In het evangelie vinden we hetzelfde procedé: bij de opdracht van Jezus in de tempel is het de oude  Simeon die de profetie voorbrengt: “Zie, dit kind is bestemd tot val en opstanding van velen…”  (zie 68)  Wij hebben de indruk dat het verhaal van de profetie van de christelijke monnik wel eens geïnspireerd zou kunnen zijn door het evangelie. Temeer daar we in de traditie nog andere gelijkenissen vinden. Aan Mohammed wordt bijv. ook een brood- en een dadelvermenigvuldiging toegeschreven, en ook allerlei voorspellingen. (zie 69)  Dat deze wonderen niet historisch zijn, maakt  Mohammed zelf duidelijk. In tegenstelling met Jezus kon hij geen wonderen doen en beschikte hij over geen buitennatuurlijke gaven. (zie 70) Toch lijkt er een grond van waarheid aan de basis te liggen van het verhaal over de broodvermenigvuldiging. Om Yathrib later te verdedigen tegen het leger van de Mekkanen had men besloten een verdedigingsgracht te graven. Het verhaal speelt zich af tijdens die werken. Een vrouw bracht gerstedeeg aan voor de Profeet. Die spuwde erop; hij zegende daarna het deeg, en zich begevend naar de ketel (met vlees) spuwde hij er eveneens in, en na hem gezegend te hebben, zegde hij: “Roep een bakkerin om er samen met mij brood van te maken, en neem het kooksel uit de ketel zonder hem van het vuur te nemen”. Er waren daar wel duizend man, en zij allen aten tot ze voldaan waren. (zie 71)  Nu moet men weten, dat Mohammed in het vooruitzicht van de aankomst van de Mekkanen ervoor gezorgd had de hele oogst binnen te halen, zodat de Mekkanen geen voeder hadden voor hun paarden en kamelen, en geen voedsel voor hun manschappen. Hij had dus voorraden, die hij kon aanspreken en daarmee een soort mirakel simuleren. Het verhaal over de tweede reis met de ontmoeting van de monnik Nastur (Nastur is een andere vorm voor  Nestorius) schijnt ook als doel te hebben de christenen dichterbij te brengen. Mohammed kon niet aannemen dat Jezus Gods zoon zou zijn, want dan kon hij geen Profeet meer zijn die Jezus in de schaduw zou stellen. Mohammed verklaart dus dat Allah geen zoon heeft, en dat Jezus een gewone profeet is zoals Abraham en Mozes. (zie 72)

____________________

66 Bokhari(2), LXV, XV,1, III, p. 337.

67 Ibn Sa`d, I, p. 132.

68 Lc. 2, 34.

69 Tabari, p. 34.

70 Sura 6, 50: “Ik zeg niet tot ulieden: bij mij zijn de schatten van Allah, en ik ken ook niet wat verborgen is. Ik zeg u niet: Ik ben een engel”.

71 Bokhari(2), III, p. 124.

72 Sura 5, 116-117; 4, 172; 43,59; “Allah heeft geen zonen”: 2, 116;6, 100;9, 30…

Hij had dus minder moeilijkheden met de christelijke ketterij van het  Arianisme, dat de goddelijke natuur in Jezus ontkende. Oost-Syrie was evenwel de bakermat van het Nestorianisme en Nestorius loochende eerder Jezus’ menselijke natuur. (zie 73)  Als Mohammed contact heeft gehad met christelijke monniken in Syrië waren dat waarschijnlijk Nestorianen. En dan is het betekenisvol dat juist een monnik Nestorius, een Nestoriaan, voorspelt dat Mohammed een groot Profeet zal worden. Als er een grond van waarheid onder dit verhaal zit, dan is het dat er ooit een contact is geweest tussen een Nestoriaanse monnik en Mohammed. Het mythologische deel van het verhaal is dan, dat die monnik voorspelt dat Mohammed een groot Profeet zal worden. Het is zeker dat Mohammed ook bij de christenen, net zoals bij de joden, naar aansluiting heeft gezocht. Hij is daar duidelijk op veel minder openlijke afwijzing gestoten. Daar getuigt hij van in de koran. Hij zegt daar uitdrukkelijk dat christenen hem gunstiger gezind zijn omdat  deze priesters en monniken hebben, die zich niet verhovaardigen. (zie 74) Hieruit kan blijken dat Mohammed spreekt uit persoonlijke ervaring. Wij kunnen veilig besluiten dat hij inderdaad contacten had met christelijke monniken en priesters, maar toevallig viel op Nestorianen, die hem vriendelijk bejegenden.

Derde Hoofdstuk : Mohammed en zijn vrouwen

Opgegroeid in een relatief mild milieu, wordt de volwassene Mohammed een beheerste man, zonder wilde passies en met een nuchter karakter. Liefdesavonturen kent hij niet. Hij is religieus uit traditie en meditatief van nature. Tegelijk leert hij ook het koopmansleven.  Hij wordt de betrouwbare genoemd: `al  amin’. (zie 75) Niets schijnt hem te bestemmen voor de rol die hij later gaat spelen.  Mekka was van ouds een religieus centrum. Er waren de bedevaarten van heidense oorsprong trouwens, en er was de  Ka`ba, het huis van Allah, met de zwarte steen, die door de moslims wordt gekust.  (zie 76)  Abraham Zamzam  Gabriël. Er waren de afbeeldingen van verschillende godheden. Er waren ook  christenen in Mekka, voornamelijk slaven. (zie 77)  evangelie. Door toedoen van zijn familie komt hij in contact met een rijkere weduwe, die een zaakvoerder zocht. Het komt tot een echte relatie. Mohammed huwt de weduwe en verwekt bij haar kinderen. Niets is meer gewoon in het leven van Mohammed. En toch… Elk jaar gaat hij in afzondering bidden, een hele maand lang. (zie 78)  tahannuth  Dat wijst op een probleem. Wat zoekt hij juist? Welk gemis wil Mohammed compenseren? Blijft er al die tijd geen grote leegte in Mohammed´s geest: zijn behoefte aan een echte vaderlijke figuur? Het komt voor dat bij kinderen waar de vader-verhouding problematisch of gestoord is, er een godsdienstig probleem ontstaat. Het Godsbeeld van de Vader in de hemel gaat de plaats innemen van het ontbrekende  vaderimago. Bij wezen is het typisch dat het vaderimago geïdealiseerd wordt: die vader is volmaakt en heeft geen gebreken. Bij Mohammed is het Allah die een absoluut dominerende plaats gaat innemen in zijn bewustzijn. Allah is gewoon alles. Hij is de ideale vader die alles kan, die alles weet, die barmhartig en liefdevol is. Natuurlijk is Hij ook de  vertegenwoordiger van het gezag. De bozen zal Hij straffen. Maar voor de gelovigen is Hij goed, die helpt Hij. (zie 79) Affectief is Mohammed duidelijk het slachtoffer van voortdurende pech. Eenmaal gehuwd, verliest hij één na één al zijn kinderen behalve zijn dochter Fatima. (zie 80)

____________________

73  Nestorius leefde  ca. 382-451. De Nestoriaanse Kerk was een machtige kerk.

74 Sura 5, 82: “Gij zult bevinden dat de  joden de hevigsten in gramschap zijn tegen hen die geloven; en ge zult als de naasten hunner in genegenheid voor hen, die geloven, hen bevinden, die zeggen: Wij zijn  christenen. Zulks omdat onder hen priesters en monniken zijn en omdat zij zich niet verhovaardigen”.

75 Wessels, p. 53.

76 Muir, p.1-5: volgens de traditie staat de  Ka`ba op de plaats waar Hagar, toen ze weggezonden werd door Abraham, met haar zoontje  Ismaël de bron  Zamzam vond. Ismaël zocht een steen om de hoek van de Ka`ba, te markeren: de engel  Gabriël gaf hem de zwarte steen.

77 Mohammed heeft, en dat blijkt uit alle elementen, die men in de koran vindt, slechts een zeer oppervlakkige kennis van de joodse bijbel of het  evangelie. Hoogstens weet hij een en ander van horen zeggen.

78 Tahannuth werd deze praktijk genoemd.

79 Sura 2, 253: “Allah, de verhevene, de ontzaglijke”; 24,21 :”de barmhartige Erbarmer”; 7, 155 :”Gij zijt de beste der vergeving-schenkenden”; 2, 212 :”Allah bemint waarlijk hen, die zich berouwvol tot Hem keren en bemint hen, die zich reinigen”; 12,64: “Allah is de beste behoeder en Hij is de barmhartigste der erbarmers”; 16,70 : “Allah is wetend en machtig”; 24,35 :”Allah is omtrent alle ding wetend”; 11, 123 :”uw Heer is niet achteloos op wat gijlieden bedrijft”;  2, 233 :”weet dat Allah scherp toeziet op wat gij bedrijft”, 3,4 :”Allah is geweldig en één die tuchtigt”; 7,156 : “Mijn bestraffing, daarmede tref ik wie ik wil”; enz.

80 Wessels, p. 131.

Hij had namelijk vier dochters (zie 81) Zainab, Ruqaija, Umm Kulthum en Fatima  en enkele zonen (één of twee of meer?) Qasim,  Lahab,  Usman,  Abdallah, Ibrahim en Manaf  die alle stierven als kind..   (zie 82) Als we weten hoe belangrijk het voor mannen in het Midden-Oosten is om mannelijke afstammelingen te hebben, – was dat gemis ook niet het trauma dat Abraham in een crisis stortte? (zie 83) – dan kunnen we bevroeden dat ook Mohammed niet ongevoelig is gebleven voor deze reeks tegenslagen. Is het daarom dat Mohammed zich bijzonder verwant voelt met Abraham? “Ik heb nooit een man gezien die meer op mij lijkt dan Abraham”, zei hij.  (zie 84)  Hij adopteert derhalve een slaaf, Zaid. Maar die sneuvelt op zijn beurt in de slag bij Muta.  Daarom is hij ook bijzonder blij als hij later (maart 630) van Mariya, de Koptische slavin, een zoontje Ibrahim krijgt dat echter spoedig zal sterven. Nu was hij `abtar’, dus zonder mannelijke nakomelingen. (zie 85) Van zijn geboorte af tot diep in zijn volwassenheid kent Mohammed slechts rouw, een bijzonder ingrijpende rouw: hij verloor al te vroeg zijn vader, nadien zijn moeder, grootvader, zijn vrouw, mannelijke kinderen en later ook zijn dochters. Kunnen we op die manier het verbod van Mohammed niet begrijpen om nog pasgeboren meisjes levend te begraven, zoals bij de Arabieren gebruikelijk was, (zie 86) en ook zijn wanhopig streven naar steeds meer vrouwen met als doel tenslotte toch een mannelijke nakomeling te krijgen? Deze frustrerende rouw wordt enigszins verzacht door de diepe genegenheid van de familie, van de echtgenote, van de latere bijwijven. Ook het vroege wegvallen van de moeder en de complexe moederbinding (met de echte, de min en de pleegmoeder) kunnen bij Mohammed een onzekerheid veroorzaakt hebben, tot in de partnerkeuze toe.

Zijn vrouw is geen jonge maagd. Khadidja was een weduwe, die wat ouder was, – hoeveel is onduidelijk. Ze zou volgens sommigen op het ogenblik van het huwelijk zowat 40 jaar geweest zijn. Zij was dus ongeveer vijftien jaar ouder dan Mohammed. Reeds tweemaal gehuwd en met twee zonen uit het eerste en een dochter uit het tweede huwelijk, was  zij dus eerder een moeder- of zelfs een tantefiguur. Zij was ook financieel dominant en kon haar voorwaarden opleggen. Zij steunde Mohammed en geloofde in hem. Mohammed was haar dan ook zeer trouw. (zie 87) De traditie bewaart een pikante geschiedenis omtrent het huwelijk van Mohammed. Om haar vader zo ver te krijgen haar aan Mohammed ten huwelijk te geven, voer zij hem dronken en maakte hem daarna wijs, dat hij haar hand had gegeven aan Mohammed. (zie 88) Na de dood van zijn vrouw (619) komt Mohammed niet meer tot een exclusieve verhouding. Onmiddellijk na de dood van Khadidja (619) is er een keerpunt in Mohammed´s seksuele leven. Hij wordt polygaam en neemt praktisch elk jaar een vrouw bij.  (zie 89)  In het beginstadium van zijn prediking voert hij oppositie tegen de godinnen; hij is hun vijand. Nu wordt hij een liefhebber van vrouwen. Als een verslaafde schijnt hij seksueel onverzadigbaar. Mohammed huwt met als tweede vrouw Sauda bint Zamaa, weer een weduwe, zowat dertig jaar oud, weinig elegant, doch geschikt als huishoudster en mogelijk eerst gekozen als een vervangster voor de oudere Khadidja. Kort daarna huwt hij de dochters van zijn twee belangrijkste luitenanten: Abu Bakr en Umar. In 623 huwt Mohammed Aisha, een kind nog, en zijn enige maagdelijke bruid.

____________________

81 Het eerste kind van Mohammed heette  Al-Qasim en stierf twee jaar oud. Het tweede was een dochter  Zainab; het derde Ruqaija; het vierde Umm Kulthum; het vijfde Fatima; twee van de dochters werden uitgehuwd aan twee zoons van zijn oom Abu  Lahab, een gerenommeerd heiden.     Cf. s.v. Muhammad, The Encyclopedia of Islam, p.  362.  Ruqaja was de mooiste, Zainab de verstandigste. Cf. Lammens (1912), p. 18.  Usman huwde eerst Ruqaja, en na haar dood Umm Kulthum. (Swarup, p. 169). Het laatste kind was  Abdallah, dat ook zeer vroeg overleed. (Cf. Ibn Sa`d, I, p. 150.) Later kwam  Ibrahim, een kind van Mariya. Over het aantal zonen heerst onzekerheid: Qasim, Lahab, Usman, Abdallah, Ibrahim waarschijnlijk is er minstens één echt historisch: hij had n.l. ook een heidense naam: Abd Manaf.

82 s.v. Muhammad, Handwörterbuch des Islam, p. 520.

83 Somers (1990), p. 33-39. Lammens (1912), p. 1 legt sterk de nadruk op die nood aan mannelijke nakomelingschap bij Mohammed. In de koran noemt men deze de jongens: “het sieraad van het aardse leven” (Sura 18, 44).

84 Guillaume, p. 183.

85 Ibn Sa`d, I, p. 150-152.

86 Sura 6, 152: “en doodt uw kinderen niet uit verarming”.

87 Lammens suggereert dat de trouw van Mohammed voortvloeide uit de voorwaarde van monogamie die zijn vrouw stelde. Cf. Lammens  (1912).

88 Ibn Sa`d, I, p. 149.

89 Cf. Wessels, p. 145-147.

Aisha was zes jaar als ze hem als zijn vrouw werd toegewezen. Ze was de dochter van Abu  Bakr. Hij voltrok het huwelijk toen ze negen jaar oud was. Haar speelgoed mocht ze meenemen. Men zou kunnen vermoeden dat de levendige en aantrekkelijke Aisha eigenlijk de plaats inneemt van één van zijn eigen kinderen, dat overleed of ontgoochelde. Zij is affectief meer een dochter dan een echtgenote. Bij de dood van Mohammed was ze achttien jaar.  (zie 90) Tijdens zijn korte ziekte (13 dagen) was zij het die hem verpleegde. In haar armen stierf hij. Onder haar huis werd hij begraven. Hafsa, de dochter van Umar, had haar echtgenoot verloren in de veldslag te Badr. Haar vader bood haar de profeet aan. Het huwelijk is hier ook een vorm van sociale verantwoordelijkheid: de Profeet zorgt voor de vrouwen van gevallen of overleden verdienstelijke medestanders. Voor het overige zijn alle volgende vrouwen jonge weduwen, die ook enigszins de rol van moederfiguur konden spelen. Zijn moeder was namelijk erg jong toen ze stierf. Dus zijn moederbeeld is dat van een jonge vrouw, die ofwel maar vluchtig in zijn bestaan komt, ofwel z’n bestaan deelt met vreemden. Het is of hij continu op zoek is naar een nieuwe of echte moeder. Hafsa huwt hij in 625; in ’t zelfde jaar wordt ook Zainab bint Khutaima zijn vrouw. (zie 91) Zij was reeds tweemaal weduwe en zal enkele maanden nadien overlijden.  De volgende was Umm  Salama. (zie 92) Al deze vrouwen zijn verwanten van medestanders van Mohammed; sommigen hadden hun man verloren. Het lijkt erop dat hij daarmee hun verlies wil compenseren. De volgende was echter zijn  nicht  Zainab, die Mohammed huwde na haar echtscheiding met zijn geadopteerde zoon Zaid. (zie 93) Mogelijk was Zainab niet zo gelukkig met Zaid, die eens Khadidja’s slaaf was geweest en door haar aan Mohammed werd geschonken, en was het huwelijk met Mohammed een middel om haar tevreden te stellen. Toch was er wel een schandaal. Mohammed zou toevallig bij haar binnengelopen zijn en haar halfnaakt hebben gezien. Op slag begeerde hij haar. Hij zou gemompeld hebben: “Geloofd zij Allah, die de harten doet omslaan”. Hij zou Zaid overtuigd hebben om van Zainab te scheiden. Dat zou, samen met de slechte verhouding tussen beide echtgenoten, de aanleiding geweest zijn voor het huwelijk.

De volgende vrouw was Raihana, een joodse, die hij in 627 verwierf. Zij verkoos slavin te blijven en bleef haar joodse godsdienst trouw. Toen trouwde hij met  Juwairiya, uit de Banu  Mustaliq stam. Nog een krijgsgevangene huwde hij in 628. Zij was 20 jaar. Hetzelfde jaar ontmoette hij Umm Habeiba, die uit Abessinië kwam na de dood van haar echtgenoot. Zij was de dochter van Abu Sufyan, de grote en machtige tegenstrever van Mohammed te Mekka. (zie 94) Zij was gehuwd met een gelovige moslim en met hem naar Abessinië uitgeweken. Dan volgen Safiya, een vrouw van het hoofd van de  Kurayza-joden, die gedood werd door de moslims. Dezelfde dag dat haar echtgenoot gedood werd, werd ze verplicht met Mohammed te slapen en zijn vrouw te worden. (zie 95)  Zij was één der Banu Nadir die verdreven werden uit Yathrib en zich vestigden te Khaibar. Bij de inname van deze oase werd ze gevangen genomen en aan  Dinya gegeven. Mohammed zag haar en was getroffen door haar schoonheid. Hij gooide zijn mantel over haar, om daarmee te zeggen dat hij ze voor zich reserveerde. Hij kocht ze vrij voor zeven stuks vee. Haar man liet hij wreed ombrengen, omdat die weigerde de schatten van de Kurayza aan Mohammed over te dragen.  Aisha en de andere vrouwen waren eerst jaloers op haar, ook wegens de al te haastige bruiloft. Zij werd een vriendin van zijn dochter Fatima. Zij stierf in 650 of 652 en liet een erfenis na van 100.000  dirhams. (zie 96)

____________________

87 Lammens suggereert dat de trouw van Mohammed voortvloeide uit de voorwaarde van monogamie die zijn vrouw stelde. Cf.  Lammens  (1912).

88 Ibn Sa`d, I, p. 149.

89 Cf. Wessels, p. 145-147.

90  Aisha overleed in Juli 678.

91 Bint betekent dochter.

92 Umm Salama maakte eerst bezwaar tegen een huwelijk met Mohammed omdat ze veel kinderen had.

93 Zainab was de dochter van de tante van de Profeet.

94 Zij heette eigenlijk Ramla.

95 Swarup, p. 65.

96 dirham, afgeleid van het Griekse drachme, slaat op het gewicht van een muntstuk, namelijk ongeveer drie gram; 10 zilveren dirhams zijn gelijk aan 7 gouden dinars (afgeleid van het Latijnse denarius).

In 629 huwde Mohammed  Maimoena, de schoonzuster van Abbas, een oom van Mohammed, ten tijde van zijn bezoek aan Mekka, en tenslotte trouwde hij nog de mooie  Mariya, een Koptische slavin, cadeau gezonden door de Egyptische Patriarch Cyrus Mukawkis, gouverneur van Alexandrië, nadat hij een brief ontvangen had van Mohammed (627).  (zie 97) In 632 sterft hij. (zie 98)

De koran, die het aantal vrouwen voor alle moslims tot vier beperkt, (zie 99) maakt voor de Profeet een uitzondering. Alleen deze geniet van het voorrecht meer dan vier vrouwen te mogen hebben. En daarmee bewijst de koran dat de inspiraties van Mohammed, vooral in de latere periode, beantwoordden aan zijn noden en zijn verwachtingen, namelijk zijn nood een mannelijke opvolger te verwekken en de voldoening van zijn seksuele drang. (zie 100)  dementie Zelfs Aisha merkt dat op: “Ik heb de indruk dat uw Heer haast maakt om uw verlangens te voldoen!”, zegt ze aan Mohammed. (zie 101) Dat is ook het geval bij zijn huwelijk met de vrouw van zijn geadopteerde zoon. Een openbaring verzekert hem: “Toen nu  Zaid het vereiste aan haar (Zainab) voltrokken had, hebben Wij u haar tot echtgenote gegeven, opdat er voor de gelovigen geen belemmering zou zijn ten aanzien van de echtgenoten van hun aangenomen zoons… Er was geen belemmering voor de profeet ten aanzien van wat Allah hem had toegewezen…” ( zie 102)

Voor zijn dochter  Fatima toont Mohammed slechts weinig interesse. Zij was een ziekelijke, triestige verschijning. Ze had een zwakke constitutie, ze was mager, had een anemische kleur, was dikwijls ziek en was ongeschikt voor het harde leven dat aan de Arabische vrouw werd opgelegd. Ze was droefgeestig en weende vaak; ze was niet erg intelligent. Als Mohammed haar uithuwelijkt, – ze was lang niet mooi, in tegenstelling tot haar zuster  Ruqaija – kiest hij voor haar een domme, arme, luie en lelijke echtgenoot,  Ali, die als enige verdienste had reeds lang moslim te zijn. Een bruidsschat krijgt ze niet mee. (zie 103) In Yathrib valt Fatima Mohammed voortdurend lastig om van hem materiële en morele steun te krijgen, omdat ze niet overeenkomt met de luie en domme Ali, en soms honger lijdt. Maar de Profeet wijst alles af en zegt koudweg dat ze maar moet gehoorzamen aan haar man. Hij vertrouwt Ali ook geen functie met enige verantwoordelijkheid toe.Dat alles staat in schrille tegenstelling met zijn gedrag tegenover Aisha, zijn liefste vrouw, en haar vader Abu  Bakr, die door de plundertochten een rijk man wordt. (zie 104) Fatima is duidelijk de dochter die ontgoochelt en Aisha neemt haar plaats in. De Profeet wordt meermaals uitgenodigd in rijkere gezinnen. Hij laat zich dan steeds vergezellen door Aisha. Fatima laat hij volkomen terzijde. (zie 105) Daarom is het ook Fatima, die door de andere vrouwen gedelegeerd wordt om Mohammed te vragen Aisha minder te bevoordelen.  (zie 106)  Wanneer Fatima zich door Mohammed laat afschepen, zenden ze daarna nog  Zainab. Maar er is meer: hij is ondertussen door de rooftochten rijker geworden en kan zich meer veroorloven. Op het einde van zijn leven is Mohammed eigenaar van grote domeinen in Yathrib, Khaibar, Fadak,  Wadi’l- Kura;   (zie 107)  Fatima  Bakr   Hasan Hosam Kulthum Zainab. Hij heeft meer gezag verworven. Hij is de Heer van Yathrib, nu  Medina geworden.

____________________

97 s.v. Mukawkis, in : Encycl. of Islam, p. 510-512.

98 Glubb, p. 237-238.

99 Sura 4, 33, 50.

100 Ey, p. 82. Dergelijke ontremming van de seksuele drang vinden we ook in gevallen van ouderdomsdementie, waarbij de frontale hersenkwabben aangetast kunnen zijn. In de door ons besproken gevallen zouden we eerder geneigd zijn te spreken van zuchtigheid. In gevallen van uitgesproken paranoia vinden we wel eens een ontregelde seksualiteit, meestal door inhibitie, zoals bij Jezus en Jeremia, hier blijkbaar wegens een bijkomende oorzaak door seksuele zuchtigheid zoals bij Mohammed en Smith. Henderson, p. 379. Meer precies kan men in plaats van over paranoia ook spreken over parafrenie in de zin van Kraepelin.

101 Swarup, p. 63.

102 Sura 33,37-38.

103 Lammens (1912), p. 17; Tab., III, 2436;  Hanbal, I, 303;

Bokhari, Sahih (Krehl), II, 300.

104 Lammens (1912), p 58.

105 Lammens (1912), p. 44.

106 Swarup, p. 175.

107 Lammens (1912), p. 112 – 115; na de dood van Mohammed eiste  Fatima, die overigens sterft in het jaar 11 tussen de 23 en de 29 jaar, een deel van de erfenis op. Abu  Bakr zegt haar dat alles staatseigendom wordt. Fatima liet twee zoontjes achter:  Hasan en  Hosam en twee dochters: Umm  Kulthum en  Zainab.

Yathrib werd naar hem genoemd: `Madinah an-Nabi’  (stad van de Profeet). Hij heeft een spreekgestoelte, dat meer op een troon gelijkt en waarbij een gewapende wacht postvat. Hij heeft een soort scepter. (zie 108)  Hij en zijn luitenants beschikken nu ook over een rijke voorraad dure klederen uit Syrië en Egypte. Hij gaat gekleed in ’t rood, soms in geel en groen, ook als hij langs de bazaars  kuiert, hij bezit een purperen tent, doch vooral het bezit van de vele vrouwen is een teken van zijn macht.

Dat stelt soms ook problemen. Sommigen van zijn volgelingen kregen als buit wel eens vrouwelijke krijgsgevangenen te pakken. Ze verlangden naar de vrouwen, doch ze wilden er tegelijk losgeld voor krijgen. Toen vroegen ze Mohammed wat hij dacht van de  coïtus interruptus in dat geval. Mohammed antwoordde dat het weinig uitmaakt. Want elke ziel die geboren moet worden voor de dag van de Verrijzenis zal toch geboren worden. (zie 109) Overigens is hij vol begrip. De getrouwheid van de vrouwen wordt wel eens op de proef gesteld bij de lange afwezigheden van de krijgers. Om deze laatsten verrassingen te besparen, wordt het ze verboden al te onverwacht thuis te komen. Bovendien heeft hijzelf de smaak te pakken. Hij bekent: “Ik houd boven alles van vrouwen en reukwerk, alhoewel mijn oogappel het gebed is”.

Aisha vertelt hoe hij zich gedroeg als zij haar maandstonden had: dan kamde zij zijn haren, terwijl hij met zijn hoofd op haar schoot lag, en hij streelde haar en reciteerde de koran. (zie 110) Uit zijn praktijk stamt ook de regel dat men met een nieuwe vrouw, als ze maagd is, vooraleer naar de anderen te gaan, zeven dagen mag samenblijven en met een weduwe drie dagen.  (zie 111)  Er wordt gezegd dat hij gewoon was in één ronde, nacht en dag, al zijn vrouwen een bezoek te brengen. Voor de eigenlijke geslachtsbetrekkingen gold een beurtrol. Zijn gezellen zeiden van hem dat hij de kracht had van veertig man. (zie 112) Tegen het einde van zijn leven kreeg hij echter moeilijkheden. (zie 113)

Opmerkelijk is dat hij bij Khadidja kinderen had, terwijl hij, alhoewel hij seksueel zeer actief is, kinderloos blijft bij al die andere vrouwen, die nochtans kinderen konden krijgen. Alleen bij Mariya lukt het hem een zoontje te verwekken. (zie 114)  De vruchtbaarheid van de vrouw hangt niet alleen af van de man, doch ook van de vrouw. De vraag mag dus gesteld worden: wensten de bijwijven van Mohammed wel kinderen van hem? De meesten waren weduwen. Sommigen hadden geen kinderen van hun vroegere echtgenoten, anderen zoals Umm Salama hadden er verscheidene. (zie 115)   Een ander detail is misschien ook belangrijk: onmiddellijk na de geslachtsbetrekkingen waste Mohammed zich helemaal, maar ook zijn vrouw Aisha bekent dat zij een spoeling toepaste; waarschijnlijk deden de andere vrouwen dat ook. Toch is het mogelijk dat zijn vruchtbaarheid sterk afgenomen was: Mohammed stond onder grote stress. De voortdurende strijd tegen de Mekkanen, tegen de joden, de beleidsbekommernissen binnen zijn eigen gemeenschap waar Uitgewekenen en Helpers niet altijd harmonisch samenleefden, de moeilijkheden met de `huichelaars´, de intriges binnen de harem waar Umm  Salama,  Hafsa, en  Aisha polarisatiepolen vormden, terwijl  Fatima zeer ontevreden bleef, konden zijn vruchtbaarheid verminderen.

De talrijke vrouwen bezorgden Mohammed zeker ook kopzorgen. Over  Aisha bijv. weten we meer. In het begin van zijn huwelijk komt Mohammed met de kleine Aisha spelen als met het kind, dat zij eigenlijk was. Later ontstaat er een groot schandaal. Mohammed houdt telkens een loting om te bepalen welke vrouw hem mag vergezellen op zijn tochten. De vrouwen volgden gewoonlijk zingend de legers en verzorgden de gewonde krijgers. Bij de terugkeer van een tocht tegen de Banu Mustaliq, waar Mohammed pas Juwairiya, een nieuwe vrouw, een gevangene, verwierf, was Aisha uitgeloot. Maar door een misverstand wordt alleen haar draagstoel (howdah) op de kameel gebonden zonder haar; ze had die namelijk even verlaten voor een dringende behoefte; ze had daarbij een parelsnoer verloren, dat ze was gaan zoeken. Toen ze terugkwam was de karavaan al vertrokken, want de dienaren dachten dat ze in de howdah zat en hadden de kameel gezadeld. Aisha hulde zich in haar mantel en bleef daar liggen, bij zichzelf zeggende, dat men haar wel zou missen en haar zou komen ophalen. Nu lag ze daar nog maar net als Safwan, die even achtergebleven was en de nacht niet bij de troepen had doorgebracht, er voorbijkwam. (zie 116)

____________________

108 Lammens (1912), p. 70.

109 Bukhari, III, p. 237; Swarup, p. 61.

110 Bukhari, I, p. 179.

111 Swarup, p. 63.

112 Bukhari, I, 165. Ibn Sa`d, I, p. 439.

113 Bey, p. 87. De androgeensecretie neemt stilaan af bij de man na vijftig jaar.

114 Urry, p. 145; Glezerman, p. 187. Onder stress neemt de androgeen-secretie af.

115 Lunenfeld,  Male climacteric? in: Disturbances of Male Fertility, p. 422-426: vanaf 55 jaar stelt men een lager testosterone peil vast, vooral na 60 j. Mohammed leed blijkbaar ook aan een verminderde aandrift.

116 Safwan Ibn al-Mu’attil.

Hij zag haar en was verbaasd. Hij bracht haar zijn kameel en zei haar te rijden, terwijl hij volgde. Men miste Aisha pas de volgende morgen in Medina. Het leger was echter zwaar geërgerd en vooral de zogenaamde  huichelaars, de munafiqun met aan het hoofd  Abdallah ben Ubayy.  (zie 117) Die maakten het Mohammed lastig. Aisha kende Safwan al van vroeger en er werd gefluisterd, dat deze ontmoeting niet de eerste was. Zelfs de hofdichter Hassan maakte vervelende toespelingen. Het schandaal sleepte weken aan en werd zeer ernstig. Aisha keerde terug bij haar ouders, die ook niet helemaal overtuigd waren van haar onschuld, maar haar toch steunden. Mohammed gedroeg zich stroef tegenover haar, ook al was ze ondertussen ziek geworden. Hij stelde een onderzoek in, ondervroeg daartoe eerst Usama, de zoon van zijn aangenomen zoon Zaid, dan Barira, de negermeid, en vooral  Zainab, een concurrente van Aisha, maar als ze allen eenstemmig goed spraken over Aisha, – Aisha zal Zainab levenslang dankbaar blijven – begon Mohammed ook te twijfelen aan haar schuld. Aisha keerde daarna terug naar het huis bij Mohammed. Deze zei haar dat Allah wel zou uitmaken of ze schuldig was of niet. Na een tijd krijgt hij dan ook een openbaring die Aisha’s onschuld reveleert. Daarop geeft hij het bevel de lasteraars met tachtig geselslagen te straffen. (zie 118) – Ofwel was het een gewoon misverstand dat binnen de bekrompen sfeer een grote weerklank had, ofwel was Aisha niet zo onschuldig als ze beweerde, ofwel was Aisha gekwetst en jaloers, omdat Mohammed weer een nieuwe vrouw had gehuwd en uitte ze die jaloersheid door met Safwan publiek te verschijnen. Aisha bekende trouwens ook wel eens jaloers geweest te zijn op  Khadidja, over wie Mohammed steeds met veel lof sprak. (zie 119) De inspiratie van Mohammed anderzijds is mooi geacteerd: hij is gehuld in zijn mantel, een leren kussen wordt onder zijn hoofd gelegd. Als hij weer recht komt, wist hij de zweetdruppels van zijn wenkbrauwen en verklaart: “Goed nieuws, Aisha. Allah heeft uw onschuld bevestigd”. Aisha was de geliefde vrouw van Mohammed. Hij hield blijkbaar te veel van haar om ze zomaar wegens ontrouw te veroordelen. Om het schandaal bij de troepen te doven, was er geen betere wijze dan een goddelijke bevestiging van haar onschuld door een openbaring aan de Profeet voor te wenden. Het verhaal laat niet toe met zekerheid te bepalen of Aisha schuldig was of niet, en in welke mate, al lijkt het waarschijnlijk dat de jonge Aisha wel gevoelig was voor een jongere minnaar. Aangezien  Aisha hem meer een dochter was dan een echtgenote, kon Mohammed overtuigd worden van haar relatieve onschuld, al was de situatie compromitterend en waren de uitvluchten verdacht. Het verhaal van het halssnoer lijkt op een verzinsel om het wachten op de minnaar te verklaren. Nog moeilijker is het om te geloven dat dienaren niet merken dat er geen vrouw in de `howdah’ zit, als die erin moest zitten. Het maakt zo’n dertig tot vijftig kilo verschil uit. Vandaar dat we geneigd zijn Aisha van simulatie te beschuldigen. Ze gaf blijkbaar instructies aan de dienaren toch maar te vertrekken zonder haar, gekwetst als ze was door de concurrentie van een nieuwe vrouw in de genegenheid van de Profeet. Dat is ook een natuurlijke reactie bij vrouwen die hun man verdenken. Wanneer ze zich vertoont in het gezelschap van de jongere Safwan, is het schandaal compleet. Het loopt haast uit de hand. Het verhaal schildert een meisje dat in de grootste verlegenheid verkeert, omdat ze betrapt is in het gezelschap van een andere man, die zogezegd toevallig voorbijkwam, maar bovendien volledig verrast werd door het immense schandaal dat zij verwekte. Mohammed zelf wil blijkbaar ook geen geroddel over zijn vrouwen. En het uitlekken van de mogelijke relatie was zo al erg genoeg, zodat Safwan zich niet meer kon vertonen in  de omgeving van Aisha.  Niet lang daarna vond hij trouwens de dood.  (zie 120)  Sindsdien mocht Aisha de Profeet niet meer vergezellen op zijn tochten; in haar plaats kwam Umm Salama. (zie 121)  Ali, de echtgenoot van Fatima, werd ermee belast een oogje in ’t zeil te houden. Aisha moest onberispelijk zijn. De Profeet zelf gaat er trouwens ook prat op nooit een vrouw aangeraakt te hebben die de zijne niet was. Omdat Mohammed nogal achterdochtig was omtrent zijn mooie jonge vrouwen en erg voorzichtig, werden contacten met vooral jongere mannen erg beteugeld. (zie 122)  Oorspronkelijk uitsluitend voor de vrouwen van de Profeet, werd door Mohammed de `afsluiting’ of `gordijn’ of `sluier’ of speciale `afgesloten huisvesting’ ( hidjab) ingevoerd, die Kasim Amin (1899)  “de gemeenste vorm van slavernij” noemde . (zie 123)

____________________

117 Abdallah ben Ubayy ook wel ibn Ubayis genoemd. Ben betekent zoon, ibn betekent zoon van onbekende vader.

118 Sura 24, 4, 11-14.

119 Swarup, p. 171.

120 Swarup, p. 222. Naast de dood van Safwan, vinden we nog een tekst die op een dode zinspeelt in deze context: terwijl Zainab alleen goeds had verteld over Aisha, had haar zuster Hamna integendeel Aisha belasterd. De tekst zegt nu:”Wat Zainab betreft: Allah heeft haar beschermd. Haar zuster Hamna integendeel is één van diegenen die omgekomen is”. Bokhari(2), LXV, XI, 1; III, p. 403. Vielen er bij dit schandaal meerdere doden?

121 Swarup, p. 222.

122 Cf. Bousquet.

123 Enc. Islam, s.v. hidjab,  p. 358-359: “the vilest form of servitude”.

Het was bij zijn huwelijk met  Zainab bint Djahch dat hij de gelovigen een maal liet opdienen. Toen het afgelopen was, bleven nog drie personen in de kamer zitten, terwijl de Profeet al met zijn nieuwe vrouw gemeenschap had gehad. Hij kwam weer binnen en ging eerst naar Aisha, en daarna naar zijn andere vrouwen die hem telkens geluk wensten. De achtergebleven gelovigen maakten zich vlug uit de voeten.

Toen kwam het vers van de koran dat getuigde van het verlangen naar privacy van de profeet. (zie 124) Mohammed is erg preuts of voorzichtig bij maaltijden waar genodigden komen. “O gij die gelooft, treedt niet de huizen van de profeet binnen, tenzij dat u verlof gegeven is, voor een maaltijd, zonder de tijd daarvoor af te wachten. Maar wanneer ge genodigd zijt, treedt dan binnen; en wanneer ge gemaaltijd hebt, verspreidt u dan, zonder u in onderling gesprek te begeven. En wanneer ge één van de vrouwen om een gebruiksding vraagt, zo vraag ze het van achter een afscheiding.” (zie 125)  Dat doet men denken aan de gebruikelijke gordijnen en afsluitingen bij de Carmel, maar wijst ook op een paranoïde trek van wantrouwen. Er mag niet gepraat worden achter Mohammed´s rug, en men mag niet huwen met zijn vrouwen, zelfs niet na zijn dood.

Toen een andere vrouw van hem, Hafsa, eens afwezig was, had Mohammed seksuele betrekkingen met zijn slavin Mariya, van wie hij dol veel hield, in Aisha’s bed op het moment dat het Hafsa’s beurt was. (zie 126) Dat was een zware overtreding van de wet van de harem. Hafsa betrapte de profeet en maakte een scene. (zie 127) Mohammed eiste dat zij dat voorval geheim zou houden, maar Hafsa vertelde alles aan Aisha. Heel de harem kwam solidair in opstand. De beroering werd zo groot, dat Mohammed dreigde al zijn vrouwen te verstoten. Met Hafsa kwam het daarom bijna tot een echtscheiding, maar de tussenkomst van haar vader Umar kon de zaak doen keren. (zie 128)  Was ook het feit dat hij niet wilde dat iemand na zijn dood zijn vrouwen zou huwen niet één van de redenen die hem deden terugkomen op zijn besluit Hafsa of andere vrouwen te verstoten?  “Waar is de tijd”,zei Umar, “dat wij,Quraishieten, onze vrouwen overheersten, maar nu in Medina zijn er mannen die zich laten overheersen door hun vrouwen”. Mohammed glimlachte en wedervoer: “Onlangs ben ik nog bij Hafsa geweest en heb haar gezegd: `Ge moet niet jaloers zijn als uw buurvrouw schoner is dan gij en de voorkeur wegdraagt van de Profeet'”. (zie 129) Daarna zwoer hij zijn vrouwen een maand te mijden. Gedurende negenentwintig dagen bleef hij er weg. Toen hij eerst bij Aisha terugkeerde, deed ze hem opmerken dat een maand dertig dagen duurde. Hij antwoordde: “Soms duurt een maand maar negenentwintig dagen!” (zie 130)  Elke vrouw kreeg nu de keuze: Mohammed of scheiden. Ze verkozen allen Mohammed. (zie 131) Mariya werd nu elders ondergebracht en werd daar bewaakt door een andere slaaf, een Egyptenaar. Nu was er geroddel in de harem over die relatie en Ali kreeg het bevel die Egyptenaar om te brengen. Mohammed nam geen risico’s als het om vrouwen ging. Toen  Ali vaststelde dat de man in feite een eunuch was, liet hij hem leven. (zie 132) Deze episodes kostten twee mensenlevens, dat van Safwan en dat van  Hamna, de zuster van Zainab, die Aisha belasterd had, en bijna dat van de Egyptenaar en dat van de huichelaar Abdallah ben Ubayy; deze laatste ook wegens laster.

____________________

123 Enc. Islam, s.v. hidjab,  p. 358-359: “the vilest form of servitude”.

124 Bokhari(2), LXV, XXXIII, VIII, 4; III, 420-421.

125 Sura 33, 53.

126 Na de dood van Mohammed kreeg Mariya van Abu Badr een pensioen. Zij stierf op 16 februari 637. (Encycl. Islam, p.575.) Abbott, p. 27.

127 Swarup, p. 70.

128 In de 66e Sura geeft Mohammed de openbaring betreffende dit voorval: “O gij Profeet, waarom verklaart gij verboden wat Allah u veroorloofd heeft, wanneer gij uw echtgenoten tracht tevreden te stellen. Allah is vergevend en barmhartig…en toen de Profeet aan een van zijn vrouwen een geheim bericht toevertrouwde en toen zij het daarop verklapte en Allah hem dit openbaar maakte, gaf hij bekendheid aan een deel ervan en ging voorbij aan een ander deel. Toen hij haar dit nu verteld had, zei zij: `Wie heeft u hiervan kond gedaan ?’ Hij zei:`Mij heeft kond gedaan de Wetende, de Wel-onderrichte. Indien gij beiden,(Hafsa en Aisha) u berouwvol keert tot Allah, dan was dat slechts een afwijking van uw harten, maar indien gij elkander opstookt tegen hem (Mohammed)  dan is Allah zijn verbondsheer, en ook Djibril en de zaligen der gelovigen en de engelen zijn daarenboven hulpbereid. Mogelijk dat zijn Heer, indien hij (Mohammed) u verstoot, hem echtgenoten beter dan gij in de plaats zal geven; overgegevene, gelovige, in ootmoed staande, berouwvol inkerende, dienende, vastend rondgaande echtgenoten, voorheen gehuwde en maagdelijke”.

129 Bokhari(2), LXVII,  LXXXIII,1; III, p. 587-589.

130 Swarup, p. 70.

131 Abbott, p. 27 ss.

132 Swarup, p. 232 (Tarith Tabali, vol. I, p. 524).

Er waren ook wrijvingen en jaloerse oprispingen tussen vrouwen; Aisha en de zeer trotse en de  temperamentvolle Hafsa waren namelijk het hoofd van één der intrigerende kernen in de  harem. Aisha, Hafsa, Sauda en Safiya, de joodse, die wel eens om haar geloof geplaagd werd, spanden gewoonlijk samen tegen Umm Salama en Zainab. (zie 133)  Aan Umm Salama zou Mohammed gezegd hebben: “O, Umm Salama, val mij niet lastig door Aisha zwart te maken, want, bij Allah, nooit kwam er een goddelijke openbaring tot mij terwijl ik onder de lakens lag met enige vrouw onder u behalve bij haar”. (zie 134)

Eens waren de vrouwen ontevreden en eisten meer mooie kleren van Mohammed, die hij evenwel niet bij machte was te geven. Toevallig kwam Umar daar aan, en de vrouwen wisten, dat die zeer streng was voor vrouwen. Tot vermaak van Mohammed en Umar verdwenen ze allen als de bliksem achter de gordijnen. Umar zou hebben doen opmerken, dat hij meer te zeggen had aan de harem dan Mohammed zelf. (zie 135) Bij die gelegenheid zal deze wel gezegd hebben: “Hoeveel vrouwen die in deze wereld mooi gekleed rond lopen, zullen naakt zijn in het andere leven!”  (zie 136)  Aisha was nogal jaloers en hield Mohammed goed in de gaten. Hij kreeg, zoals bij andere vrouwen, een verhoor te verwerken, als hij ergens te lang toefde. Eens had Mohammed bij  Zainab honing gekregen, en daar hield hij heel veel van. Aisha, Sauda, Safiya en Hafsa hadden afgesproken om elk afzonderlijk Mohammed te zeggen dat hij een stinkende adem had, zodat hij die honing zou weigeren. En het lukte. (zie 137) Toen hij nu  Asma, een dochter of zuster van  Numan ibn al-Jaun van het prinselijk huis van Kindah, wilde huwen, wist de slimme Aisha er een stokje voor te steken. Trouw verzorgde ze met haar `zusters’ het bruidskleed en de voorbereidselen voor het huwelijk, doch ze leerde ook de nietsvermoedende Asma wat ze moest zeggen aan Mohammed om hem zogezegd aangenaam te zijn. Dat zinnetje was: “Ik zoek bescherming bij Allah voor u” d.w.z. “tegen u”. Asma trapte in de val, en Mohammed, die begreep dat zij niet van hem wilde, stuurde haar onmiddellijk terug naar huis.

Toen Aisha eens klaagde over haar migraine, zei Mohammed haar: “Als ge eerder sterft dan ik, bezorg ik u een prachtige begrafenis”. Waarop de welbespraakte Aisha gevat antwoordde: “Zodra ge terugkeert van die begrafenis, zult ge mij vlug vergeten in gezelschap van uw andere vrouwen en dat nog wel in mijn eigen huis”.  (zie 138)   Ondanks zijn voorliefde voor vrouwen is Mohammed niet mals voor de vrouw als hij zegt: “O vrouwvolk, … ik heb u in menigte gezien onder de bewoners van de hel. Gij pruttelt teveel tegen en ge zijt ondankbaar tegenover uw echtgenoot. Er zijn dagen en nachten waarin ge niet eens bidt en in de maand  ramadan leeft ge de vasten niet na”. Aisha bekent, dat zij sommige vastendagen oversloeg om de Profeet te kunnen voldoen. (zie 139) Mohammed is hier dus enigszins inconsequent. Ook beweert hij: “Het is maar in drie dingen dat zich slechte invloeden kunnen laten gelden: de vrouw, het paard en het huis”. (zie 140) Of ook: “Ik zal geen noodlottiger oorzaak van beroering aan de mens nalaten dan de vrouwen”. (zie 141) Mogelijk moest hij dan ook denken aan vrouwen als Hind bint Utba, die in de slag bij Uhud, om zich te wreken voor de dood van haar vader, het lijk van Hamza, de oom van Mohammed, verminkte door zijn neus en zijn oren af te snijden om ze te schenken aan een krijger, en zijn lichaam opende om de lever eruit te halen en hem op te peuzelen. Toen dit te veel werd, moest ze hem uitspuwen. Zij was evenwel niet de enige. Vele vrouwen gaven zich over aan zulk vertier. Zij vormden kransen met afgesneden oren en neuzen van gevallen vijanden. (zie 142)  Toch is Mohammed ook belangrijk voor de evolutie van de rechten van vrouwen: zij krijgen nu een bepaald deel van de erfenis, vroeger kregen ze niets; meisjes borelingen mogen niet meer levend begraven worden, zoals we reeds vermeldden. Er is geen verplicht huwelijk met de  vrouw en van de overleden vader door de zonen van die vader; vrouwen die werken houden hun verdiende loon; bij twist moet er een arbitrage plaatsvinden; de getuigenis van twee vrouwen heeft slechts de waarde van die van één man; vriendelijkheid en eerbied is vereist voor de vrouwen. Een vrouw moet je behandelen als een rib (met zinspeling op de rib van Adam),zei Mohammed. Als ge de rib probeert recht te trekken, dan breekt ze; ge moet ze dus gebruiken met haar kromming.(zie 143) Er zijn evenwel restricties (de sluier) in de kleding (ook pruiken mogen vrouwen niet dragen)  (zie 144) en de bewegingsvrijheid wordt beperkt.

____________________

133 Abbott, p. 39-47.

134 Bukhari, V, p. 78.

135 Abbott, p. 47 ss.

136 Bokhari(2), I, p. 367.

137 Bokhari(2), LXVIII, VIII, 2-3; III, p. 613-614.

138 Lammens (1912), p. 122.

139 Swarup, p. 7.

140 Bokhari(2), II, p. 320.

141 Bokhari(2), LXVII, XVIII, 4; III, p. 554.

142 Pellat, p. 82.

143 Bokhari(2), LXVII, LXXIX,1; III, p. 583.

144 Bokhari(2), LXVII, XCIV, 1; III, p. 593.

Hij had als beginsel de vrouwen te behandelen als krijgsgevangenen en vooral: de vader is het hoofd van de familie, vrouwen moeten gehoorzaam zijn. Revolutionair is de wetgeving betreffende de vrouw niet; toch getuigt ze van een zekere invloed van de vrouwelijke elementen in Mohammed´s omgeving en een zeker streven naar billijkheid. De rol van de vrouw in het leven van Mohammed en in de toekomst van de islam is van de grootste betekenis.  Khadidja, zijn eerste vrouw,  is de eerste gelovige, die Mohammed tenslotte in zijn roeping bevestigt. Zij steunt hem, zij beschermt hem. Zij vormt de stut, die Mohammed´s zelfvertrouwen sterkt. En die had hij vreselijk nodig. (zie 145) Zij is de aanzet van het geloof in Mohammed, niettegenstaande het feit dat tijdens haar leven Mohammed praktisch geen enkel succes boekt, integendeel bijna volkomen verstoten wordt en afgewezen.

Vierde Hoofdstuk : Islam en seks

De islam is in bepaalde opzichten seksueel toleranter dan het katholicisme en strenger in andere. De moslim krijgt meer ruimte. Hij kan zijn vrouwen verstoten, hij mag vier vrouwen hebben, en talloze slavinnen. Het beste in de `umma’, zou Mohammed  gezegd hebben, is de toelating om vele vrouwen te hebben. (zie 146) De moslim moet zich alleen onthouden van de omgang met de vrouwen van anderen en van ongehuwde meisjes. Voor het overige zijn de vrouwen de akker voor de man. “Zo komt dan tot uw akker zoals gij maar wilt”, zegt Mohammed. (zie 147)  Voor de vrouw is de islam eerder streng. Ontucht en verlies van de maagdelijkheid van de jonge bruid worden streng bestraft. Ook de echtgenote wordt bij  overspel levenslang in huis opgesloten. (zie 148) Volgens de latere islamitische wet, de sharia moeten ontuchtige vrouwen gestenigd worden. Volgens de koran moeten alle ontuchtigen worden gestraft met 100 geselslagen. Zij mogen alleen met ontuchtigen of ongelovigen huwen. (zie 149)  Voor slavinnen geldt een mildere regel; zij worden bestraft met de helft van de straf voor wettige vrouwen. (zie 150) Zij worden gegeseld of desnoods, wanneer ze zich niet beteren, verkocht. Toch is Allah barmhartig voor wie zich tijdig bekeert. Wie dat niet doet krijgt op de dag van de opstanding een dubbele straf. (zie 151)  Mohammed schijnt hier iets ruimer te zijn dan Mozes. Volgens de Thora wordt ontucht steeds met de dood bestraft: als een meisje dat geen maagd meer is, ten huwelijk wordt gegeven, moet het gestenigd worden; (zie 152)  wanneer een man op heterdaad wordt betrapt, als hij gemeenschap heeft met een gehuwde vrouw,moeten beide sterven.(zie 153)

Bovendien is in de islam een zekere zedigheid geboden. De gelovigen, die gewoon waren te bidden met de Profeet, bonden hun kleed (izar) over de schouders om hun nek, – omdat dat zo kort was, werden bij de prosternaties hun geslachtsdelen zichtbaar – en de vrouwen kregen de aanwijzing hun hoofd niet op te richten totdat de mannen rechtop zaten. Tevens was naakt bidden verboden. (zie 154) “Zeg tot de gelovige mannen, dat zij hun blikken neerslaan en hun eerbaarheid wel bewaren… En zeg tot de gelovige vrouwen, dat zij haar blikken neerslaan en haar eerbaarheid wel bewaren en dat zij haar charmes niet tonen tenzij wat daarvan (normaal) zichtbaar is, en laten zij hun sluiers over haar boezem slaan en haar charmes niet tonen, tenzij aan haar echtgenoot of haar vaders of de vaders harer echtgenoten, of haar zoons, of de zoons harer echtgenoten of haar broeders of de zoons harer broeders of de zoons harer zusters, of haar vrouwen of wat haar rechterhanden bezitten (slavinnen) of de mannelijke bedienden, die vrij zijn van aandrift, of de kinderen, die niet opmerkzaam zijn op de blootheden der vrouwen en laat ze niet met de voeten stampen(dansen), (zie 155) zodat kenbaar wordt wat zij van haar charmes verborgen houden.”  (zie 156) Mohammed schrijft tevens de  sluier voor: “Zeg tot uw echtgenoten en uw dochters en de vrouwen der gelovigen, dat zij iets van haar omslagdoeken over zich laten hangen; dat bevordert dat zij gekend worden, zodat haar geen overlast wordt aangedaan”.  (zie 157)

____________________________________________________________

145 “Ik zoek toevlucht bij de Heer… voor het kwaad van een afgunstige in zijn afgunst”. Sura 93,3: “de Heer heeft u niet verlaten, noch verstoten”; 94,6 : “met de nood komt verlichting”;113,1-5:

146 Ibn Sa`d, I, 437.

147 Sura 2, 222.

148 Sura 4, 15.

149 Sura 24, 2-3.

150 Sura 4, 30.

151 Sura  25, 69-70.

152 Deut. 23, 21.

153 Deut. 22, 2; Somers (1990), p. 66.

154 Bukhari, I, p. 433 en 220.

155 Mogelijk is hier het oosterse buikdansen bedoeld.

156 Sura 24, 30-31.

157 Sura 33, 59.

De wet van Mozes verbiedt uitsluitend het ontbloten van schaamdelen: de schaamte van vader of moeder, of een andere vrouw van vader, van zusters of halfzusters, van tantes, van schoondochters of kleinkinderen, kortom de schaamte van geen enkel bloedverwant mag ontbloot worden. (zie 158)  De hardheid van Mozes, waarbij berouw geen rol speelt, staat hier tegenover de milde barmhartigheid van Mohammed voor diegenen die zich berouwvol bekeren.   Dat alles in tegenstelling met Jezus, die een speciale plaats in deze problematiek bekleedt.. Jezus verdedigt simpelweg de maagdelijkheid en de onverbreekbaarheid van het huwelijk.  (zie 159) Hij is ruimdenkend voor hoeren en ontuchtige vrouwen, maar streng voor mannen, die niet aan een andere vrouw mogen denken.  (zie 160) Zo ziet men dat de leer van een Profeet afhangt van de persoonlijke ervaring en leefwijze. Mohammed was jaloers op zijn vrouwen en wilde zich beschermen. Jezus was ongehuwd. Het wijst nog op een andere tegenstelling tussen islam en christendom. Bij het gebed is de islam meer gericht op uiterlijkheid, terwijl het christendom meer de innerlijkheid vertegenwoordigt. “Wie een vrouw begeert, heeft al overspel gepleegd”, zegt Jezus. Allah is niet zo veeleisend. Hij is begrijpend en ruim. De moslim kan niet zondigen door onkuise gedachten alleen. De islam kent ook geen biecht, zodat hij het voordeel heeft veel makkelijker te observeren te zijn dan het christendom. Het volstaat een praktiserende gelovige te zijn of te sneuvelen in de heilige oorlog om recht naar het Paradijs te gaan. De moslim wordt derhalve bevrijd van vele angsten. Zijn agressiviteit, seksuele begeerte en drang naar wellustig en luxueus leven kan hij botvieren. Daarin wordt hij goedgekeurd door Allah. De vasten tijdens de ramadan is een vorm van hygiëne, die ook iets feestelijks heeft. Vanaf zonsopgang tot zonsondergang wordt niets gegeten, maar ’s avonds viert men feest. Ascese is vreemd aan de islam, want die kent geen erfzonde. En dat stimuleert om gemakkelijk en genotvol te leven. Zo’n overtuiging heeft ook gevolgen voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de moslim. Hij zal veel instinctiever reageren. De christen integendeel moet afstand doen van zijn seksuele begeerte, zijn agressiviteit, zijn drang naar wellustig en luxueus leven, om in reinheid de arme Jezus te volgen. Hij is ook verplicht tot vasten, gebed, biecht, communie. De christelijke vasten moet de zondigheid helpen uitboeten en de begeerlijkheid bedwingen. De christen moet een inwendige discipline cultiveren, een geestelijke beschaving die de instinctieve tendensen beteugelt. De christelijke beschaving is dus meer introvert, de islam meer extravert.

Het succes van de islam is niet verbonden aan de salat (gebed) en de zakat (aalmoes), veeleer aan de belofte van een toekomst in het Luilekkerland van het hiernamaals en de gedeeltelijke realisatie ervan in het heden. Het succes van Mohammed begint bij de eerste rooftocht. De rijke buit aan goederen en vooral slavinnen, de mogelijkheid onbeperkt te genieten van de vrouwen (het aantal wettelijke vrouwen is tot vier beperkt, maar niet het aantal slavinnen, met wie men altijd seksuele betrekkingen mag hebben) (zie 161)  is een krachtig motief om de heilige oorlog enthousiast te steunen. De invoering van de  schatplicht voor joden en christenen, die vaste inkomsten schept waarvoor men niet meer hoeft te strijden, en die dus de moslimstaat stabiliseert, laat nu toe dat de moslims zich kunnen gedragen als rijke lui en later met hun harem in prachtige paleizen zullen kunnen leven, zoals Mohammed beloofde. Bovendien wordt dit hele gedragspatroon gerechtvaardigd als de wil van Allah. Dat is de geniale vondst van Mohammed, of, zo men wil, de consequentie van een soort paranoïde logica. Meteen verdwijnen alle scrupules. Dit succes vindt een parallel in het slagen van de Sociëteit van Jezus tijdens de Contrareformatie. Het enthousiasme werd ook in dit geval opgewekt door de idee, dat alles direct de wil van God was, en die liet toe overal in de mate van het mogelijke de ketters te bestrijden, ze van de macht te verdrijven, en haar zelf te veroveren. (zie 162) Met deze macht ging natuurlijk, zoals altijd, de inning van belastingen, tolgelden, huurgelden en dergelijke gepaard. In het Westen betekende dat, na de Renaissance, zoals in het Oosten, het mogelijk maken van een ongehoorde luxe voor de machthebbers.  Kastelen en kerken werden volgepropt met kunstwerken. Kleding en festijnen slorpten veel geld op. Dienaars en knechten vormden de grote meerderheid van de omgeving van die rijken. Ook in het Westen vinden we een zekere seksuele tolerantie voor de heren: het recht van de eerste nacht (le  droit de cuissage) van de heer op alle jonge meisjes die huwen in het dorp en de zeer verbreide tolerantie voor de heer om gemeenschap te hebben met de jonge meiden in zijn huishouden.

____________________

158 Deut. 23, 21.

159 Mt. 19.

160 Mt. 19, 1-12, Mc. 10, 1-12, Jo. 8, 1-11.

161 Sura 4, 3, 24-25: “En ook de in eerbaarheid welbewaarde vrouwen, tenzij wat uw rechterhanden bezitten (slavinnen)… En geoorloofd zijn voor u die daarna komen, mits gij erom werft met uw bezittingen, haar eerbaarheid eerbiedigend, en niet in ontucht. Maar diegenen harer van wie gij verbruiksgenot vraagt, geeft haar haar loon als vastgezet bedrag, en er is geen vergrijp voor u in datgene wat gij met wederzijds goedvinden bepaalt, na het vastgezette bedrag”; 23, 6; 70, 30.

162 Somers (1991).

In het christelijke Westen was dat evenwel nog altijd zonde. Daarom  ontstaat hier geen officiële seksuele slavernij of polygamie. Heel die constellatie van factoren, van terreur over winstbejag tot godsdienstig gevoel en instinctieve bevrijding, zowel seksueel als agressief, verklaart waarom zo velen zich zo gemakkelijk bekeerden tot de islam. De gematigdheid van Mohammed en de mildheid van Allah hebben daarin een belangrijke rol gespeeld.

Vijfde Hoofdstuk : De Profeet en zijn tumor

Mohammed had ook psychische problemen. Toen hij 25 jaar was, trad hij in het huwelijk. Gedurende vijftien jaar leeft Mohammed als een doorsnee Mekkaan. Hij houdt zich bezig met handeldrijven en kinderen verwekken. Hij was nu veertig jaar oud. Hij heeft neiging tot piekeren. Hij trekt zich terug. Hij zoekt de eenzaamheid op in de rotskloven van  Hira,  vooral tijdens de ramadan-maand. Hij wordt neerslachtig en angstig. Hij heeft namelijk last van het `kwade oog’. Maar plots wordt hij bovendien overvallen door geestesstoornissen. Van buiten af wordt zijn geestelijk leven verstoord: een engel verschijnt, hij hoort een stem, hij krijgt bevelen. Hij denkt dat hij waanzinnig wordt of bezeten is door een `djinn’. Hij wil zelfmoord plegen en krijgt het gevoel dat er catastrofen op komst zijn. Voor Mohammed is dat de verwachting dat de Laatste Dag nadert. Het wordt een obsessie voor hem. Alhoewel alle profeten, en vooral Mohammed, graag de ongelovigen al direct naar het hellevuur willen zenden, zal dat toch officieel maar gebeuren bij het Laatste Oordeel, maar die dag komt spoedig. (zie 163)  Wanneer weet Mohammed niet: alleen Allah weet wanneer die Dag komt; toch zijn er vijf voortekens, twee ervan kent ook Mohammed. Het eerste is er wanneer een slavin het leven zal geven aan haar meesteres; het tweede, wanneer mensen met blote voeten en amper gekleed de leiders van het volk zullen zijn. (zie 164)  Andere voortekens zijn: Men zal de wetenschap zien afnemen en de onwetendheid groeien; overspel zal veel voorkomen; men zal veel wijn drinken; de mannen zullen in aantal afnemen, terwijl de vrouwen zodanig zullen toenemen dat zij zo talrijk zullen worden dat er slechts één man zal zijn voor vijftig vrouwen. (zie 165)  Dat zijn angstwekkende vooruitzichten. Bij Mohammed vinden we later ook zeer nadrukkelijk die aankondiging van de grote dag van de wraak, waarop alle bozen opgeruimd zullen worden en naar de hel moeten. (zie 166)____________________

163 Andrae, p. 71-72: sura 44,9 en 55,35: nog deze generatie. Sura 15, 85: “En de ure is wezenlijk komend”;

Sura 78, 40: “Wij hebben ulieden gewaarschuwd voor een nabije bestraffing”; 7, 187: “De kennis omtrent de Ure is slechts bij mijn Heer… Hij zal niet tot ulieden komen dan onverhoeds.” Dit doet ons weer denken aan het evangelie, waar Jezus zegt: “Ik kom als een dief in de nacht”. (Mt. 24, 43-44; Lc. 13, 33-37) en de algemene overtuiging en de boodschap van het Nieuwe Testament, de Apocalyps en de brieven van de Apostelen dat het einde van de wereld nakend was… nog voor dezelfde generatie.

164 Bokhari(2), LXV,  XXXI, II, 1; III, p. 414.

165 Bokhari(2), LXVII, CX, 1; III, p. 600.

166 Sura 8, 7; 39, 67-75: “En zij hebben Allah niet begroot naar zijn wezenlijke maat. Immers de aarde in haar geheel zal in Zijn greep zijn op de Dag van de Opstanding; en de hemelen zullen opgerold zijn in zijn rechterhand… En er wordt geblazen op de bazuin, zodat bezwijmen al wie in de hemelen en wie op aarde zijn, behalve wie Allah wil; daarna wordt een tweede maal geblazen, en dan staan zij plots overeind en zien rond.  En de aarde glanst op in het licht van haar Heer, en de Schrift wordt opgesteld, en bijgebracht worden de profeten en de getuigen; en er wordt tussen hen beslist naar het wezenlijke, en er zal hun geen onrecht geschieden. En aan iedere ziel wordt volledig vergolden wat zij bedreef, immers Hij kent het best wat zij doen.  En zij, die ongelovig zijn, worden in scharen tot Djahannam gedreven; dan, wanneer zij daar zijn aangekomen, worden haar poorten geopend. En dan zeggen tot hen haar wachters : zijn  tot u niet gekomen de boodschappers van onder u, om u de tekenen van de Heer voor te dragen en u te waarschuwen voor de ontmoeting van deze dag? Zij zeggen: Ja zeker. Maar het woord van de bestraffing wordt verwezenlijkt aan de ongelovigen… Er wordt gezegd: Treedt binnen de poorten van  Djahannam, om eeuwig te leven daarin. Want kwaad is het bestemmingsoord der hovaardigen. En zij, die hun Heer vrezen, worden in scharen tot het paradijs gedreven; dan, wanneer zij daar zijn aangekomen worden haar poorten geopend. En dan zeggen tot hen haar wachters: Heil over ulieden! Gij zijt gezaligd. Treedt haar dan binnen om eeuwig daarin te leven.  En zij zeggen: Lof aan Allah, die ons zijn aanzegging heeft waargemaakt en ons de aarde heeft doen beërven, om nu onderkomen te vinden in het paradijs, waar wij maar willen. Want heerlijk is het loon van de werken-bedrijvende.  En gij ziet de engelen geschaard rondom de troon, lofprijzend met de roem van de Heer. En de beslissing wordt tussen hen geveld naar wezenlijkheid. En er wordt gezegd: Lof aan Allah, de Heer der wereldwezens”. Opmerkelijk is hier het aanwezig zijn van de engelen met de bazuin of klaroen van het Laatste Oordeel. Een reminiscentie van het evangelie: Mt. 24, 31. De bazuin of klaroen komt elders ook voor in de koran: Sura 6, 73; 18, 99; 20, 102; 23, 101; 27, 87; 36, 51; 37, 19; 39, 68; 50, 20; 69, 13; 78,18; 79, 13; soms wordt er tweemaal achtereen op de bazuin geblazen, soms is er maar één stoot: 39, 68 en 37, 19 of 79, 13. Het gaat hier om een hoofdthema van de verkondiging.

Een uitvoerige schets is de volgende: Alle mensen zullen verzameld worden op een heuvel, zo dat diegene die ze verzamelt ze allen zal kunnen zien en zich doen verstaan. De zon zal dichterbij komen en zij zullen in zo’n angst verkeren, dat ze die haast niet kunnen verdragen. Onder elkaar zullen ze overleggen, wie ze kunnen aanspreken om voor hen tussen te komen bij Allah. Eerst denken ze aan Adam, daarna aan Noach, dan aan Abraham en Mozes, tenslotte aan Jezus. Maar deze verwijst ze naar Mohammed. Die komt dan op voor zijn volk.  (zie 167)  Trouwens na de tweede bazuinstoot zal Mohammed de eerste zijn om het hoofd te verheffen en hij zal dan Mozes zien, gehecht aan de troon van God.   (zie 168)  Mohammed staat evenwel niet alleen met die aankondiging van vreselijke rampen op de Laatste Dag, ook vele andere profeten kondigen catastrofen aan. De Openbaring of Apocalyps van Johannes is een model in het genre. Djahannam Het catastrofegevoel is soms de psychische weerslag van een lichamelijk onwel zijn, dat zijn oorsprong niet direct vindt in een welbekende aandoening en daardoor een onzekerheid en een angst verwekt, waarvan de oorzaak door de zieke geprojecteerd wordt op buitenaardse wezens zoals de djinns, de duivel of God. Mohammed voelt aan dat er zich iets enorms aankondigt en pint die gewaarwording vast op een Laatste Dag. Dat catastrofegevoel  wordt bevestigd door de verschijning van een engel. Mohammed vertelt : “Wanneer ik halfweg op de berg was, hoorde ik een stem die uit de hemel kwam en die zei: `Mohammed, gij zijt de gezant van God, en ik ben Gabriël’. Ik hief mijn hoofd naar de hemel om te zien wie sprak, en zie, Gabriël in de vorm van een mens met de voeten gespreid over de horizon heen stond daar, zeggend: `Mohammed, gij zijt de gezant van God en ik ben Gabriël’. Ik stond naar hem te kijken en ik kon noch voor-, noch achterwaarts bewegen, en ik begon mijn aangezicht af te keren, maar gelijk waar ik mij wendde, ik zag hem juist als tevoren. En ik bleef daar staan, zonder voor-, noch achterwaarts te gaan, totdat Khadidja haar boodschappers zond om mij te zoeken”. In deze tekst vinden we alle klassieke elementen van de hallucinatie. De betrokkene hoort een stem, die gelokaliseerd is (in de hemel). Zij spreekt meestal in de tweede persoon : “Gij zijt de profeet”.  Hetzelfde schema vinden we bij Jezus bij het  doopsel in de Jordaan 169 en bij de gedaanteverandering op de berg Thabor. Een stem uit de hemel spreekt: “Dit is mijn welbeminde zoon…” Tegelijk meldt de stem een uitverkiezing, een zending : gij zijt de Profeet, gij zijt de Mensenzoon. Voor de betrokkene is het een bijna ongelooflijke belevenis. In het allereerste begin ontstaat er dan ook een lichte twijfel. Bij Mohammed is er zelfs de vrees krankzinnig te worden. Hij vertoont zelfmoordneiging. Thuisgekomen laat hij zich overgieten met water en met een mantel bedekken. (zie 170) Maar zijn vrouw weet hem gerust te stellen. Zij doet zelfs een toets om te zien of het de satan was of een engel, die Mohammed verscheen. Kom op mijn linkerdij zitten, zegde ze, en zie je dan nog Gabriël ? Ja, antwoordde Mohammed. Kom op mijn rechterdij zitten, zegde ze, en zie je hem dan nog ? Ja, antwoordde Mohammed. Kom in mijn schoot zitten, en zie je hem dan nog? Ja, antwoordde Mohammed. Toen ontblootte ze haar schoot, en terwijl Mohammed op haar schoot zat, vroeg ze hem: Zie je hem nog? Nee, antwoordde Mohammed. Wees dan gelukkig, zei Khadidja, het is een engel en geen  satan!  (zie 171)  Velen zullen deze geschiedenis voor een fabeltje houden. Toch is dat verhaal niet noodzakelijk verzonnen. Bij vele zieken is de acute hallucinatie een voorbijgaande toestand, die allicht gedurende een zekere tijd blijft naklinken, en met tussenpozen terugkomt. Bij Jezus duurde het volledige wegebben van de eerste aanval veertig dagen, die hij doorbracht in de woestijn. Op de Thabor kwam een tweede, en bij de intocht in Jeruzalem een derde aanval; beide laatsten duidelijk minder intens of minder verwarrend. In sommige gevallen zijn die acute toestanden zeer zeldzaam en markeren ze alleen het begin van een waantoestand, die zich daarna ontwikkelt via fabulatie en illusie. Zoals bij paranoia- of parafrenielijders zijn deze fabulaties coherent met de grondwaan. Allicht is het ook zo verlopen bij Mohammed. Eenmaal bij Khadidja terug thuis was de acute aanval aan ’t wegebben. Bovendien vinden we een ander element: het is bekend dat het menselijk brein niet aan twee dingen tegelijk opmerkzaamheid kan schenken. Pijn bijv. kan verdrongen worden door mooie boeiende muziek. Het is normaal dat de weg ebbende hallucinatie verzwakt als Khadidja haar schoot ontbloot en zo de seksuele gevoelens van Mohammed wekt.  Khadidja maakt de onzekerheid mee van Mohammed; zij weigert te aanvaarden dat zijn geest gestoord zou zijn, zoals overigens zijn stads- en stamgenoten insinueren. Nog vóór de openbaringen wist zij dat de Profeet te lijden had onder het `kwade oog’, en zij liet dan door een oude vrouw van Mekka zijn kwaal bezweren.

________________________________

167 Bokhari(2), LXV, V,1; III, p. 363-364.

168 Bokhari(2), LXV, XXXIX, III, 1; III, p. 433.

169 Mt. 3, 16-17: En zie, daar ging de hemel open en Hij (Jezus) zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en over zich komen; en een stem uit de Hemel sprak: “Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in Wie ik welbehagen heb”.

170 Bokhari(2), LXV, LXXIV, III, 1; III, p. 489-499.

171 Guillaume, p. 106-107.

Mohammed weigerde echter die bezwering zodra zijn openbaringen begonnen waren. (zie 172)  Het is bij een christelijke verwante van haar, met de naam Waraka ben Nawfal, dat zij met haar twijfels en vragen te rade gaat. (zie 173)  Deze oude man, die enige kennis had van het Hebreeuws en van de bijbel, oordeelt dat de belevenis van Mohammed vergelijkbaar is met die van Mozes. En dat alle verschijningen van Gabriël echt zijn. (zie 174)  Met de slag krijgt Mohammed dus een potentiële betekenis als een nieuwe Mozes voor zijn volk. Alles wordt nu mogelijk. En dat is precies de rol die Mohammed gaat spelen. Zoals  Mozes wordt hij de wetgever. Mozes promulgeert de Thora, Mohammed de koran. Zoals eens Mozes’ wil de wil van Jahweh was, zo is nu Mohammed´s wil de wil van Allah. Het godsbeeld is echter totaal anders: Mozes’ God is wraakzuchtig, jaloers en wreed, Mohammed´s God is barmhartig, vriendelijk, vergevensgezind, maar ook wel eens jaloers als hij overspel ziet bedrijven.  (zie 175) Ook de wetgeving verschilt: Mozes’ wet is meticuleus, volledig, coherent, Mohammeds wet is occasioneel, partieel, opportunistisch. Meestal worden de regels afgekondigd naar aanleiding van een concrete vraag of geval. Zo bijv. de regel dat meerderjarigheid begint op vijftien jaar. (zie 176)  Voor Mozes draait alles om de observantie van de Thora;  voor Mohammed, zoals ook voor Christus trouwens, is het geloof het belangrijkste; wie niet gelooft moet naar de  hel. (zie 177)  Lahab

Het is een bekend fenomeen dat partners soms dezelfde waan gaan delen, alhoewel strikt genomen slechts één van de twee werkelijk geestesziek is. Iets dergelijks speelt zich af in het geval van Mohammed Khadidja gelooft. (zie 178) Het is altijd al zo geweest dat vrouwen veel geloviger zijn dan mannen. Nu nog ziet men dat er meer vrouwen aanwezig zijn bij kerkelijke diensten dan mannen. Het is eigen aan een vrouw minder rationeel kritische vragen te stellen. Haar criteria verschillen van de mannelijke: het kan niet dat een zo goed en betrouwbaar man als Mohammed zou worden misleid door waangedachten of door een `djinn’, meent Khadidja. Zij merkt niet of wil niet weten, dat Mohammed grote gelijkenis vertoont met geesteszieken, die bijv. aan paranoia lijden.  (zie 179) Het is om niet te moeten toegeven, dat er iets misloopt in Mohammed´s geest dat zij haar toevlucht neemt tot haar verwante Waraka: van hem verwacht zij de bevestiging van Mohammed´s roeping. Belangrijk in deze extravagante geschiedenis is de twijfel van Mohammed, en de geruststelling door de omgeving. Normaal gaat die twijfel vlug over en ruimt hij de plaats voor een vaste overtuiging, die ontoegankelijk is voor gelijk welke redenering of werkelijkheidscontrole ook. Het hallucinerende waandenken gaat het volledige bewustzijn van de zieke beheersen. Niets kan die subjectieve overtuiging nog afzwakken. Vanaf nu is Mohammed de Profeet, zoals Jezus na het Doopsel de Mensenzoon was die het Rijk Gods predikte. Het logische vermogen van zulke personen is niet aangetast en blijft coherent. Vandaar dat ze de grondwaarheid (de Profeet te zijn of de Mensenzoon) gaan uitwerken in een noëtisch systeem dat zij ontlenen aan de traditie. Voor Jezus is dat de identificatie met de komende Mensenzoon en met de lijdende dienaar van Jahweh. Voor Mohammed is dat het gevoel de laatste te zijn en de grootste in de rij der grote profeten: Abraham, Mozes, Jezus… Zij gaan hun leven organiseren naar die grondwaan. Zij beginnen stilaan aan vertrouwden hun geheim mee te delen. Jezus doet dat aan zijn apostelen, Mohammed aan zijn vrouw en zijn familie. Het duurt twee jaar vooraleer Mohammed de zaak publiek maakt. (zie 180) Zij formuleren ook hun eis te worden erkend: Jezus als de komende Mensenzoon, Mohammed als de Profeet, en dat met meer en meer nadruk.

____________________

172 Guillaume, New Light, p. 29.

173 Glubb, p. 68:  Waraka zou delen van de bijbel overgezet hebben in het Arabisch; de zuster van Waraka wordt aangezien als een regelmatig lezer van het evangelie.

174 Theophanes, Chronographia, p. 333.

175 Bokhari(2), LXVII, CVII,2; III, p. 597.

176 Swarup, p. 124.

177 Sura 74,17: “Ik zal hem overstelpen met verguizing”; 74,20: “Hij bedacht bedenksels en beschikte eigenmachtig. Zo moge hij gedood worden.. Hoe kon hij eigenmachtig beschikken, nogmaals gedood moge hij worden”; 74,26: Ik zal hem doen braden in hellehitte”; 102,6: “Zeker zult gij zien het hellevuur”; 111, 1-5: “Verloren mogen gaan de handen van Abu Lahab en moge hijzelf verloren gaan; zijn bezit en wat hij vergaarde baten hem niet; Hij zal braden in een vuur van vlammen. En ook zijn vrouw, aandraagster van brandhout. Aan haar nek een koord van vezels”.

178 Dit fenomeen is bekend onder de naam: `folie à deux ‘. Slechts één van de partners is aangetast, maar de andere partner deelt in de waangedachten en gelooft erin.

179 De paranoia is een vrij zeldzame ziekte in zuivere toestand, zij wordt gekenmerkt door waangedachten, soms gesteund op hallucinaties.

180 Watt, p. 74

Het blijft gewoonlijk niet bij de  beginhallucinatie. Mohammed ontving regelmatig ` openbaringen’.

Abdallah ibn Umar vroeg eens aan de Profeet:”Weet gij wanneer er een revelatie tot u komt?”,  waarop hij antwoordde: “Ik hoor luid lawaai en dan voel ik mij als getroffen door een slag. Ik krijg nooit openbaringen zonder het bewustzijn dat ik buiten mezelf ben”. Ibn Sa`d vermeldt de volgende uiting van de Profeet:”De openbaring komt tot mij op twee wijzen. Soms komt Gabriël en spreekt tot mij van man tot man, maar wat hij dan zegt vergeet ik. Maar soms komt het tot mij met de klank van een bel, als het gedruis van vele wateren, zodanig dat ik in verwarring geraak. Maar wat mij op die wijze geopenbaard wordt, dat laat mij niet meer los”. (zie 181)  Ook in de Apocalyps van Johannes komt de openbaring, klinkt de stem van de Mensenzoon als het gedruis van vele wateren (Apoc. 1,15). Ook Ezechiël hoorde levende wezens: als ze zich voortbewogen hoorde hij het klapperen van hun vleugels; het was als het gedruis van een grote watermassa… (Ez. 1, 24).  (zie 182) Het geluid van een luide bel, het gedruis van vele wateren, het zijn waarnemingen, die voorkomen in een gestoorde perceptie. Om ze te onderscheiden van de echte hallucinaties noemen we ze soms hallucinosen. De betrokkene herkent deze waarnemingen als waarnemingen, niet als echte realiteit. Toch  zijn ze reëel, niet ingebeeld. Zij begeleiden de echte hallucinatie, die van buiten uit de patiënt overvalt, en  hem de indruk geeft buiten zichzelf te zijn, zoals Mohammed correct vermeldt. De traditie stelt Mohammed  voor als zeer opgewonden tijdens die openbaringen. Hij  brabbelde rare, losstaande geluiden. Soms zonk hij op de grond, zijn lichaam trilde, het zweet parelde op zijn wenkbrauwen en hij zuchtte als een jonge kameel. Dan kwam hij langzaam tot zichzelf,  viel in slaap en bij het ontwaken droeg hij een nieuw vers voor. (zie183) De traditie vermeldt ook dat Mohammed tijdens die periode alles verwaarloosde, ook zijn kledij; hij wekte de indruk van krankzinnigheid. (zie 184)  Als twee dochters hem aan de rots Hira voedsel kwamen brengen, had hij geen aandacht voor hen, hij staarde voor zich uit met wijd opengesperde ogen. Soms nam hij geen voedsel, maanden lang uitte hij geen woord. De stemmen die hij hoorde, nam hij waar als vreselijk, vreemd en angstwekkend. (zie 185) Hij vertelt de eerste (?) verschijning (zie 186) van Gabriël (zie 187) als volgt: “Ik sliep,toen kwam de engel met een doek brokaat waar iets op stond geschreven en zei: `Lees’.  Ik antwoordde: `Wat moet ik lezen?’  (zie 188) Hij drukte mij zo, dat ik dacht dat ik dood ging en zei: `lees’. Dan liet hij mij los, en zei : `Lees’. Ik zei: `Wat moet ik lezen ?’  Voor de derde maal drukte hij mij bijna dood en zei: `Lees’.  Ik zei: `Wat moet ik lezen ?’, en ik zei dat alleen om mij van hem te verlossen, opdat hij niet zou herbeginnen. Hij zei: `In de naam van de Heer die de mens uit gestold bloed heeft geschapen, lees. Lees. Uw Heer is de meest magnifieke, die door de pen heeft geleerd wat mensen nooit hebben geweten’. Dat heb ik gelezen en hij vertrok. En ik ontwaakte uit mijn slaap.” De `droom’ heeft duidelijk de bedoeling de koran aan te bevelen als onmiddellijk door de engel meegedeeld aan Mohammed. Het bevel te lezen, en het niet weten wat lezen, als er kennelijk toch iets te lezen was, is niet heel zinnig, zelfs niet voor een droom, tenzij men zou moeten vertalen:Ik kan niet lezen. (zie 189) Hij zou immers willen doorgaan als ongeletterde, om des te meer de goddelijke oorsprong van de revelatie te benadrukken. Vanwaar die zogenaamde weerstand om te lezen, tenzij wij verkeerd vertalen? Lezen kan hier betekenen voorlezen, reciteren. (zie 190) Mohammed krijgt dus gewoon het bevel van de engel om zijn boodschap te verkondigen, om te `reciteren’. Zo’n bevel om de boodschap aan het volk te brengen krijgen de meeste profeten.

____________________

181 Andrae, p. 66.

182 “En zie: daar kwam de heerlijkheid van Israëls God aan vanuit het oosten, met een geluid als het bruisen van machtige wateren” (Ez. 43, 2).

183 Bey, p. 87, zonder aangifte van bronnen.

184 Glubb, p. 102.

185 Bey, p. 68-71, zonder aangifte van bronnen.

186 Logischerwijze verwacht men eerst de verschijning van Gabriël of zelfs het horen van een stem, en dan eerst het geven van een bevel.

187 Men zou geneigd kunnen zijn de verwachting van het Laatste Oordeel bij Mohammed toe te schrijven aan zijn afhankelijkheid van het evangelie en het christelijke gedachtegoed (Apocalyps), maar hier is veel meer aan de hand; hier is een emotionele dominante instelling, die een grote rol speelt in zijn verkondiging en in de koran. Bovendien beantwoordt het `katastrophen-ahnen’ aan een tendens in de symptomatiek van de paranoia en andere geestesziekten.

188 Wordt ook vertaald: “Ik ben geen lezer, ik kan niet lezen”.

189 De vertaling: “ik kan niet lezen” ligt meer in de lijn van de traditie volgens dewelke Mohammed `ummi’ was, dat is ongeletterd. Indien hij ongeletterd was, moest de koran dus duidelijk van Allah komen. Volgens andere bronnen kon hij wel lezen, en zou hij zelfs een beetje Hebreeuws gekend hebben. Waarschijnlijk betekent `lezen’ hier voorlezen, reciteren. “Ik kan niet voorlezen of reciteren”, en betekent het bevel: Gij moet verkondigen. En dat ligt volop in de psychologie van de zending die de zieke krijgt.

190 Watt, (Mekka), p. 72.

Aan Jesaja zegt God: “Ga dan en zeg tot dit volk”…(zie 191) Zijn weerstand is dan begrijpelijk: hij is bevreesd om met zijn boodschap voor het volk te komen. Hij kan niet reciteren, of voorlezen. Hij voelt zich geen redenaar. Ook Mozes maakt bezwaar bij Jahweh omdat hij geen redenaar is: Mozes sprak tot Jahweh: `Neem mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen redenaar…  Ik spreek moeilijk en traag’. (zie 192) Ook Mohammed sprak traag. Tegelijk kan de tekst betekenen: Ik heb niets om op te zeggen of te reciteren. Hij verwacht dus dat de engel de openbaring zou voorzeggen of hem inspireren. De druk, uitgeoefend door de engel, is zo groot dat hij dacht dat hij zou sterven. Dat kan wijzen op een verstikkingsgevoel dat in een droom veelvuldiger kan voorkomen, doch ook op een werkelijke fysiologische waarneming, die aan de droom ten grondslag ligt. Hij had dus de indruk gewurgd te worden door een engel. Onder die dwang wordt de zending ook tot een onweerstaanbare drang. Het is dezelfde drang die Jeremia ondervond: “Er was in mijn hart iets als een verterend vuur, opgesloten in mijn gebeente. Ik probeerde het in te houden. Ik heb het niet gekund”. (zie 193)   Heel deze passage doet ons onvrijwillig denken aan Joseph  Smith (1805-1844) de stichter van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen (Mormonen). Ook hem verschijnt een engel, die hem een tekst brengt op gouden bladen, in een taal die hij niet kent:het oud-Egyptisch.  Met de hulp van de engel schrijft hij de vertaling. Het is de nieuwe bijbel: het boek van Mormon, dat getuigt van een zeer grote fantasie en fabulatie. (Ook Smith wordt later polygaam en kent talrijke vrouwen.)

Aangezien we in de teksten veel aanduidingen vinden die wijzen op een geestesziekte, hebben vele   onderzoekers zich gebogen over de vraag of Mohammed geen krankzinnige was. (zie 194) Paranoia; hysterie; neurasthenie; hystero-epilepsie. Velen, in de vroege dagen van de beginnende psychopathologie, dachten aan epilepsie, omdat Theophanes in zijn Chronographie heel uitdrukkelijk zegt  dat hij daaraan leed. (zie 195)  Dat was gedeeltelijk te wijten aan de toen nog deficiënte kennis van de geestesziekten. Men wist bijv. niet dat bij epileptische storingen gewoonlijk geheugenverlies optreedt, zodat  de betrokkene zich niets herinnert. Mohammed zou in dat geval dus niets weten over visioenen, openbaringen en dergelijke. Eén verhaal uit de traditie zou men desnoods kunnen aanzien als een indicium van epilepsie. Op een zeker ogenblik zou Mohammed deelgenomen hebben aan de heropbouw van de  Ka`ba. Hijzelf en Abbas waren bezig stenen aan te brengen. Abbas zei toen tegen Mohammed: “Leg uw  izar (mantel) over uw schouder om die te beschermen tegen de stenen”.  Op dat ogenblik viel de Profeet ter  aarde, de ogen gericht naar de hemel. Hij kwam bij en riep uit:”Mijn izar, mijn izar”, en Abbas hechtte daarop de izar terug vast aan de gordel. De schaamdelen zouden bij het vallen namelijk ontbloot geweest zijn. (zie 196) Hier wordt dus een kort verlies van bewustzijn beschreven, zoals dat voorkomt bij `petit mal’  in de  epilepsie.  Mogelijk was het ook een doodgewone appelflauwte, veroorzaakt door het harde werk in grote  hitte. Het is in geen geval een doorslaand bewijs voor epilepsie, vooral niet omdat bij een epileptische  aanval de ogen gesloten zijn, en hier vermeld  wordt dat de ogen open bleven. (zie 197) (Het indrukken van de thorax vanuit de rug wegens de val, gepaard aan hyperventilatie kan ook een syncope veroorzaken.) Het  openblijven van de ogen kan tevens een teken zijn van enige verwardheid na een ongeval. Veelal kan ook bij hard werk een plotse myokard-dilatatie optreden met als gevolg een circulatiestoornis, die een apallisch syndroom verwekt, namelijk een kortstondig afzonderen van de hersenschors van de hersenstam. De patiënt blijft dan liggen met open ogen, zoals hier vermeld over Mohammed. (zie 198)  (De laatste uren vóór  zijn dood viel hij ook herhaaldelijk in zwijm. (zie 199)  Een andere aanduiding voor een zekere epileptische aanleg zou kunnen zijn dat hij langzaam sprak. Gewoonlijk spreken epileptoïden vrij traag, en hebben een ixoied of kleverig karakter, bovendien zijn ze zeer dominant. (zie 200) Mozes is, zonder aan epilepsie te    lijden, daarvan een duidelijk voorbeeld. (zie 201) Heel anders zijn de tekens van symptomatische paranoia, d.w.z. een toestand van stoornissen, die lijkt op het syndroom dat als paranoia wordt beschreven. De  zieke lijdt dan aan waangedachten, die duidelijk in tegenspraak zijn met de werkelijkheid. Ook deze aandoening  duikt op rond de middelbare leeftijd. De betrokkene gaat zich isoleren, zoals Mohammed, die naar het  getuigenis van zijn vrouw, zich steeds meer terugtrok en graag in eenzaamheid vertoefde. ____________________

191 Jes. 6, 9.

192 Ex. 4,10

193 Jer. 20, 7 – 10.

194 Hirsch dacht aan  paranoia; Birnbaum en Vierordt aan hysterie, Arndt aan neurasthenie, Binswanger aan epilepsie, Goldblatt aan hystero-epilepsie, enz.

195 Lange-Eichbaum, p. 386-387; Theophanes, Chronographie,p. 333.

196 Bokhari(2), III, p. 18.

197 Bodechtel, p. 1006.

198 Bodechtel, p. 999.

199 Bokhari(2), III, p. 246.

200 Bodechtel, p. 1006.

201 Somers (1990), p. 54-76.

Veelal wordt de  weerstand tegen de waan ondergraven door een trauma. Bij Mohammed kennen we de opstapeling van familiale rouw: zijn vader, zijn moeder, zijn grootvader ontvallen hem heel vroeg; eenmaal gehuwd verliest hij  één voor  één zijn kinderen. Zoals eens voor Abraham is het gemis van mannelijk nageslacht een vreselijk vooruitzicht. Het is zo traumatisch, dat het de trigger wordt van een mentaal proces. (zie 202) De diepe vernedering slaat soms om in een gevoel van uitverkiezing. Abraham wordt door God uitverkoren om stamvader te worden van een talrijk nageslacht, ook al kan hij geen kinderen krijgen. Mohammed wordt de Profeet, de Boodschapper. Hij verklaart ronduit: “Op de dag der Verrijzenis zal ik de Heer der mensen zijn. (zie 203)  De Mensenzoon berokkent mij schade; hij beledigt de tijd; maar de tijd ben ik. Alles heb ik in handen en ik doe de nacht volgen op de dag”.  (zie 204) Deze grootheidswaanzin is geen uitzonderlijk feit. De inflatie van het Ego is de reactie op die diepe vernedering.   (zie 205) Het proces is   gewoonlijk sluipend, toch zet het expliciet in door een schijnbaar uitwendig gebeuren: er is, zoals gezegd, een irruptie in het bewustzijn: een stem van buitenuit en goed gelokaliseerd, veelal boven (de hemel),  brengt een boodschap of bevelen, meestal in de tweede persoon. (zie 206)

Zo beschrijft Mohammed nauwkeurig het fenomeen. Tegelijk is er een visuele hallucinatie: de verschijning van de man Gabriël. (zie 207) Deze Gabriël is een gigantische verschijning, zijn voeten raken de einders. Ook dit gigantisme, of het tegenovergestelde het lilliputisme, is een typisch kenmerk van de hallucinatie. (zie 208) Mohammed getuigt tevens dat hij blijft hallucineren. Ook thuis. De engel geeft ook bevelen: Mohammed moet reciteren, Allahs boodschap verkondigen, hij moet ook de salat, het gebed, vijfmaal per dag doen. We  hebben dus heel wat gegevens die wijzen in dezelfde richting: Mohammed werd het slachtoffer van een  aanval van klassieke paranoïde symptomen met visuele en auditieve hallucinaties. Deze oorspronkelijke aanval moet men onderscheiden van  de hallucinosen (een hallucinose is, zoals gezegd, geen echte  hallucinatie; het is een echte perceptie, die slechts als waarneming beleefd wordt).  Wie beweert een profeet te zijn en rechtstreeks contact te  hebben met de godheid, moet dit kunnen bewijzen door uitzonderlijke tekenen. De reactie van het publiek op zulke buitengewone mededelingen is overal dezelfde. Bij Jezus  vroegen de Farizeeën hem om een teken en zegden dat hij door een duivel bezeten was, bij Mohammed gaat het niet anders. (zie 209) Men vraagt hem om tekenen. (zie 210)  Men spot met hem, men behandelt hem als een halve gare, iemand die onzin vertelt, een bezetene, een tovenaar. (zie 211)  En omgekeerd, zowel Christus als Mohammed verwijten hun medeburgers huichelaars te zijn. (zie 212) Talrijk zijn de scheldpartijen tegen Mohammed, en men dreigde ook met steniging en wurging. Abu Bakr kwam echter er tussen met de woorden: “Gaat gij een man doden, omdat hij zegt: Mijn God is Allah ?” (zie 213)  Voor zijn arme aanhangers wordt het erger, daar begint een echte vervolging. Zo erg zelfs, dat ze gedwongen worden uit te wijken naar Ethiopië. Ze werden namelijk afgeslagen en in de gevangenis opgesloten. Bilal werd met een koord aan de nek door de straten gesleurd. Mohammed´s verkondiging irriteert in het bijzonder zijn stadgenoten. Er wordt zwaar aan getild dat hij het polytheïsme veroordeelt en alleen Allah erkent. Maar zijn boodschap, soms luid verkondigd, zit ook vol met bedreigingen tegen degenen die hem niet geloven. Zoals voor elke paranoialijder is het geloof voor Mohammed het belangrijkst,  (zie 214) veel meer dan de observantie van de wet en dat in tegenstelling met Mozes, voor wie de Wet voorrang heeft, zoals reeds aangestipt. Nu is het opmerkelijk, dat zijn prediking er vooral in bestaat de koran te reciteren. Het publiek opzeggen of voorlezen van de koran, als zijnde het boek der goddelijke openbaringen hem door Gabriël geïnspireerd, vormt de hoofdbrok van zijn  boodschap. Hij voert daarbij het bevel van de engel uit. Deze koran, zoals hij werd overgeleverd, valt op door zijn onsamenhangende structuur. Naast enkele eenvoudige hoofdgedachten: straf voor de bozen en ongelovigen, grootheid en almacht van Allah, hulp en beloning voor de gelovigen, is de inhoud bijzonder mager.  Veelal is het een herhaling van dezelfde hoofdthema’s. Vooral de chronologisch eerste `sura’s  (kapittels) lijden aan onsamenhangendheid.

202 DSM3 , p.195-197.

203 Bokhari(2), LXV, V, 1; III, p. 362-362.

204 Bokhari(2), LXV, XLV, I,1; III, p. 443.

205 Henderson, p. 116-117.

206 Ey, p. 101.

207 De hallucinatie wordt bepaald als de perceptie van een figuur zonder voorwerp, d.w.z. zonder dat een voorwerp aanwezig is.

208 Ey, p. 100.

209 Mt. 16,1; Mt. 12,24.

210 Sura 6, 37, 109-111, 158; 7, 203; 10, 20, enz.

211 Sura 2, 39; 6, 39; 7, 146; 10, 95-97; 23, 105, 37, 14-15.

212 Sura 4,60.

213 Bukhari, I, XXIV.

214 Zoals ook voor Christus trouwens.

Nergens vindt men een coherente redenering, een logisch betoog, wel emotionele uitingen en dreigementen: “O gij ongelovigen, ik dien niet wat gij dient. En gij zult niet dienen, wat ik dien…”  (zie 215) “Zeker zult gij zien het hellevuur. Nog eens, gij zult het zien met het oog der zekerheid.” (zie 216) “En voor hen, die ongelovig zijn is er de  bestraffing van Djahannam, (zie 217) en een kwade gang is dat. Wanneer zij daarin geworpen worden,horen zij daarin gereutel,terwijl zij ziedt. Haast zou zij uiteenspatten van woede..” (zie 218) “De dag dat de hemel zal zijn als gesmolten metaal, en waarop de bergen zullen zijn als bonte wolvlokken”,  (zie 219) “en ten dage dat de hemel gespleten wordt door de wolken en de engelen in nederdaling neer gezonden, dan is het Koningschap aan de Erbarmer en het is een moeizame dag voor de ongelovigen.” (zie 220) Dan komt ook de antichrist met het blinde rechteroog, dat er uitziet als een uitpuilende druif. (zie 221) Het kwaliteitsonderzoek van de godsdienstige opvattingen is tot nu toe, buiten de rationalistische kritiek, erg deficiënt gebleken. Hoe moeilijk de opdracht van de psycholoog en historicus ook is om kritisch de opvattingen en de persoonlijkheid van een historische figuur als Jezus van Nazareth of Mohammed te benaderen, toch zijn er ontegensprekelijke feiten en gegevens, die zo’n oordeel mogelijk maken. Alleen al de nauwkeurige beoordeling van de grondtekst, de koran voor de islam, geeft zonder twijfel aan voor welk soort intellectueel product we staan: de koran is geen verhandeling, geen manifest, geen rationele uiteenzetting, geen doctrine, hij bevat geen solide argumenten, alleen affirmaties, emotionele aansporingen, bedreigingen. Mohammed bevestigt zonder meer en zijn schaarse redeneringen steunen op vooronderstellingen. De inhoud is zeer arm en lijdt aan voortdurende herhalingen. Vooral de oudste `sura’s, de Mekkaanse, verwekken, zoals gezegd, een indruk van verwardheid, de Medinese zijn heel wat coherenter. In de koran is het vormniveau van de imaginatieve voorstellingen zeer laag. De samenhang is los. Het constructief gebruik van de intelligentie lijkt geschaad. Er is geen enkele zorg om de objectieve gegevens juist weer te geven. Er is bijna geen beschrijving. En dat duidt op een weinig gedifferentieerde perceptie. Vergelijken we met de Apocalyps van Johannes dan vinden we dezelfde emotionele sfeer, hetzelfde gemis aan rationele  argumentatie,dezelfde aansporingen en bedreigingen,behalve dan dat de Apocalyps qua verbeeldingskracht zoveel rijker en machtiger is dan de koran. In de Apocalyps speelt de vernietiging van de ongelovigen zich vooral  op aarde af, waar alle kwalen de komst van de Mensenzoon voorafgaan. Noch de Apocalyps, noch de koran zijn intellectuele producten van hoge kwaliteit. Zij verschaffen weinig inzicht. Beide spruiten voort uit verarmde ziekelijke mentale processen, die aanleiding hebben gegeven tot letterkundige brouwsels. De vreselijke intellectuele armoede van Mohammed wordt pas duidelijk als we zijn intellectuele productie gaan vergelijken met deze van Plato of Aristoteles. Twee afgronden staan hier tegenover elkaar: enerzijds de hoge verstandelijkheid, die streeft naar dieper inzicht in de dingen, anderzijds een obscure instinctieve drang, die spreekt vanuit irrationele impulsen. Toch bevatten zowel de koran als de Apocalyps teksten met  een grote suggestieve kracht. Daarin ligt juist het geheim van de aantrekkelijkheid, van de overtuigingskracht  van de Boodschapper. Zoals de hypnotiseur leidt de koran de aandacht en zelfs het redeneervermogen  van   het subject af, om dit te concentreren op een mysterieus wezen, Allah, dat geen uitleg behoeft.  De Profeet wordt de uitdrukking van de wil van dat wezen, omdat hij de Boodschapper is. Hij doet beroep op de almacht en grootheid van Allah,die hem als een aureool omgeeft. Want Mohammed is zijn Profeet. Zo kan hij de wil van de moslim volledig aan zich ondergeschikt maken. Dikwijls krijgt een zieke van de stemmen bevelen te horen, die een absolute waarde krijgen. Het belangrijkste bevel van de engel aan Mohammed is, naast het bevel tot het publiek reciteren (verkondigen), verscheidene malen per dag te bidden volgens een bepaalde ritus: de `salat’ tweemaal per dag op reis, vijfmaal per dag thuis, voorafgegaan door een rituele ablutie. De prosternaties (drie of viermaal bij elke salat zijn de lichamelijke uitdrukking van de volledige onderwerping aan de wil van Allah, de enige God. Deze wijze van bidden is typisch gebleven voor de islam. Opmerkelijk is hier het zuiver rituele karakter van het gebed. Dat  contrasteert scherp met de geestelijke inwendigheid van het christelijke gebed. De christen knielt, betuigt zijn aanbidding; de moslim buigt zich diep op beide knieën. De basishouding van de religieuze mens is daardoor genuanceerd. De christen bewaart meer zelfbewustzijn, meer eigen fierheid; hij vereert, hij aanbidt. Dat loopt parallel met het grotere individualisme in de westerse beschaving. De moslim, als individu, verdwijnt vóór Allah, het alomvattende goddelijke, dat alleen nog telt. In het Oosten is het individuele leven overigens van mindere tel.

____________________

215 Sura 109, 2-3, Mekkaans.

216 Sura 102, 6-7, Mekkaans.

217 Djahannam is het Arabisch voor gehenna in ’t Hebreeuws en hel in het Nederlands.

218 Sura, 67, 6-7.

219 Sura 70, 8-9.

220 Sura, 25,25-26.

221 Bokhari(2), III, p. 227.

Misschien verklaart de natuur in die streken deze opvatting: er zijn de immense zandwoestijnen, de brandende zon, de hitte en de wijdse sterrenhemel. Daar loopt de mens er ietwat verloren en hulpeloos bij, uitgeleverd aan de krachten van de natuur. Hij kan zich alleen maar klein voelen en zich onderwerpen. Deze ingesteldheid wordt ook beïnvloed door de leefwijze in de woestijn en in de steden. De Bedoeïen hebben hoogstens hun vee om van te leven. Landbouw en techniek zijn voor andere streken geëigend, voor  de woestijn zijn ze niet geschikt. In de stad is er alleen handel of diefstal om zich te verrijken. De Arabier zal zich steeds moeten wapenen om zichzelf en zijn bezit te verdedigen, of om dat van anderen te veroveren. Zo doet hij het al eeuwen. Al vanaf het derde millennium vóór Christus klaagden de Egyptenaren erover en richtten verdedigingswallen op tegen de plunderende indringers. Ook de joden waren oorspronkelijk zwervende stammen in de woestijn. Zowel de God der Arabieren, als die van de joden zijn dus krijgsgoden:  Jahweh der joden is daarom de Heer der heerscharen en zo is Allah ook de God van de Heilige Oorlog.  Hij helpt de gelovigen in de strijd:”Allah is uw  beschermheer. Hij is de beste der helpers”. (zie 222)

Het is vanuit deze mentaliteit dat Mohammed´s denken zich verder gaat ontwikkelen. Hij blijft Arabier in hart en ziel en blijft de volkse traditie getrouw. Hij organiseert plundertochten, hij verlamt de handel van zijn stamgenoten uit Mekka en voert oorlog, daarbij geholpen door zijn luitenanten. (zie 223) Alhoewel gesteund door een paar getrouwen blijft Mohammed de eerste jaren van zijn prediking een mislukkeling. Enkele armere volgelingen worden blootgesteld aan vervolgingen. Zo erg dat die volgelingen, zoals gezegd, verplicht zijn naar Abessinië uit te wijken (615). Hij zelf geniet nog van de bescherming van zijn familie, maar wordt gehouden voor iemand die bezeten is, onzin vertelt, en vooral een vijand is van de oude Arabische traditie: het polytheïsme.  Die afwijzing moet hem pijn gedaan hebben. Hij overweegt zelfs verscheidene verzen in de koran toe te voegen, die ditmaal de vrouwelijke goden erkennen. De afbeeldingen van die godinnen rond en in de Ka`ba waren immers bronnen van inkomsten. Onder deze druk schijnt Mohammed ook geaarzeld te hebben en heeft hij in enkele verzen van de koran de godinnen ingelast. Later verwerpt hij deze verzen als zouden ze door de  satan ingegeven zijn. (De bekende satanische verzen). (zie 224) Het is niet gemakkelijk het mentale processus te schetsen waarbij Mohammed tenslotte als absoluut monotheïst en als verdediger van de oorspronkelijke Bijbelse godsdienst van Abraham naar voren kwam. Hij was immers verdeeld tussen het monotheïsme van de bijbel en de Arabische polytheïstische traditie. Bedroefd, ontmoedigd door de oppositie van de meest invloedrijke hoofden van de stam, kwam Mohammed op zekere dag tijdens een vergadering van de voorname mannen aan de Ka`ba en begon een nieuwe versie voor te lezen, een vervolg op het verhaal van het verschijnen van de engel, zoals het ons al bekend is:

En hij zag hem (Gabriël) een andere maal, bij de lotusboom aan de einder, dicht bij het paradijs der bestemming. Toen de lotusboom omhuld was met wat hem omhulde, week zijn blik niet af en dwaalde niet verder. Waarlijk heeft hij iets gezien van de geweldige tekenen van zijn Heer.  Wat denkt gij van Al- Lat en Al- Uzza en Manat, de derde daarnaast ? Deze zijn de verheven Vrouwen wiens tussenkomst moet beijverd. (zie 225)  De Kuraysh waren verwonderd en opgetogen over de erkenning van hun goden. En toen Mohammed eindigde met de oproep: “Daarom buigt voor God en dient Hem,”  deden zij dat eenstemmig. Het was een duidelijke verzoening. Ze was zo ophefmakend, dat de mare doordrong tot in Abessinië, waar de migranten hoorden van de bekering van de Kuraysh en terugkeerden. Niet voor lang echter. Eenmaal thuis kwam Gabriël Mohammed verwijten maken: “Wat hebt gij gedaan ? Ge hebt woorden voor het volk herhaald, die ik u niet gegeven heb”. (zie 226)  En Mohammed was zeer bedroefd en zei: “Ik heb gezegd over God, wat Hij niet gezegd heeft”. Maar God sterkte de Profeet en reveleerde hem de juiste versie zoals die nu is: “Behoren aan u soms de mannelijke kinderen en aan Hem de vrouwelijke? Dat ware dan een onbillijke verdeling. Niets anders zijn dat dan namen, waarmede gij en uw vaderen ze genoemd hebt. Allah heeft over hen geen enkel gezag neer gezonden…” Elders in de koran staat: “God zal ongedaan maken, wat de satan suggereerde”,  (zie 227)  en zo kon Mohammed beweren dat de satan hem die verzen had ingegeven. Want ook Jezus werd door de satan geleid, die hem van op de tinne van de tempel en van een hoge berg de hele wereld liet aanschouwen;  -dat  was trouwens een argument voor de moslims om te beweren dat Jezus Gods zoon niet kon zijn: God laat zich niet leiden door de satan. (zie 228)____________________

222 Sura 3, 150.

223 Glubb, p. 175: Bij zijn eerste raid beschikte Mohammed slechts over een dertigtal ruiters, in 624 over 300 strijders, 70 kamelen en 2 paarden.

224 Glubb, p. 127-128.

225 Manat was een godin van de tijd en de dood; Al Uzza was de planeet Venus; Al Lat was simpelweg godin. Cf. Sita Ram Goel, II, p. 324-326.

226 Muir, p. 80-81.

227 Sura 22, 51-52.

228 Mt. 4, 5-8; Bukhari, I, p. LIII. Lc. 4, 5-9 : “Daarop voer de duivel Hem omhoog en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld… Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem, plaatste hem op de bovenbouw van een tempelpoort…” De emigranten, die reeds na twee maanden uit Abessinië waren teruggekeerd, ondervonden al vlug dat de vervolging nog feller werd en werden gedwongen opnieuw te emigreren; ze waren met zo’n honderd. Een dertigtal mannen en acht vrouwen kwamen daarna terug naar Mekka of emigreerden naar Yathrib. De rest van de migranten verbleef verscheidene jaren in  Abessinië. (zie 229)  Mohammed was nu de boeman van de polytheïsten geworden. Voor hem waren de twee grootste zonden trouwens: het polytheïsme en het ongeloof. (zie 230)  De beschermheer van Mohammed, Abu Talib, werd nu aangesproken: “Die neef van u heeft zich lasterlijk uitgelaten over onze goden en onze godsdienst, en voorgewend dat al onze voorvaderen dwaalden.  Wreek ons nu tegenover hem, of laat hem aan ons over, of regel zelf de zaken met hem”. De traditie brengt dit feit in verband met een soort boycot van de vooraanstaanden in Mekka tegen de stam van de Hashim, die Mohammed beschermde. Deze werd geïsoleerd en vermeden. Abu Talib wilde Mohammed zo maar niet laten vallen. Hij waarschuwde hem. De Profeet zoekt eerst in Ta’if een onderkomen, maar wordt daar slecht ontvangen en uitgelachen. Hij knoopt daarna ter gelegenheid van een bedevaart betrekkingen aan met inwoners van Yathrib (later Medina), een stadje waar al een paar uitgewekenen verbleven. En met succes. In Mekka was men daar niet enthousiast over. Bescherming zoeken bij een andere stam werd als een erstig vergrijp beschouwd. Mohammed tracht zo onopvallend mogelijk een aantal van zijn volgelingen weg te sturen en moet eindelijk zelf de wijk nemen en ontsnappen. Dat was de `hidjra’. Terecht begint vanaf deze uitwijking naar Yathrib (16 juli 622) de islamitische tijdrekening; want het is de start voor Mohammed van een nieuw tijdvak. De mislukkeling wordt de stichter van een nieuwe godsdienst en een groot rijk. Maar vóór hij de heer van Medina wordt, speelt zich nog een belangrijk verhaal af. Op een zeker ogenblik vertelt Mohammed publiek in Mekka, dat hij op een nacht de reis naar Jeruzalem (isra) maakte. Het is een bijzonder vreemde geschiedenis. Mohammed kreeg een dier, Buraq, waarop de profeten reden. Het is niet duidelijk of het een (gevleugeld ?) paard of een muilezel of gewoonweg een ezel was.  (zie 231) Gabriël vergezelde hem, om de wondere dingen te zien tussen hemel en aarde tot ze aan de tempel te Jeruzalem kwamen.  Daar vond Mohammed Abraham,  Mozes en Jezus in een gezelschap van profeten en samen met hen verrichtte hij de `salat’, het gebed. Toen bracht men hem drie schalen, respectievelijk melk, wijn en water bevattend. De Profeet zei: “Als deze mij aangeboden werden, hoorde ik een stem die zei: `Als hij het water neemt, zal hij verdronken worden en zijn volk met hem; neemt hij de wijn, dan zal hij verdwalen en zijn volk ook; neemt hij de melk, dan is hij op de juiste weg, en zijn volk ook’. Daarom nam ik de kom met melk en dronk ze op. Gabriël zei mij: `Gij hebt juist gehandeld, en ook uw volk zal juist gericht zijn, Mohammed'”. Volgens de ons bewaarde traditie vertelde Mohammed dit verhaal publiek aan de Kuraysh, niet als een droom, maar als een echte reis naar Jeruzalem. De meesten vonden het je reinste onzin. En vele moslims gaven hun geloof op. (zie 232) Abu Bakr wilde de profeet testen en vroeg hem Jeruzalem te beschrijven, maar moest vaststellen dat Mohammed alles nauwkeurig wist te schetsen. Al zeer vlug veranderde de traditie de aard van dit verhaal in een droom van Mohammed. Zelfs Aisha beweerde dat Mohammed de reis niet `lichamelijk’ had gemaakt. Het feit dat Mohammed alles vertelt als waar gebeurd schijnt te wijzen op een hallucinatoire belevenis. Opmerkelijk is dat de stem zich weer laat horen om zijn roeping te bevestigen. Het komt meer voor bij dit soort zieken dat zij fabuleren, dat wil zeggen dat zij fantastische verhalen opbouwen vanuit traditionele elementen en daarin de bevestiging zien van hun roeping. Bij Jezus vinden we namelijk ook een samenkomst met Mozes en met Elia op de berg Thabor, (zie 233) en een evenzeer pijnlijke gebeurtenis.  Hij deelt zijn leerlingen immers mee dat ze zijn Lichaam en Bloed zullen moeten nuttigen, waardoor velen het geloof verliezen. (zie 234)  Het is typisch voor een paranoïde geesteszieke dat hij zijn beweringen staande houdt, al kent hij het ongeloof van diegenen die hem aanhoren. Voor de zieke neemt de waan de plaats in van de werkelijkheid. De reis naar Jeruzalem was duidelijk een belevenis van centrale betekenis voor Mohammed. Zij situeerde hem in de continuïteit van de grote profetische traditie. Bij Jezus was het niet anders. Als zoon van God kon hij zich situeren als de verwachte Mensenzoon, de Messias van het einde der tijden, die voorspeld was door alle profeten, en aan wiens zijde Mozes en Elia stonden. Zoals Jaspers opmerkt: alle zieken staan centraal in een reusachtig, veelal kosmisch gebeuren.

____________________

229 Muir, p. 87.

230 Bukhari, I, p. XLVII-XLVIII: polytheisme is shirk, ongeloof al-kufa.

231 Encycl. Isl., p. 1310.

232 Guillaume, p. 182-183.

233 Lc. 9,28-36; Mt. 17,1-9. Mc. 9 2-4 : “Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg… Elia verscheen hun samen met Mozes, en zij onderhielden zich met Jezus”.

234 Jo. 6, 55-66.

Uit het verhaal, zoals we het nu kennen, is het niet mogelijk te bepalen of het er hier gaat om een echte hallucinatoire belevenis, of over een hiermee verwante waanachtige imaginaire constructie, die uitgevonden werd om zijn roeping als profeet te stofferen, en zich belangrijk en interessant te maken voor zijn tijdgenoten. Het parallellisme van de reis naar Jeruzalem met de verschijning van Mozes en Elia aan Christus op de berg  Thabor zou kunnen wijzen op het feit dat Mohammed zich heeft laten inspireren door het verhaal van het evangelie. Maar Jaspers merkt op, dat men soms verbazend gelijkende verhalen vindt bij zieken, totaal onafhankelijk van elkaar. Nog problematischer is het verhaal van een bezoek aan de hemel. Een dergelijk bezoek ligt helemaal in de lijn van een waanachtige belevenis. Henoch, de Schriftgeleerde, vermoedelijk de Leraar van de Gerechtigheid van de Essenen, bracht ook,zoals reeds aangestipt, een bezoek aan de hemel: begeleid door engelen doorkruiste hij het heelal, en beschreef zijn ontmoeting met God. (zie 235)

Mohammed zou gezegd hebben: “Nadat ik mijn taak in Jeruzalem had volbracht, bracht men mij een ladder die smaller was dan ik er ooit één had gezien. (Toevallig de ladder van Jacob ?) (zie 236)  Mijn gezel klom er met mij op tot we kwamen bij de Poort van de Wachters ( mi`radj, hemelreis). (zie 237)  Een engel met name Ismaël was ermee belast, en onder zijn commando had hij twaalfduizend engelen, die elk twaalfduizend engelen commandeerden. Als Gabriël mij binnenbracht, vroeg Ismaël wie ik was. Wanneer hij hoorde dat ik Mohammed was, vroeg hij of ik een zending had gekregen, en zodra hij dit bevestigd zag, wenste hij mij geluk. Al de engelen die ik ontmoette in de laagste hemel, glimlachten als welkom en wensten me geluk, behalve één die hetzelfde zei, maar niet glimlachte en er niet zo gelukkig uitzag als de anderen. Als ik aan Gabriël de reden vroeg, zei hij mij, dat, indien hij ooit zou geglimlacht hebben tevoren, of ooit zou glimlachen later hij tegen mij zou geglimlacht hebben; maar hij glimlacht niet, want hij is Malik, de Bewaker van de Hel. Ik zei aan Gabriël…: `gaat ge hem niet bevelen mij de hel te laten zien ?’ En hij zei: `Natuurlijk Malik,toon de  hel aan Mohammed.’ Daarop nam deze het deksel weg en de vlammen laaiden hoog op in de lucht, zodat ik dacht dat ze alles zouden verteren. Daarom vroeg ik Gabriël ze terug op hun plaats te sturen, wat hij deed.  Ik kan alleen hun terugvallen vergelijken met het vallen van een schaduw… Malik plaatste er het deksel terug op. (zie 238) Wanneer ik de laagste hemel binnenkwam, zag ik een man zitten waarvoor de geesten van mensen passeerden. Tot de één sprak hij vriendelijk en opgewekt: `Een goede geest uit een goed lichaam’, en tot de ander:`Bah !’ en zijn wenkbrauwen fronsend, `een slechte geest uit een slecht lichaam’. … Gabriël zei me dat het  Adam was, die de geesten van zijn nageslacht keurde… Dan zag ik mensen met lippen als kamelen; in hun handen hielden ze stukken vuur als stenen, die zij gebruikten om in hun mond te steken en die uit hun achterste kwamen. Men zei mij dat het diegenen waren die de goederen van wezen zondig verteerden. Dan zag ik mannen in de trant van de familie van de Farao, met buiken zoals ik nog nooit zag. Zij werden vertrappeld door kamelen, razend van dorst wanneer ze naar de hel werden verwezen, en zij konden niet weg. Dat waren de woekeraars. Dan zag ik mensen met goed vet vlees voor zich tegelijk met taai stinkend vlees daarnaast, die dit laatste zaten te eten en het andere lieten liggen. Dat zijn diegenen die aan vrouwen, die God heeft toegelaten, hebben verzaakt en achter datgene gaan, dat verboden is. Dan zag ik vrouwen opgehangen aan hun borsten. Dat zijn zij die bastaards hebben bezorgd aan hun echtgenoten. Dan werd ik naar de tweede hemel gebracht. Daar waren de twee neven, Jezus, de zoon van Maria en Johannes, de zoon van Zacharia. Dan ging het naar de derde hemel en daar was een man met een gezicht als een volle maan. Dat was mijn broer Jozef, de zoon van Jacob. Dan ging het naar de vierde hemel. En daar was een man met name  Idris… Dan naar de vijfde hemel, en daar was een man met wit haar en een lange baard, nooit zag ik een fijner man. Deze was de geliefde bij zijn volk,  Aaron, de zoon van Imran. Dan naar de zevende hemel, en daar was een man die op een troon zat aan de poort van het eeuwig verblijf. Elke dag kwamen hier zeventigduizend engelen binnen om niet meer terug te komen tot aan de dag van de verrijzenis. Nooit heb ik een man gezien die meer leek op mijzelf. Dit was mijn vader  Abraham. Dan bracht hij mij in het Paradijs en daar zag ik een jonge dame met donkere rode lippen en ik vroeg haar aan wie zij behoorde, want ze behaagde me zeer als ik haar zag, en ze zei me:`Zaid ben Haritha’ (zijn aangenomen zoon). De Profeet gaf nadien Zaid het goede nieuws over haar. Bij mijn terugkeer passeerde ik bij Mozes, en wat een fijne vriend was dat voor u! Hij vroeg mij hoeveel gebeden mij opgelegd waren, en wanneer ik hem zei vijftig, zei hij: `Gebed is een belangrijke zaak en uw volk is zwak, ga dus terug naar uw Heer en vraag hem dit aantal te verminderen voor u en uw gemeenschap’.

____________________________________________________________

235 Somers (1990), p. 129-136; (1986), p. 80-83. Dit kunnen ook typische schizofrene visioenen zijn.

236 Gen. 28, 12: “Hij (Jacob) kreeg een droom en zag een ladder die op de aarde stond en waarvan de top tot in de hemel reikte. Langs die ladder gingen Gods engelen op en af”.

237 mi`radj wil eigenlijk zeggen `ladder’, later `hemelreis’. (Encycl. Islam, VII, p. 97-104). In de traditie wordt erover getwist of hij vanuit Jeruzalem vertrok of vanuit Mekka. Juist zoals er over Jezus geen duidelijkheid is of hij uit Jeruzalem naar de hemel terug opsteeg, of vanuit Galilea.

238 Guillaume, p. 184-185.

Ik deed dat en hij deed er tien af. Opnieuw passeerde ik bij Mozes en hij zei nog eens hetzelfde; en zo ging het verder totdat er alleen vijf gebeden voor de hele dag en nacht waren gebleven. Mozes gaf mij weerom hetzelfde advies. Ik antwoordde hem dat ik teruggekeerd was naar mijn Heer en gevraagd had het aantal te verminderen tot ik beschaamd werd, en dat ik dit niet meer opnieuw zou doen. Diegene onder u die ze in geloof volbrengt en vertrouwen zal de verdienste hebben van vijftig gebeden”.  (zie 239) Dit verhaal over zijn bezoek aan de hemel is zo gefantaseerd, zit zo vol clichés, dat men het moeilijk als een echte droom, of echte revelatie kan beschouwen. De straffen van de hel zijn populair en triviaal, en over de verschillende hemelen weet Mohammed al niet veel meer te vertellen dan een paar namen. Dan is er nog die eigenaardige geschiedenis met Mozes, om uit te leggen waarom er voor de moslim vijf gebedsstonden dagelijks verplichtend zijn. Dat bezoek aan de hemel heeft blijkbaar alle kenmerken van een verzonnen verhaal. Duidelijk gaat het hier om fabulatie. (zie 240) In tegenstelling met deze vrij povere schildering van de hemel, staan een reeks uitingen over het paradijs, waarheen alle vromen na de dood zullen  heengaan. (zie 241) De voorstelling die een persoon zich maakt over het paradijs geeft nauwkeurig aan hoe het staat met de balans van de driften, die voldoening zoeken. Welnu de gehele voorstelling van het paradijs is zeer sensueel met een zware nadruk op seksuele elementen. In het paradijs zal een grote tent staan, gemaakt uit grote parels, 60 mijlen breed, zodat men van de ene zijde tot de andere elkaar niet kan zien. De moslims zullen er wandelen, voor iedereen zullen er twee tuinen zijn, waarvan alle huisraad en meubelen in zilver en twee tuinen waarvan het huisraad en de meubelen uit goud bestaan. Tussen de gelukzaligen en het zicht op Allah zal er geen andere sluier zijn dan de majesteit van Zijn aangezicht in de tuin van Eden. (zie 242)

Onder het paradijs stromen vier rivieren: water, melk, wijn en honing. Gekleed in zijden en satijnen gewaden, bekleed met brokaat, versierd met gouden ringen en parels, liggen de gelukzaligen in de schaduw, zonder vermoeienis, op rijk bestikte rustbedden, rijen van kussens en gespreide tapijten. Ooft en brondrank zijn er voor het grijpen, zuivere wijn, verzegeld met muskus, gemengd met water uit de bron Tasnim. Zij eten uit schotels van goud, waarin zij alles vinden wat zij kunnen verlangen en waarvan de ogen genieten, zij worden gekoppeld aan wit- en groot-ogige gezellinnen met ronde boezem. Tussen hen lopen eeuwig levende knapen als in het rond gespreide parelen.  (zie 243)  Het paradijs is de uitdrukking van de dromen en de verlangens van Mohammed. Opmerkelijk is de nadruk op het luie nietsdoen. Het paradijs is een luxueus Luilekkerland; het ideale milieu voor een paleisleven met een harem; de aanwezigheid van parelen van knapen zorgt voor een lichte homoseksuele toets. (zie 244) Dit tafereel toont goed de beslommeringen van de Profeet. Hij lijdt blijkbaar aan vermoeidheid; – de Mekkaanse sura’s getuigen ervan  (zie 245)  -droomt van luxe en lekker eten en vooral van mooie vrouwen. Zijn relatief arme en harde jeugd, tegelijk met zijn armoede, vooral in ’t begin van de Medina periode, kan die verlangens hebben aangevuurd. Volgens de traditie zou Aisha gezegd hebben: “We hadden de gewoonte veertig dagen zonder vuur te blijven”. En gevraagd hoe ze leefden, zou ze geantwoord hebben: “Op water en dadels”.  (zie 246)  Mohammed zou soms, zoals reeds vermeld, een steen op zijn maag hebben gelegd tegen de honger; hij at gezeten op de grond en sliep met zijn hand onder zijn hoofd bij wijze van kussen.  Hij zou gezegd hebben: “Ik ben een dienaar; ik eet en ik slaap als een dienaar”. (zie 247) Als dat inderdaad zijn leefwijze was, dan kan men zijn droom over en zijn streven naar het paradijs begrijpen. Maar de rooftochten veranderden veel voor hem.

____________________

239 Guillaume, p. 186-187. Deze geschiedenis waarin afgedongen wordt van vijftig naar vijf vertoont grote gelijkenis met het verhaal uit de bijbel waarin Abraham afdingt bij God over het aantal rechtvaardigen dat er moet overblijven in Sodoma: van vijftig naar tien (Gen. 18, 23-33).

240 Fabulatie is niet zomaar gewild verzinnen, het is veelal een product van een lichtelijk verzwakte intelligentie, die in die staat niet meer bij machte is de werkelijkheid juist weer te geven of te interpreteren en vandaar zeer vervormde verhalen opdist.

241 Bokhari(2), LXV, XXXII, I, 1; III, 415: “Ik heb voor mijn aanbidders, die deugdzaam zijn, zegt Allah, dingen gereedgemaakt die geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, die nooit in de geest zijn opgekomen van geen enkel menselijk wezen”.Hier is heel duidelijk een citaat van Paulus in verwerkt. 1e Cor. II, 9: “Het zijn dingen die geen oog heeft gezien, geen oor gehoord en die niet opgekomen zijn in het hart van de mens”.

242 Bokhari(2), LXV, LV, II, 1; III, p. 463-464.

243 Sura 47,15; 15,47-48; 18,31; 22,23; 36,56; 37,45; 38,51; 43,71;44,54;52,17-28; 56,15,34; 76,19; 78,33; 83,25; 88,15-16.

244 Boudhiba noemt die hemel `un orgasme infini’.

245 s.v. Muhammad, Handwörterbuch des Islam, p. 526.

246 Tabari, p. 25.

247 Tabari, p. 26.

Daardoor kon hij zich al vlug rijke en mooie klederen permitteren, rijk bestikte kussens en dienaren. Hij werd veel uitgenodigd en at daar overvloedig van de goede dingen. Vandaar misschien de regel: “Wanneer het maal opgediend is, en het is het ogenblik van het gebed, neme men eerst het maal”. (zie 248)   Mooie vrouwen had hij ook overvloedig. Kortom, hij had het paradijs op aarde gerealiseerd. Hij zei: “Terwijl ik sliep werden mij de sleutels gebracht van alle schatten van de aarde”. (zie 249)   Zijn voorstelling van het paradijs is evenwel in radicale tegenstelling met die van Jezus: In de christelijke hemel wordt er niet aan seks gedaan. De heiligen zijn daar als engelen. (zie 250)  Deze voorstelling van het paradijs en het voorbeeld van de Profeet heeft natuurlijk een grote invloed gehad op de latere ontwikkeling van de islam. De drang naar een seksueel rijk en luxueus leven beheerste blijkbaar alle machtigen, die zich harems konden veroorloven. In een oneindig orgasme te leven was voor hen het ideaal. Noteer dat alle polytheïsten, joden en christenen uitgesloten zijn uit dit Paradijs. Alléén moslims komen erin. Mohammed is consequent: zelfs zijn vader zit in de hel, zijn oom zit er; al zorgde hij ervoor dat zijn pijn niet zo groot is. “Ik vond hem in het laagste deel van de hel. En ik bracht hem naar een ondiep deel.”   (zie 251)   De voorstelling van hemel, laatste oordeel en hel bij Mohammed is de tegenpool van die van de  Apocalyps. Terwijl de aardse rampen van de laatste dagen in deze laatste machtig en kleurrijk worden afgeschilderd met grote imaginatieve creativiteit, is de hemel en de gelukzaligheid in de Apocalyps koud en arm: niets meer dan de eeuwige immobiele aanbidding van het Lam. Tegelijkertijd getuigt de schildering van Laatste Oordeel en hel bij Mohammed van slechts matige verbeeldingskracht in tegenstelling met zijn abundante voorstelling van het paradijs. Mohammed kan niet begrepen worden, als men geen rekening houdt met de invloed van   Jodendom en christendom op zijn denken. Zeer diep ging deze kennis niet. Het is duidelijk dat het meeste stamt van horen zeggen. Het zijn maar flarden. Hij vernam namelijk heel veel van zijn christelijke slaaf, en  had later te Medina discussies met joden.  (zie 252) Een ervan gaat over de steniging van overspeligen.  De  joden brachten twee overspeligen bij Mohammed. “Wat doet gij met overspeligen?”, vroeg hij hen. “Wij   maken hun aangezicht zwart en we geven ze stokslagen”, antwoordden ze.  Abdallah ben Selam zei tot hen: “U liegt, brengt de Pentateuch en leest die voor, als U oprecht bent”. Dan begon een rabbi te lezen, maar hij hield zijn hand juist op de passage van de steniging, en las wat erboven en wat eronder stond. Abdallah zei hem: “En dat hier?” toen de joden dat zagen, riepen ze: “Dat is de passage over de steniging”. Daarop gaf de  profeet het bevel de beiden te stenigen. (zie 253)  Een rabbijn kwam eens bij de Profeet en zei hem: “Mohammed, wij vinden in de Pentateuch dat God de hemelen op één vinger heeft geplaatst, de aarde op één vinger, de bomen op één vinger, het  water en de vochtigheid op één vinger en alle geschapen wezens op één vinger, en dat hij gezegd heeft: `Ik ben de meester'”. Toen begon Mohammed luidkeels te lachen en hij reciteerde het volgende vers: “Zij hebben Allah niet geacht zoals hij het verdiende. Op de dag van de Verrijzenis zal ik de gehele aarde vastnemen en de hemelen in elkaar plooien”. (zie 254) Mohammed´s versie van de bijbel draagt het stempel van zijn eigen interpretatie. Toch vinden we in de koran  een hele reeks verborgen of zelfs duidelijke citaten uit het evangelie, zoals de kameel die door het oog van de naald moet. (zie 255)  Ook de parabel van de werklieden, die allen gelijk betaald worden, alhoewel zij

____________________

248 Swarup, p. 29.

249 Swarup, p. 27.

250 Mc.12, 25: “Wanneer de mensen uit de doden opstaan,huwen zij niet en worden niet ten huwelijk gegeven, maar zijn ze als engelen in de hemel”.

251 Swarup, p. 8-9.

252 Torrey, p. 40-44 : Mohammed zou hebben kunnen lezen en schrijven; zou zelfs wat Hebreeuws gekend hebben, een jood zou hem als leraar gediend hebben.

253 Bokhari(2), LXV, III, VI, 1; III, p. 285.

254 Bokhari(2), LXV, XXXIX, II, 1; III, p. 432.

255 Sura, 7, 40: “De poorten des hemels zullen niet voor hen geopend worden, die onze tekenen voor leugen verklaren en zich er boven verhovaardigen, en zij zullen het paradijs niet binnengaan, zolang een kameel niet door het oog van een naald gaat”. Vermoedelijke citaten uit het evangelie in de orde waarin ze in de tekst en in de nota’s voorkomen: Mt.13, 43; Lc. 2, 34; Lc. 9, 28-36; Mt. 17, 1-9; Jo. 14, 15-16; Mt. 10, 37; Mt. 8, 20; Mt. 12,30; Thomas, log. 16; Mt. 10,34, Lc. 12, 51-53; Mt. 23; Mt. 19, 24; Mt. 18, 21-22, Mt.20, 1e Cor. II, 9.

Later kwamen op het werk, (zie 256) vinden we in gewijzigde vorm terug: “Uw situatie”, zegt Mohammed aan de moslims, “vergeleken bij die van de joden en de christenen is deze van een man die werklieden aangeworven heeft en hun zegt: `Hij die voor mij tot het middaguur werkt zal een `kirat’ ontvangen. (zie 257) Terwijl gij die vanaf de `asr’ (namiddaggebed) tot de avond gewerkt hebt, gij hebt elk twee `kirat’ ontvangen’. `Het zijn wij’, zullen de anderen zeggen,`die het meest gearbeid en die het minst gekregen hebben’. Men heeft hun geantwoord: `Heeft men u in wat dan ook onrecht aangedaan?’  `Neen’, hebben zij geantwoord en  dan heeft de meester daaraan toegevoegd:`Het is een gunst van mijnentwege, die bewijs ik aan wie ik  wil'”. Dan is er nog de parabel van het zaad, die in een zeer aangepaste vorm, maar herkenbaar, ingevoerd wordt. (zie 258)   Over Jezus heeft hij enkele apocriefe legenden opgepikt: hij doet het kind Jezus al in de wieg praten, om het te doen zeggen: “Ik ben de dienaar van Allah. Hij heeft mij de `salat’  (het gebed) en de `zakat’ (de geldelijke bijdrage als aalmoes) opgedragen”. (zie 259) Hij kent ook de lieve legende, die vertelt hoe de kleine Jezus tijdens de Sabbath met leem speelt, en daarmee vogeltjes maakt. Een oude jood ziet dat en vermaant de kleine dat zoiets niet toegelaten is op de Sabbath. Maar de kleine Jezus klapt in de handen of blaast erover en zie, de vogeltjes gaan vliegen. (zie 260) Hij weet ook iets vaags over het laatste Avondmaal of  broodvermenigvuldiging: hij zegt dat Jezus een dis uit de hemel liet komen. (zie 261) Voor de rest legt hij Jezus woorden in de  mond, die in zijn kraam passen. Jezus heeft volgens hem niet gezegd: “Neem mijn moeder en mij tot goden”. (zie 262) Hij  heeft de joden vervloekt. (zie 263)  Hij was alleen een dienaar.  (zie 264)   Kortom zijn informatie over Jezus is ten dele apocrief, ten dele tendentieus vervormd, ten dele vervalst.  Over Abraham is de koran nog problematischer, want nog meer op legende  gestoeld en vooral vervormd in de zin die Mohammed wenst. Abraham verwerpt volgens hem het polytheïsme en de afgoderij, maar wordt, evenals Mohammed, door zijn volk tot leugenaar verklaard.  (zie 265)  Hij bouwt de Ka`ba, (zie 266)  hij kondigt de bedevaart af,  (zie 267)

____________________

256 Mt. 20: “Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag en stuurde ze naar de wijngaard. Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkloos op de markt staan tot wie hij zei: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is.

Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: Wat staat ge heel de dag werkloos? Ze antwoordden hem: Niemand heeft ons gehuurd. Daarop zei hij tot hen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders en betaal hun uit te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten. Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denarie; toen ook nu de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen de overeengekomen denarie. Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden: dezen hier die het laatst gekomen zijn, hebben maar één uur gewerkt en gij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen. Maar hij antwoordde een van hen: Vriend, ik doe u toch geen onrecht. Zijt gij niet met mij overeengekomen voor één denarie? Neem wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene die het laatst gekomen is evenveel geven als aan u. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies, of zijt ge kwaad omdat ik goed ben?”

257 de kirat is een capaciteitsmaat o.a. voor graan, mikayil, voor gewicht is het de mawazin.

258 Mt. 13, 3 – 8; Mc. 4, 3 – 9; Lc. 8, 4 – 8. Sura 48, 29; 2, 261. Cf. Fahd, p. 70. De genealogie van Mohammed zou gemaakt zijn naar het voorbeeld van de genealogie van Jezus (Lc. 3, 23 – 38; Mt. 1, 1 – 17). Een analogie met het offer van Isaak door Abraham zou het offer van Abd al Muttalib zijn van zijn zoon Abdallah, de vader van Mohammed, dat afgekocht werd met een offer van 100 kamelen. Volgens Fahd zou dit wijzen op christelijke invloeden op de redactie van de sira.

259 Sura 19, 30-31. De zakat was oorspronkelijk bedoeld als aalmoes voor de armen, maar werd stilaan een belasting.

260 Sura 5, 110.

261 Sura 5, 114.

262 Sura 5, 115.

263 Sura 5, 78.

264 Sura 43, 59.

265 Sura 6, 74-83; 22, 34.

266 Sura 2, 125.

267 Sura 22, 27-29.

hij is het die de gelovigen`moslims’ (overgegevenen) noemt.  (zie 268) hanif  Het zijn allen elementen die stammen uit de verbeelding van Mohammed. Sura 18 is een reeks voor ons vrij onbegrijpelijke fragmenten van legenden omtrent Mozes. Deze vergeet een vis, die ondertussen naar de zee zwemt. (zie 269) Zijn begeleider vernietigt een boot, doodt een jongen, en herbouwt een bouwvallige muur. (zie 270) Dan is er nog een duistere geschiedenis van drie jongelingen, die in een grot verblijven, – ook over Mohammed werd verhaald dat hij bij zijn vlucht uit Mekka zich in een grot moest verstoppen, – en de hoornenman, (dat zou Alexander de Grote zijn,) die een koperen muur bouwt. (zie 271) Al deze geschiedenissen schetsen  ons een verwarde geest, die amper weet wat hij vertelt. Hij put uit oude legenden van christelijke oorsprong (de  zeven slapers), of uit de joodse midrash en haggada  (zie 272) ( Alexander de Grote)of de Pseudo-Callisthenes (de vis). (zie 273)  Een glimp van interpretatiewaan vangen we op, wanneer Mohammed verklaart dat Jezus hem voorspeld heeft als de Heilige Geest, die na Hem zou komen. Aan de basis van zijn  Bijbelinterpretaties vinden we de wens dat, zoals bij Jezus, de hele bijbel naar hem zou wijzen: een teken  van ziekelijk egocentrisme.  Dat is het wat hem interesseert in de Thora. Hij vraagt namelijk aan een jood hem te zeggen wat er over hemzelf instaat.

We denken nu, dat we de hele geestelijke productie van Mohammed kunnen karakteriseren als een mengsel van authentieke psychotische ervaringen met gefantaseerde, zelf verzonnen openbaringen. Op zich zelf genomen is dat niet zo verwonderlijk. Een  paranoïde geesteszieke moet voortdurend zijn beleving van de werkelijkheid in eenklank houden met zijn waandenken. Daarbij gaat hij wel logisch,maar losjes te werk, in die zin dat de werkelijkheidstoets eerder verwaarloosd wordt.  Hij leeft dus in een `verwaande’ sfeer. Het is eigen aan de fenomenologie van een paranoïde geestesziekte dat de patiënten op een listige wijze berekenen en simuleren, vooral als ze gewaar worden dat de omgeving ze niet gelooft en als ze die als vijandig gaan ervaren. Omgekeerd, als ze geloofd worden kunnen ze gebruik maken van die gunstige sfeer om te simuleren. Dat zien we herhaalde malen bij Mohammed, telkens als hij voorwendt openbaringen ontvangen te hebben, waar die hem uit de verlegenheid moeten halen, bijv. bij het incident en schandaal met Aisha, bij zijn huwelijk met Zainab, als hij meer dan vier vrouwen wil, en als hij de godinnen terug wil invoeren om de Kuraish tevreden te stellen. In het laatste geval geeft hij het zelfs toe.  Zoals bij Mohammed in het begin loopt de hele onderneming van  een geesteszieke veelal uit op een fiasco. In heel zeldzame gevallen zoals bij Jezus en Mohammed wordt het achteraf een succes. Bij Mohammed is het zelfs zo, dat hij als de Profeet erkend wordt door zijn   stamgenoten en door de hem omringende volkeren.  Mohammed heeft kunnen verwezenlijken wat Jezus droomde, maar niet kon:aan het hoofd van een leger de vijand, de ongelovigen, onderwerpen en vernietigen.

 *    *    *

De verklaring van Mohammed´s gedrag als een aanval van paranoïde oorsprong is echter slechts gedeeltelijk en onvolkomen. Wij beschikken over een hele reeks lichamelijke symptomen, die de zaak verder verduidelijken. Mohammed wordt ons beschreven in de hadiths als een man die leed aan een chronische ziekte, waartegen hij aderlating toepaste. Vooral na de veertig jaar werden de symptomen opgemerkt.  Aan het einde van het jaar  6 verloor hij zijn eetlust en had pijnen in de rug. Hij schreef dat toe aan de poging tot vergiftiging bij Khaibar. Wij hebben ook een uitvoerige beschrijving van de ziekteverschijnselen in de week voor zijn dood: hij had hevige hoofdpijn,  (zie 274)  hij verloor herhaaldelijk het bewustzijn,  hij had hoge koorts en veel pijn in de ingewanden en de rug of lenden. (zie 275) Hij was 62 jaar toen hij stierf. We gaven al hierboven bij de schets van de persoonlijkheid van Mohammed een vrij volledige opsomming  van de beschrijvende elementen die we terugvinden in  de hadiths.

____________________

268 Sura 22, 78. Ook het woord `hanif’ wordt gebruikt. Oorspronkelijk in het Hebreeuws zou dit huichelaar betekenen, en in het Syrisch `heiden’. Het woord `moslim’ zou oorspronkelijk `verrader’ of overloper betekenen, Mohammed gaf het de betekenis van `overgegevene’. Margoliouth (1985), p. 116.

269 Sura 18, 60-64.

270 Sura 18, 61-82.

271 Sura 18, 63.

272 De midrash zijn rabbijnse commentaren op het oude testament; de haggada is het traditioneel verhaal over de uittocht van het joodse volk uit Egypte.

273 Torrey, p. 120-125.

274 Hamidullah (1979), p. 173.

275 Bodley, p. 328.

Vooral de mals-als-deeg- aanvoelende handpalmen, tezamen met de grote voeten en handen, grote oren en neus, symptomen die zeer typisch zijn en om zo te zeggen exclusief, (zie 276) suggereren ons dat Mohammed eigenlijk leed aan acromegalie. Dit is namelijk een verlengde groei tijdens de volwassenheid van de uiteinden van de ledematen. Als we nu een lijst maken van de symptomen van acromegalie, dan vinden we ALLE elementen terug, die zijn tijdgenoten opmerkten. Acromegalie komt vooral na veertig jaar, heeft een traag verloop over jaren, soms voorbijgaand (fugitive), of `burned-out’  98% van patiënten sterven rond 60 jaar. (zie 277) zij hebben grote oren, een grote neus, een grote kin, Zij vertonen grote handen en voeten, mals aanvoelende handpalmen wegens de dikke vingers,  zij hebben een diepe holklinkende stem, zij lopen met gekromde ruggengraat wegens overgroei van de wervels, zij ondervinden rugpijnen, zij voelen pijn (arthralgie) wegens klemming van de zenuwen door overgroei van het kraakbeen,   (zie 278)  zij zweten overvloedig wegens ontregeling van de schildklier, – dat olieachtig zweet heeft een  onaangename geur, – (zie 279) zij vallen op door een sterke beharing, opvallende wenkbrauwen, geelachtige huidkleur, zij vertonen grote eetlust, lijden honger, daardoor worden ze corpulent, wegens het uitgroeien van de ribben krijgen ze een kiekenborst, ze hebben een hoge bloeddruk (te verhelpen bijv. door aderlating), zij vertonen seksuele impotentie of zuchtigheid, zij munten uit door karakteriële betrouwbaarheid, in geval  er overdruk is in de hersenen ervaren zij hallucinaties soms en hallucinosen, inzonderheid horen zij soms bellen, zij spreken soms langzaam (de drie laatste symptomen zijn vooral opgemerkt wegens kleine tumoren en wat betreft de visuele hallucinaties of hallucinosen tumoren in de nabijheid van de optische zenuw). (zie 280) Bij apoplexie door een plotse zwelling of bloeding van de hypofyse, lijden zij aan hevige hoofdpijn, braken, nausea en bewustzijnsstoringen. Als er nu volledige overeenstemming is tussen de opgemerkte en verder vertelde karakteristieken van Mohammed en de symptomen van de acromegalie, dan kunnen we zelfs met een zekere waarschijnlijkheid zijn signalement vervolledigen. Mohammed had niet alleen grote voeten en handen, dikke vingers, zacht aanvoelende handpalmen, een grote neus en grote oren, maar ook een vooruitstekende kin, die evenwel verstopt werd wegens zijn volle baard, naast grote  seksuele organen. (zie 281) Daarbij kwam een schelle, zelfs schrille stem. Hij had een geelachtige  huidkleur als stro, in de getuigenissen vermeld, zoals gezegd, als niet zeer wit en ook niet donkergetaand, zelfs iets rozig. Zijn huid was dik en grof en hij had niet alleen opvallend behaarde wenkbrauwen, maar een sterke beharing over het hele lichaam. Hij liep enigszins gebogen omdat de ruggengraat vergroeid was.  Dat  verwekte pijn. Het draaien van de wervels was beperkt, waardoor hij steeds het hele lichaam moest wenden. Zijn gang was als van iemand die van een berg daalt, en dus enigszins gebogen is. Hij had een ronde vooruitstekende kippenborst, en ook een uitpuilende ronde buik. Hij had hoge bloeddruk en leed periodiek aan hoofdpijn. Hij zweette overvloedig, en zijn zweet had een onaangename geur. Daarom waste hij zich veel, soms tot driemaal achtereenvolgens, en maakte hij veel gebruik van reukwerk (zie 282) (muskus, antimonium en amber).  Hij verbrandde kamfer op geurig hout. (zie 283)  Hij had ook een opmerkelijke eetlust en leed nog weleens honger, vooral tijdens zijn vroege verblijf in Medina. (Hij legde soms een steen op zijn maag wegens zijn honger).  Aisha zei: “De profeet hield van drie dingen: vrouwen, reukwerk en eten. Hij had wat zijn hart verlangde van de twee eerste dingen, maar niet van het laatste”. (zie 284)  Zijn lust voor vrouwen krijgt hierdoor een nieuwe dimensie: is het een abnormale aangroei van de seksuele  behoefte of / en een overcompensatie voor een tanende  potentie?

____________________

276 Het symptoom is slechts exclusief als het ingesloten is in het volledige syndroom. Dikke vingers kunnen ook veroorzaakt worden door een slechte bloedsomloop. Ook pachydermoperiostosis, een ontsteking van de beenderen met als typische symptomen een verdikking van de huid, vooral van het aangezicht en het voorhoofd, excessief zweten, uitzetten van enkels en polsen, geeft aanleiding tot een typische knotsvormige verdikking van de vingers. Cf. Vogl. A. & Goldfischer, S. (1962), Pachydermoperiostosis. Amer. J. Med., 33, 166. Cf. ook, J. Dequeker (1991).

277 Tindall, p. 214.

278 Ibid.

279 Tindall, p. 209.

280 De meeste symptomen kan men terugvinden in naslagwerken als de Medische Winkler-Prins, de grote Larousse en Encyclopedia Britannica, ook in meer gespecialiseerde werken als Bodechtel, Ey, Henderson.

281 Neurology in clinical practice, p. 618.

282 Muskusreukwerk komt voort van een klier nabij de seksuele organen van ratmannetjes. Het is dus een

aphrodisiacum.

283 Muir, II, p. 331.

284 Muir (1981), II, p. 528.

Het verloop van de ziekte was, zoals normaal, vrij goedaardig en strekte zich uit over jaren. Zoals de meeste patiënten verdroeg hij de ziekte wel.  Zelden treedt er een bloeding op, die tot de dood kan leiden. (Mogelijke doodsoorzaak  van Mohammed.) Zulke apoplexie bestaat in de vrij plotse zwelling van een adenoom aan de hypofyse met of zonder bloeding. De patiënt lijdt, zoals vermeld, aan hevige hoofdpijn, braken, nausea, en bewustzijnsstoringen, zoals gesignaleerd bij Mohammed. Hij sprak traag.  Het horen  van bellen en andere hallucinosen wordt door hemzelf verteld. (zie 285)

Karakterieel was hij standvastig en eerlijk, zodat hij, zoals reeds vermeld, de bijnaam de betrouwbare kreeg. Toevallig kent men ook de oorsprong van die ziekte. (Ziekte van Pierre Marie (1886)).  Zij wordt veroorzaakt door een klein gezwel aan de voorkwab van de hypofyse.  We kunnen zelfs preciseren dat het hier waarschijnlijk gaat over een eosinofiel of een basofiel adenoom dat zeer klein was, zo niet zou Mohammed aan gezichtsstoornissen geleden hebben. Dit wil zeggen, dat er zich in of op het hersenaanhangsel (de hypofyse, een klier die vele andere klieren, zoals de thyro‹de, de bijnieren, de seksuele klieren, met stimulerende of remmende hormonen  voorziet), cellen gaan ontwikkelen die zich kenmerken door het feit  dat men ze kan herkenbaar maken onder de microscoop door ze met eosine, een roodbruine vloeistof, te  kleuren (eosinofiele) of andere cellen,  bijv. basofiele die worden gereveleerd door andere vloeistoffen  (basen).  Modernere methoden gebruiken dichrome, trichrome en tetrachrome kleuringen. (zie 286) De kleine tumor verwekt een endocriene dysfunctie, een overdaad van groeihormoon  (somatotropine) en ook soms deficiëntie of overvloed van seksuele hormonen (gonadotropine), of soms zelfs produktie van  andere hormonen,  bijv. bij een stimulering van de schildklier, thyroïdine, die het metabolisme of de stofwisseling regelt en dus ook de warmteregeling van het lichaam  (cf. zweten).  In vele gevallen verwekt de tumor impotentie, in sommige  is overdadige seksuele drang niet uitgesloten. Aangezien de hypofyse  ook de plaats van aanmaak van het gonadotrope hormoon is, beïnvloedt zij in sterke mate de productie van spermatozoïden en  de vruchtbaarheid.  Men merkt dat de uitwerking van zo’n tumor niet altijd eenvormig is, maar van het ene geval tot het andere kan verschillen.  (zie 287)  De  tumor kan namelijk de hypofyse prikkelen, zodat meer gonadotrope hormonen worden afgescheiden, of dat deel van de hypofyse vernietigen, waarmee de  aanmaak van zulke hormonen uitvalt. Wanneer er een zwelling optreedt boven de  sella, dan verwekt die een druk op de vloer van het derde ventrikel in de hersenen en het optische chiasma. (zie 288)  Ten gevolge van deze lokale overdruk in de hersenen kunnen visuele (als de overdruk in de  nabijheid van de optische zenuw plaatsvindt)  en in andere gevallen ook auditieve hallucinaties optreden,  (zie 289) en vooral ook typische hallucinosen als het horen van bellen, (zie 290) samen met een vertraging van het spreken. (zie 291) Soms is er een lichte geelachtige, stroachtige verkleuring van de huid te wijten aan een teveel van melanoforenhormoon, dat het pigment van de huid beïnvloedt en door de hypofyse geproduceerd wordt. Als er geen stoornis van de lichaamsgroei voorkomt tijdens de jeugd kan men niet spreken van een constitutionele acromegalie. In gevallen van actieve acromegalie voortkomende van intrasellaire adenomen merkt men een aantal psychologische trekken op: eenvormig is er verlies van energie, zijn er affectieve afwijkingen zoals neerslachtigheid, piekeren en prikkelbaarheid, verhoging van de eetlust en verlies van libido. De psychopathologische symptomen zijn niet afhankelijk van de hoeveelheid van  het groeihormoon. De hogere intellectuele functies zijn intact, evenals het geheugen. De persoonlijkheid van deze zieken is uniform gewetensvol, betrouwbaar en werkzaam. Sommigen zijn een beetje angstig en  tonen een tekort aan zelfvertrouwen.  (zie 292) Specialisten zullen opmerken, dat er geen sprake is in de  hadiths over een grote kin bij Mohammed, terwijl dat toch een heel duidelijke aanwijzing is van acromegalie. Sommigen zullen daarom twijfelen. Men bedenke echter dat de kin van Mohammed volkomen verstoken  bleef onder de zware baard en derhalve niet opviel. De hadiths spreken over een  `goed uitziend aangezicht’. Normalerwijze zou hij een ruwe dikke huid moeten gehad hebben. Maar  weerom kon een dikke baard veel verstoppen.  Negatieve opmerkingen over Mohammed zijn afwezig in de hadiths, en men kan dat goeduitziende aangezicht ook als een eufemisme interpreteren. Toch leveren deze hadiths ons heel wat elementen, die de tijdgenoten niet begrepen, of niet belangrijk achtten, maar voor ons wel veelzeggend zijn.

____________________

285 Tindall, p. 129, p. 209.

286 Yaghmai, p. 376.

287 Bodechtel, p. 425.

288 Yaghmai, p. 373.

289 Ey, p. 770.

290 Am. Handb. Psychiat., p. 1147.

291 Henderson, p. 544.

292 Richert, p. 61-86.

Men kan echt verbaasd staan, als men in de oude bronnen naast ongelooflijke verhaaltjes ook telkens een reeks goed herkenbare indicaties ontdekt, die wijzen naar een fysiologische en psychopathologische symptomatologie. (zie 293) In het verder verloop van zijn leven zien wij vooral de invloed van zijn ziekte op  zijn seksueel gedrag, maar ook onrechtstreeks op zijn ideeënwereld doorheen de waanachtige voorstellingen.

* * *

Samenvattend overzicht van de symptomatiek van Mohammed

a: organische:

grote handen en voeten, grote oren en neus, zachte palmen van de handen; typische gang als iemand die van een berg daalt (gekromde ruggengraat), beperkte draaimogelijkheid van de wervels, kippenborst, uitpuilende buik, traag spreken, speciale huidkleur, opvallende beharing, grote eetlust (honger)en relatieve onvruchtbaarheid na de veertig jaar; overmatig zweten, en vóór zijn dood: hevige hoofdpijn, herhaalde bewusteloosheid, hevige pijn in de rug en lenden. De begindatum van de kwaal ligt typisch rond het veertigste jaar; de sterfdatum van Mohammed is al even typisch rond het zestigste jaar.

b: psychische:

(1) visuele en auditieve hallucinaties, (Gabriël en de stemmen,gelokaliseerd boven);
(2) hallucinosen   (belgeluid, als van vele wateren);
(3) waangedachten met Ego-inflatie (uitverkoren om de Profeet te zijn en wel de Laatste);
(4) vlottende angst, `katastrophen-ahnen’  (de Laatste Dag);
(5) simulatie; (gebruiken van  inspiraties om gewenste uitspraken ingang te doen vinden);
(6) typische haat tegenover diegenen die twijfelen aan de grondwaan of hem bestrijden, de ongelovigen en de huichelaars, (zie 156);
(7) fabulatie en interpretatiewaan (interpreteren van de bijbel als op hemzelf betrokken en precies zeggend wat hij verwacht; verdraaiend en vervormend interpreteren (zie 106);
(8) fabulatie, in de zin van belevenissen verzinnen zoals de nachtelijke tocht naar Jeruzalem en de reis naar de hemel (zie 93);
(9) gestoorde seksuele activiteit; Mohammed kon, niettegenstaande hij een zeer actief seksueel leven leidde met talrijke jonge vrouwen, die kinderen konden krijgen en niettegenstaande zijn uiterste pogingen om een mannelijk opvolger te verwekken en slechts één kind verwekken dat vroeg stierf. Ongetwijfeld is deze onvruchtbaarheid te wijten aan de interacties van stimulerende en remmende hormonen, waarvan in de hypofyse de productie gestoord werd.
(10) karakteriële betrouwbaarheid;
(11) initiële zelfmoordneiging,neiging tot depressie en piekeren;(zie 294)
(12) verarming van de voorstellingscapaciteit (beschrijving van hemel, hel,paradijs, Laatste Dag), gebrek aan logisch samenhangende verwoording (koran), herhalingen, ixoïde of epileptoïde kleverigheid.

Alles samen vormt dit het syndroom van een symptomatische paranoïde geestesziekte (zie 295) met dien verstande dat die symptomatiek veroorzaakt wordt door een eosinofiele of/en basofiele  tumor van de  hypofyse, (zie 296) die op zijn beurt oorzaak is van een hormonale onbalans: dit wil zeggen, een overmaat van groei en storing van het seksueel hormoon.

____________________

293 Somers (1990) en (1986). Dat is niet alleen zo voor Mohammed, het is zo voor Christus, voor enkele profeten als Ezechiël, Jesaja, Jeremia, en voor andere figuren als Job, Henoch, Daniël.

294 Bodechtel, p. 516.

295 DSM3, p. 195-198. Zie ook de goede beschrijvingen van Ey, p.249 en Jaspers. Zie Anderson voor een goede karakterisering van de parafrenie volgens Kraepelin. De parafrenie is een door Kraepelin onderscheiden vorm van de paranoia. We zijn van oordeel dat Kraepelin gelijk had, om deze meer nauwkeurige onderscheiding te maken al wordt die door latere psychopathologen, o.a. door DSM3, niet meer gemaakt.

296 De hypofyse of hersenaanhangsel, is een klier die de afscheiding regelt van andere klieren, zoals de thyroïde, de bijnieren e.a.

Waarschijnlijke doodsoorzaak: hypofysaire apoplexie. Geen enkel symptoom elimineert de mogelijkheid van een acromegalie; integendeel, wanneer men alle in de bronnen gevonden elementen samenbrengt dan vindt men alle details van een hypofysaire pathologie. (zie 297)  Als besluit kunnen we bevestigen dat Mohammed ziekelijk was en leed aan een hypofysaire aandoening. Als psychopathologische diagnose kan men stellen: organische hallucinatorische aandoening met paranoïde kenmerken. Deze diagnose levert ons de verklaring van zijn gedrag na zijn veertigste jaar, tijdstip waarop zowel een paranoïde instelling klassiek optreedt als een tumor aan de hypofyse. Zij verklaart ons ook waarom zijn seksueel gedrag zoveel meer gestoord werd na zijn veertigste. Zij legt ook uit waarom zoveel geleerden perplex bleven voor de symptomatiek van Mohammed en zich verdeeld opstelden en bleven twijfelen tussen epilepsie en andere geestesziekten. Zij waren er niet in geslaagd de juiste oorzaak te identificeren.

________________________________

297 Overzicht van het syndroom Het lijkt nuttig omwille van de duidelijkheid het syndroom van de acromegalie en de symptomatologie van Mohammed ook te rangschikken in twee kolommen.

 

Mohammed

begin na 40 jaar

trage evolutie

levenseinde 62 jaar

grote handen en zachte handpalmen

grote neus en oren

grote baard (met eronder misschien een grote kin

opvallende beharing (wenkbrauw,wimpers,rug borst)

grote voeten

gebogen gang

beperkte beweegbaarheid van de wervels

gelaatskleur (niet wit, niet diepgetaand, ietwat rozig)

honger en grote appetijt

zweten en onaangename geur

hoge bloeddruk ? deed dan aderlating als remedie

betrouwbaar

seksuele activiteit + gestoorde sexuele hormoonstaat

quasi-steriliteit

daarbij: (gesignaleerd in gevallen van hersentumor)

hallucinaties

hallucinosen  (bellen)

traag spreken

laatste ziekte apoplexie van hypofyse

hevige hoofdpijn

herhaald bewustzijnsverlies

hevige pijn in lenden en rug

Psychologie acromegalie

initiële angst

neiging tot piekeren

zelfmoordneiging

depressie

bij paranoide aanleg:paranoia begon rond 40 jaar

visuele en auditieve hallucinaties

goed gelokaliseerd

typische haat tegen ongelovigen

gigantisme van hallucina.

simulatie

interpretatiewaan en waangedachten met Ego-inflatie

`katastrophen-ahnen’

verarmde voorstellingscapaciteit

Acromegalie

begin na 40 jaar

trage evolutie

dood rond 60 jaar

grote handen en zachte handpalmen

grote neus en oren

grote kin

opvallende beharing

grote voeten

gebogen gang

beperkte beweegbaarheid

geelachtige huidskleur

honger en grote appetijt

zweten en onaangename geur

hoge bloeddruk

betrouwbaar  en werkzaam

seksuele activiteit + gestoorde seksuele hormoonstaat

impotentie

daarbij: (gesignaleerd in gevallen van hersentumor)

druk op optisch chiasma

hallucinosen

traag spreken

apoplexie van hypofyse

hevige hoofdpijn

herhaald bewustzijnsverlies

klemmen van de zenuwen door het kraakbeen.

Psychologie acromegalie

initiële angst

neiging tot piekeren

zelfmoordneiging

depressie

bij paranoide aanleg: paranoia begin rond 40 jaar

hallucinaties

goed gelokaliseerd

typische haat tegen ongelovigen

gigantisme van hallucina.

Simulatie

interpretatiewaan en waangedachten met Ego-inflatie

`katastrophen-ahnen’

verarmde voorstellingscapaciteit

Zesde Hoofdstuk : Allah is groot

De alomvattende dominantie van Allah in het brein en de mentaliteit van Mohammed bewerkt het ontstaan van een godsdienstige beweging. Gelovigen scharen zich om de Profeet: allen zijn nu broeders in de islam. (zie 298) Vrouw, kinderen en stam worden vergeten. Het is opmerkelijk: Mohammed erkent dat hij niet in staat is wonderen te doen. Hij erkent dat hij door de satan geïnspireerd werd en al te vriendelijk was voor de polytheïsten. Het is ook duidelijk dat hij geen nieuwe godsdienst wil stichten: hij beroept zich op de oude tradities van joden en christenen, ziet zichzelf gewoon als een profeet voor de Arabieren, die tot nu toe verstoken waren gebleven van profeten (`ummi’). Zijn taak is het dus, op hun beurt de Arabieren te wijzen op de komst van het Grote Oordeel. (zie 299) Hij ziet zich,zoals vermeld, voorspeld door Jezus,die gezegd had: “Dan  zal de Vader u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven: de Geest van de Waarheid”. (zie 300) Jezus had dus een opvolger voorspeld, de heilige Geest, die definitief zou zijn.

Die opvolger was natuurlijk Mohammed, de laatste. Dit belet niet dat hij aanvaardt dat Jezus zal oordelen op de laatste dag, maar dan wel volgens de wetten van de islam: de `shari`a’.  (zie 301) Opmerkelijk is dat Jezus oordeelt, terwijl Mohammed die laatste dag zal tussenkomen bij Allah voor de moslims. (zie 302) Mohammed is belangrijk milder dan Jezus.  Door zijn verkondiging brengt Mohammed eenheid in de Arabische wereld, hij predikt de oorspronkelijke godsdienst van Abraham, één God, één Profeet, één godsdienstritus: het rituele gebed vijfmaal per dag (de  salat). Daarbuiten komen slechts weinige plichten, geen wijn drinken, de `zakat’ (aalmoes en belasting), de vasten in de ramadan, de bedevaart (hadj). Alles wordt begeleid door de lezing uit de  koran, de openbaring.  In de christelijke wereld werd de rol die de koran zal vervullen in de islam gespeeld door het evangelie. Bij de joden door de Thora. In het mechanisme van een godsdienst schijnt de aanwezigheid van een geschreven wijsheidstekst als kristallisatiepunt cruciaal te zijn. Die tekst is telkens weer een bron van inspiratie, een oproep tot geloof, een veroordeling van de ongelovigen. De moraal die Mohammed verkondigt is vrij eenvoudig en traditioneel: men moet geloven in God, Hem aanroepen ter vergeving van de zonden, (zie 303) 5x per dag gebed doen, ook ’s nachts, (zie 304) de medemens, bijzonder de noodlijdenden, helpen, (o.a. door de `zakat’ te betalen), zich onthechten van bedrieglijke rijkdom en zich ook onthouden van bedrog. (zie 305) Daarbij komt: diegenen groeten die men kent en ook diegenen die men niet kent. (zie 306) “Niemand”, zei Mohammed in een uitspraak die nogal Bijbels klinkt, “heeft het geloof als hij niet voor zijn naaste verlangt wat hij voor zichzelf verlangt”. (zie 307).

Als men hem vroeg: “Wat is de beste daad?” antwoordde Mohammed: “Geloven in Allah en zijn Profeet”. De ondervrager voegde dan daarbij: “Welk is de volgende?” Hij antwoordde: “Deelnemen aan de heilige oorlog voor Allah´s zaak”. De ondervrager vroeg dan verder: “Welke is de volgende ?”. Hij zei: “De bedevaart (`hadj’) houden…” (zie 308) Het uiteindelijke doel van heel deze ordening is de `umma’, een gelovige gemeenschap vormen rond het het geloof en zijn Profeet. Daarvoor is o.a. de bedevaart één van de pijlers. Deze bedevaart kreeg haar uiteindelijke vorm bij de afscheidsbedevaart van Mohammed. Men moet evenwel onderscheid maken tussen de kleine bedevaart `umra’ en de grote bedevaart `hadj’. De `umra’ was al een oud-Arabische traditie, die geaccapareerd werd door Mohammed, en die behoorde tot de persoonlijke devotie. Normaal werden beiden verbonden. Men moest zevenmaal om de Ka`ba wandelen en de zwarte steen kussen. Deze zwarte steen werd volgens de traditie door de engel  Gabriël aan Abraham gegeven.

____________________

298 Glubb, p. 183 : “It was a basic feature of the Apostle’s policy to destroy tribal loyalties and to replace them by devotion to the Muslim community, and many dedicated young muslims had adopted the new outlook with enthusiasm”.

299 Sura 7, 187: “Ik ben niet anders dan een Waarschuwer en een Verkondiger voor lieden die geloven”.

300 Jo. 14, 15-16; Bukhari, I, p. LIX.

301 Swarup, p. 12.

302 Zie p. 68.

303 Sura 23, 11.

304 Sura 11, 116; 73, 20; 76, 25.

305 Sura 26,182; 55,8.

306 Bukhari, I, p. 96.

307 Bokhari(2), I, p. 13; cf. Mt. 7, 12 en Lc. 6, 31.

308 Bukhari, I, p. 96; de hadj of bedevaart naar Mekka mag men niet verwarren met de umra, namelijk de ommegang rond de Ka`ba en bovendien een ommegang rond twee heuvels van Mekka:Safa en Marwa. Mohammed heeft viermaal een umra gedaan, slechts éénmaal een hadj. Cf. Bukhari, IV, p. 261, ook III.

Men moest zeven kiezelstenen werpen om de satan te tergen, verder zevenmaal tussen de Al- Safa-heuvel en de Al- Marwa-heuvel gaan, water drinken uit de  Zamzambron, – volgens de traditie ontstond deze bron, toen de engel Gabriël Hagar en Ismaël redde, die anders van dorst waren omgekomen in de woestijn, nadat ze verstoten waren door Abraham, (zie 309) – het hoofdhaar afscheren, en een dier offeren. Mohammed offerde het laatste jaar honderd kamelen. (zie 310)  Men mag de invloed van het ritueel beleven van de islam niet onderschatten. Het is het stramien van het dagelijkse leven van de moslim. Daardoor werd het mogelijk zijn geestesleven te laten beheersen door twee hoofdgedachten: Allah is groot en Mohammed is zijn Profeet. Meer moest een moslim niet weten en meer moest hij niet begrijpen. Door het reciteren van de koran, door de dagelijkse onderwerping bereikt Mohammed uiteindelijk zijn doel. In het  christendom ging het niet anders. In het begin was er het evangelie, nadien de catechismus, er was de zondagmis, het angelus, de preken in de kerk. Er werd geknield, gebeden. Bovendien, zowel in de oorspronkelijke boodschap van Mohammed, als in die van Christus, was de nakende Oordeelsdag een afschrikwekkend vooruitzicht. De theologie, het dogma en de moraal van de islam, is dus vrij eenvoudig. Zij bevat geen grote mysteries. Ook daarin staat de islam tegenover het christendom, dat een reeks mysteries kent, die het poogt te verklaren door ingewikkelde filosofische constructies. (zie 311) De Drievuldigheid, de dubbele natuur van Christus, de menswording, de erfzonde, de eucharistie, het zijn stuk voor stuk onbegrijpelijke `waarheden’. De theologie van de islam daarentegen is toegankelijk voor elke gelovige. Zij verwoordt in Bijbelse eenvoud de regel voor de verhouding van de mens tot God, met dien verstande dat zij vastgelegd werd door de bemiddeling van de Profeet.  Zijn vrouw  Khadidja is zijn eerste gelovige. Daarna volgen een vrijgelaten slaaf  Zaid, en een paar familieleden. Meestal waren de andere gelovigen jongeren (bijna geen enkele boven de dertig jaar) en sociaal zwakkeren. Het begon allemaal in het grootste geheim als een soort jeugdbeweging. Het was een basisstreven van de Profeet de stamloyaliteit te vernietigen en vervangen door een totale aanhankelijkheid aan de islamitische gemeenschap. Vele jonge moslims hadden die nieuwe richting met enthousiasme aanvaard. Zij brandden van verlangen om zich te wreken wegens de doorstane vervolging. Zij waren arm en gescheiden van vrouw en kinderen.  (zie 312) Mohammed zou hun gezegd hebben: “Niemand van u heeft geloof totdat hij mij meer bemint dan zijn vader en zijn kinderen en heel de mensheid”. (zie 313) Deze uitspraak lijkt verdacht op die van Jezus: “Wie vader en moeder meer bemint dan Mij is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij is Mij niet waardig”. (zie  314) Zoals Jezus, die zei “Wie niet met Mij is, is tegen Mij”,  (zie  315) verkondigde Mohammed: “Wie niet houdt van mijn wijze van doen, is niet met mij”. (zie 316) Ofwel is dit een aanwijzing dat deze uitspraken van Mohammed geïnspireerd werden door het evangelie, ofwel vloeien zij eenvoudigweg voort uit de paranoïde egocentrische logica. Mohammed streeft ernaar dat alle Arabieren en tenslotte alle volkeren, zich scharen om zijn persoon als de uitdrukking van de wil van God.

Zevende Hoofdstuk : Het zwaard van Allah

Allicht bevroedden de Mekkanen dat Mohammed´s boodschap een bedreiging inhield voor hun tradities, voor de godsdienst van hun vaderen, voor de status-quo. Het werden eindeloze discussies, bedreigingen, en zelfs vervolgingen. Omdat zij spotten met het uitblijven van dat Laatste Oordeel, waarmee Mohammed dreigde, begon hij de rampen, die de tijdgenoten van de vroegere profeten over zich hadden gebracht, levendiger af te schilderen. (zie317) Ondertussen kon Mohammed uitsluitend dank zij de bescherming van zijn familie nog in Mekka blijven, maar niet voor lang. Mohammed wordt gedwongen uit te kijken naar een schuilplaats, waar hij zich veilig zal kunnen vestigen als de nieuwe Profeet. Tenslotte vindt hij die in Yathrib. In tegenstelling tot de Mekkanen, die handelaars waren, waren de bewoners van Yathrib landbouwers en behoorden ze tot een ander ras. Yathrib, later Medina genoemd, was een oord dat tegelijk inwendig verdeeld was, – een paar Arabische stammen waren erfvijanden, met name de Aws en de Khazradj – en door  Jodenstammen bewoond werd. En dat waren zelfs sterke Jodenkolonies.

____________________

309 Het verhaal in de Genesis is lichtelijk anders. Na de pesterijen van Sarah loopt Hagar weg bij Abraham. “De engel van Jahweh vond haar bij een waterbron in de woestijn, de bron die aan de weg van Sur ligt…” Hagar moet terugkeren naar Abraham en baart hem Ismaël. Gen. 16.

310 Swarup, p. 50-51.

311 De Summa theologica van  Thomas van Aquino is daarvoor het standaardwerk geworden.

312 Glubb, p. 183.

313 Bukhari, I, p. 20.

314 Mt. 10,  37 en Mt. 8, 20: “Laat de doden de doden begraven”.

315 Mt. 12, 30.

316 Ibn Sa`d, I, p. 437.

317 Sura 38, 15; 70,5; s.v. Muhammad, Handwörterbuch des Islam, p. 525.

Het is een absoluut onopgehelderd feit dat een voor waanzinnig gehouden man als Mohammed, een mislukt predikant, verworpen door zijn stamgenoten, zoveel aanzien en prestige kon verwerven in een stadje als  Yathrib om te bereiken, dat men hem niet alleen belooft hem te beschermen, maar hem zelfs ruime zeggenschap toekent. Het is moeilijk uit te maken wat juist de diepe redenen en oorzaken waren die Mohammed aan het hoofd brachten van deze gemeenschap. Maar er zijn aanwijzingen. Waarschijnlijk had hij er via moeders zijde relaties. Hij had daar namelijk ooms. De Medinezen zouden ook zijn oom al- Abbas hun neef hebben genoemd. (zie 318) Zijn vader overleed er. In feite zou hij dus bescherming gezocht hebben tegen zijn verwanten van vaderszijde te Mekka bij andere verwanten van moederszijde te Yathrib. Hij stuurde er ook vanuit Mekka getrouwen en gelovigen naartoe. Dat worden de `muhadjirun’, de uitgewekenen. Aanvankelijk zijn het er een twaalftal. Hij had daar dus ook een kern van getrouwen, die diep in hem geloofden en vooraf het terrein hadden voorbereid. Daarbij kwamen ook nog de  Helpers (` ansar’) uit Yathrib zelf. Het aantal oorspronkelijke volgelingen van Mohammed was evenwel relatief klein, eerst een vijftigtal, daarna een honderdtal in Abessiniëen een driehonderdtal in Yathrib. (zie 319)

Zo sterk was de band met de oorspronkelijke inwoners dat de Helpers er zich toe verbonden ieder voor een inwijkeling zorg te dragen. (zie 320)  muhadjirun (Deze overeenkomst, een broederband, hield stand tot aan de slag bij  Badr)  (zie 321)  Naast de stamverbondenheid is de fundamentele reden waarom de Arabische inwoners steun zochten bij een typisch Arabische Profeet misschien het feit dat de joden ze namelijk met de komst van de joodse Messias bedreigden. Men kan begrijpen dat de inwoners van Yathrib blij waren dat ze nu zelf een Arabische Profeet hadden, hun eigen Messias, die hoger stond dan Mozes en Jezus. Bovendien kon Mohammed laten doorschemeren dat de joden hemzelf misschien zouden erkennen als hun Messias, en is dat ook de reden geweest van zijn pogingen om met de joden een overeenkomst te sluiten. (zie 322) Mohammed wilde wel degelijk als joodse Messias erkend worden. Hij deed daartoe ernstige pogingen. Hij voerde een vastendag (10e Moharram) in, in navolging van de vasten van de grote verzoendag, en beperkende voorschriften voor de voeding (verbod om varkensvlees te eten). Maar hij botste, ook al omwille van het feit dat hij geen echte kennis van de Thora bezat, op de spotlust van de joden. Niettemin slaagde hij er in een heel kleine groep te overtuigen dat hij de Messias was. Ze waren bereid zijn eredienst aan te nemen in plaats van die van Mozes. Maar toen ze eens een offer bijwoonden en hem van de kameel zagen eten,  bevroedden ze ineens dat hij niet degene was die zij meenden voor zich te hebben. Ze wisten eerst niet goed wat te doen tot ze vernamen dat hij bij de christenen als een valse profeet werd beschouwd. Toen braken ook zij met hem. (zie 323)  Vermits hij zich voorstelde als een nieuwe Mozes, kon hij het zich niet veroorloven zo door de joden afgewezen te worden. Hij beweert daarna dat de joden stukken van de Heilige Schrift geheim hielden en zelfs vervalst hadden.  (zie 324)  De joden waren voor hem slechts ezels die nauwelijks goed genoeg waren om de heilige boeken te torsen.  (zie 325) De moslims baden toen nog  Thora met het aangezicht in de richting van Jeruzalem gekeerd, (` kibla’). Deze `kibla’ werd later (in 624) veranderd ten voordele van Mekka. (zie 326)  En dat was de definitieve breuk met de joden. Het moge duidelijk zijn: Mohammed blijft trouw aan zijn godsdienstig objectief. Hij is in eerste instantie, in het begin althans, niet uit op verovering en macht. Belangrijk voor hem is alleen dat men hem erkent als Boodschapper van Allah, als de laatste en grootste Profeet. Aangezien de  joden hem die eer betwisten, worden zij zijn vijanden. Vlak vóór zijn dood verdoemde hij nog de joden: “God vervloeke de joden die de graven van hun profeten als bedeplaatsen inrichtten”.  (zie 327) In het begin vooral was het bestaan in Yathrib armoedig. Mohammed krijgt dan ook de idee om een rijk beladen Mekkaanse karavaan te overvallen. De nood moet vrij groot geweest zijn, en de weerstand bij de volgelingen tamelijk sterk. Tenslotte waren zij ook Mekkanen van dezelfde stammen en wensten zij geen broedermoord. Mohammed moet ze aansporen: “Zult gijlieden niet strijden tegen diegenen die hun eden verbroken hebben en het er op aangelegd hebben de Boodschapper te verdrijven en die van het begin

____________________

318 s.v. Muhammad, Handwörterbuch des Islam, p. 520.

319 s.v. Muhammad, Handwörterbuch des Islam, p. 529.

320  muhadjirun

321 Sura 33, 6.

322 Dozy, p. 33.

323 Theophanes , Chronographie, p. 333.

324 Sura 4,47; 4, 158; 6,147; 16, 119; 2, 39,141,154,169; 3,64; 2,56;4,48;5,16,45;7,162.

325 Sura 62, 5-6: “Diegenen, wie de Taurah te dragen is gegeven en haar daarna niet hebben willen dragen gelijken op de ezel, die boeken draagt. Voor hen, die de tekenen van Allah voor leugen verklaren, is dit een kwade gelijkenis….O gij, die het jodendom aanhangt, indien gij beweert, dat gij verbondenen van Allah zijt en niet van de mensen, wenst u dan de dood, indien gij oprecht zijt”.

326 Bidden moest gebeuren in de richting van de kibla zich ontlasten in die richting was verboden.

327 Bukhari(2), III, p. 240.

In 623 zijn er een paar pogingen om karavanen te plunderen, die evenwel mislukken. Tijdens een heilige maand Radjab, waarin vechten verboden was, zendt Mohammed een kleine groep aanhangers om in Nakhla een karavaan uit Syrië te overvallen. Hij is genoodzaakt het eigenlijke doel geheim te houden en geeft verzegelde orders mee aan de bevelhebbers. De nietsvermoedende en weerloze karavaan wordt geplunderd, één Mekkaan wordt gedood. De buit wordt naar Yathrib gebracht tot ontsteltenis van de bewoners, die weerwraak vrezen. Maar men begrijpt ook dat bij de meest ijverige volgelingen het enthousiasme groot was. Einde van de armoede en begin van overvloed aan rijke goederen!  Omdat zijn stamgenoten uit Mekka hem niet willen erkennen, en tegelijk uit nood, – zijn volgelingen moeten ook leven, -gaat Mohammed dus hun karavanen plunderen en handel belemmeren. Hij werd daar gediend door een samenloop van omstandigheden. Door uit te wijken naar Yathrib had hij immers een veilige basis verworven, van waaruit hij met een relatief kleine groep getrouwen aanvallen kon organiseren op de kwetsbare plekken van zijn tegenstanders. Hij verkreeg tegelijk een goede uitvalsbasis en de steun van een hele gemeenschap. Er waren ook voldoende slachtoffers beschikbaar die zonder veel moeite konden uitgeschud worden, geplunderd en/of schatplichtig ( djizya) gemaakt: en dat waren niet alleen de Mekkaanse karavanen, maar ook de joden. (zie 329) Omwonende  Bedoeïenenstammen kon men voor de strijd warm maken. En eenmaal dat de spiraal van de oorlog begonnen was, kon men kleine en grote legers verzamelen en slag leveren met wisselend geluk. De driehonderd aanhangers waren er al gauw meer dan drie duizend geworden. Het succesvol plunderen van rijke karavanen veroorzaakte enthousiasme en men kon er mee rekruteren. Mohammed en zijn volgelingen hadden immers steeds meer inkomsten nodig, en langzamerhand kon hij zelfs een gewapende krijgsmacht op de been brengen. Toch is dit niet de volledige verklaring van het gebeuren. Om zich door allen te doen aanvaarden te Yathrib was het nodig dat Mohammed zich meer politiek ging opstellen. In een eerste overeenkomst verbonden de inwoners van Yathrib er zich enkel toe hem te beschermen (1e overeenkomst van Akaba). De eed van verbondenheid verliep helemaal volgens de oud-Arabische gewoonten. Mohammed ging zelfs zover, – hij die nooit de hand drukte van een vrouw, – twee vrouwen van de `ansar’ de hand te drukken.330 Zijn eerste benadering is dus een soort humanitaire hulpverlening op basis van stamverbondenheid. Die zal nadien ontwikkelen tot een heilige oorlog  (jihad’). In de tweede overeenkomst van Akaba  en in een soort gemeentereglement voor Medina weet Mohammed zich te doen aanvaarden als de Profeet aan wie alle belangrijke zaken moeten worden voorgelegd. Hij dwingt gehoorzaamheid af aan Allah en aan zijn Profeet. Weigert men die dan dreigt hij met de hel. Het conflict met Mekka blijft hem echter achtervolgen, want daar was hij tenslotte moeten gaan vluchten. Mohammed heeft ondertussen, zoals gezegd, de `kibla’ (de richting van het gebed) veranderd; voortaan zal men niet meer richting Jeruzalem, maar  richting Mekka moeten bidden. Hij keert zich daarmee zowel van de joden af als van de christenen. Mekka wordt ook het verplichte einddoel van de bedevaart. En dat wordt de hefboom waarmee hij de erkenning zal afdwingen van zijn vaderstad. Voorlopig kon hij die slechts treffen in haar handel. En daarom sluit hij ondertussen zuiver politieke overeenkomsten met de  Bedoeïenen. Deze overeenkomsten behelzen wederzijdse bijstand. De joden, als krijgsmacht, werden er al gauw van verdacht met de vijand te heulen en moesten dan ook geplunderd worden en verdreven. Zijn godsdienstig en politiek doel blijft de Kuraysh  en alle anderen te dwingen hem als de Profeet te erkennen.

Mohammed plant daarna een tweede overval, maar hij begaat een flater van formaat. Het zal niet de enige blijven. Er werd van hem gezegd dat wanneer hij handelde vanuit een openbaring, hij altijd gelijk kreeg; maar wanneer hij handelde zonder openbaring, dat hij er dikwijls naast zat. (zie 331) De Mekkanen waren natuurlijk op hun hoede, en Abu Sufyan, de leider van de karavaan, had lucht gekregen van de komende aanval en had de karavaan afgeleid. Tegelijk had hij ook Mekka gewaarschuwd, waar men van oordeel was dat er een einde moest worden gesteld aan de plunderingen. Mohammed wachtte de karavaan op te Badr (15 maart 624). Maar als hij ze ziet opduiken, is het niet de karavaan, maar een legertje dat driemaal talrijker was dan zijn  troepen. De moslims geraken in paniek, maar Mohammed zet door, weet ze aan te vuren, – hij roept exstatisch, dat iedere man die gedood wordt die dag onmiddellijk toegang krijgt tot het paradijs en dat  Gabriël met duizend engelen de vijand overviel, – en overwint. (zie 332)  Mohammed interpreteert dat succes als het duidelijk bewijs van de steun van Allah, die het gewild heeft dat er gestreden werd. Hij wint door die overwinning enorm aan prestige en wordt de heer van Yathrib. Want wie Mekka kan verslaan, kan ongeveer alles aan. Eigenlijk moet men die veldslag niet overschatten: er waren zowat 49 tot 70 gesneuvelden bij de Kuraish. Belangrijk was dat praktisch al hun leiders gedood werden, behalve Abu Sufyan. De Mekkanen kunnen het daar niet bij laten, aangezien Mohammed, aangevuurd door de successen, een hele reeks overvallen uitvoert en de handel van Mekka zwaar hindert.

____________________

328 Sura 9, 13.

329 De schatting heette  djizya zij bedroeg de helft van het gewin.330 Atallah, p. 50 – 51.

331 Glubb, p. 204.

332 Glubb, p. 185.

In het geheel organiseerde Mohammed 82 expedities, aan 26 ervan nam hijzelf deel, 56 liet hij over aan zijn luitenants. (zie 333) De Mekkanen vormen nog een groter leger (3.000 man) en vallen Mohammed aan. Hier begaat Mohammed een tweede grote fout. Te Uhud stelt hij zijn leger op aan de voet van de bergflank, ondanks het protest van zijn verbondenen, die zich terugtrekken. Bovendien wordt tegen zijn bevelen in, de zijde van de moslims open gesteld door de boogschutters, die in het geloof dat zij aan de winnende hand waren, zich in de strijd mengen. De Mekkanen maken gebruik van dit voordeel en verslaan de moslims, vooral omdat het gerucht de ronde deed, dat Mohammed gedood werd, terwijl hij slechts aan het hoofd gekwetst was en doorheen een kloof aan de zuidzijde van de berg vluchten kon (maart 625). Talrijke moslims (ongeveer 74) sneuvelden, onder wie slechts 4 tot 5 emigranten. De Mekkanen wisten deze overwinning niet te benutten, en besloten, na Mohammed dit lesje te hebben geleerd, terug naar Mekka op te breken. Al werd dit zijn redding, toch was het een zware slag voor Mohammed´s prestige. Om dit weer op te krikken keert hij zich tegen de Jodenstam Nadir. Die waren toch al tegenstanders geworden, omdat ze hem belachelijk maakten en heel wat leedvermaak lieten merken over de tegenslag van Mohammed. Men kan zich inbeelden: een Messias die nederlagen leed! Daarenboven was er bij de joden veel buit te halen, waardoor hij tevens zijn leger kon onderhouden en zijn medestanders belonen. Na enkele weken belegering dwong hij de joden uit te wijken naar Khaibar of Syrië, en alle wapens, alle goud en zilver achter te laten. Mohammed zelf belastte zich met de verdeling ervan. Voor zichzelf neemt hij 20% van de buit (`khums’). Bij andere gelegenheden neemt hij gewoon alles. (zie 334) Hij is op dat punt streng: Een heel volk beroven is vroomheid, maar iets achterhouden of wegnemen van de buit is morele verwording, die zo erg is dat zij het eeuwige vuur verdient. (zie 335) Op diefstal staat trouwens een ernstige straf: het afhakken van de handen. (zie 336) Zo was er de volksstam van Oraina, die niet meer te Medina wilde blijven. De Gezant van God liet ze toe zich naar de kamelen, die voortkwamen van de zakat, te begeven, hun melk en hun urine te drinken. Zij doodden echter de herder en namen de kamelen mee. De gezant van God liet ze achtervolgen. Toen ze voorgeleid werden, deed hij hun de handen en de voeten afhakken, de ogen uitsteken en liet ze achter in de woestijn. (zie 337)

De Mekkanen besluiten intussen in het jaar 5 een groot leger op de been te brengen, wel 10.000 man, en op te rukken naar Medina. Ditmaal wordt het erg voor de stadsbewoners. Gelukkig voor Mohammed waren de Mekkanen geen soldaten en hadden ze geen bekwame legerleiders. De moslims, mogelijk geïnspireerd door de Pers  Salman, komen op het idee de wallen van de stad te voorzien van een gracht (`khandak’, beëindigd op 31 maart 627) met het doel de aanvallen van de ruiterij te verhinderen. (zie 338) In zes dagen tijd werd deze gracht voltooid. Iedereen werkte eraan. Zelfs Mohammed in eigen persoon stak de handen uit de mouwen. Hij had evenwel al het koren op de velden reeds geoogst, zodat de Mekkanen met 10.000 man en 600 paarden zonder voeder en bevoorrading vallen. Ze voorzien een lange uitzichtloze belegering in de verzengende hitte en trekken zich terug, alhoewel ze slechts 3.000 tegenstanders hadden. Tot diep in het jaar 6 zet Mohammed zijn politiek van plunderingen van karavanen en strafexpedities tegen onwillige Bedoeïenen voort. Merkwaardigerwijze is het de bedevaart naar  Mekka, die als een paard van Troje zal moeten dienen, om de stad te veroveren. Mohammed heeft Yathrib blijkbaar gewonnen door hulp en bescherming te vragen tegen de stamgenoten. Nu gaat hij naar Mekka als bedevaarder en sluit een tienjarig verbond af met de Mekkanen. Door Mekka het centrum te maken van de voor de moslims verplichte bedevaart, werd de verovering van Mekka immers een absolute noodzaak. Tegelijk wint hij medestanders in Mekka zelf: wie ziet het financieel en economisch belang voor Mekka als het centrum van de bedevaart niet in? Mohammed verneemt dat de stemming daar aan ’t omslaan was. Hij rukt met een klein leger (1400 man) op naar Mekka, maar dan als bedevaarders. Hij onderhandelt met de Mekkanen om de vrije toegang te bekomen. Zijn onderhandelaar blijft iets te lang weg, en alle troepen zweren te zullen vechten tot het einde, omdat ze denken dat deze vermoord werd. Deze eed staat bekend als de eed bij de boom. Toch komt de onderhandelaar tenslotte opdagen, en Mohammed bereikt dat hij weliswaar  ditmaal niet toegelaten wordt in Mekka, maar tenslotte als gelijke erkend wordt. Een tienjarige wapenstilstand wordt overeengekomen te Hudaybiya, met de belofte dat hij het volgende jaar op bedevaart mag komen. In de schriftelijke akte van wapenstilstand wilde Mohammed doen opnemen dat hij de Profeet van Allah was, maar hij moest toegeven dat dit niet gebeurde.

____________________

333 Swarup, p. 106.

334 Bokhari(2), II, p.316: “De goederen van de Banu Nadir waren onder diegenen die Allah tot buit schonk aan zijn Gezant”.

335 Swarup, p. 5.

336 Sura 5, 38.

337 Bokhari(2), I, p. 489.

338 Khandah.

De akte werd dan ook gesteld in de oude, traditionele terminologie. (zie 339)  Hij heeft zijn hele gezag nodig om zijn troepen te doen gehoorzamen, ter plaatse de offers te brengen en Mekka voorlopig terzijde te laten liggen. Om zijn ontgoochelde troepen op te monteren gaat hij de joden uitschudden en maakt ze schatplichtig, zodat de moslims rijke lui worden. In het jaar 7 (mei 628-April 629) neemt hij de vruchtbare oase  Khaibar in. Mohammed was geen groot veldheer of strategisch genie. Tijdens de gevechten bleef hij zelfs gewoonlijk achteraan. (zie 340) Hij werd echter beschermd door de onkunde van de Mekkanen, en het bewijs is er: als hij nadien optrekt tegen de  Byzantijnen in het Noorden ( Muta in Oost-Jordanië) lijdt hij de nederlaag. In verscheidene grote veldslagen heeft hij de overwinning slechts op het nippertje behaald dank zij geluk en inzet van zijn luitenanten. Door de voortdurende `oefeningen’ kregen de meestal jonge troepen en de bevelhebbers ook meer ervaring. Bij de talrijke overvallen hebben ze leren vechten.  Diplomatisch staat Mohammed sterker: oorspronkelijk was in Mekka zijn zaak onverdedigbaar. In Ta’if werd hij uitgelachen. Maar in Yathrib weet hij zich niet alleen te handhaven, hij kan zich zelfs opwerken tot de Heer van Medina. Hij sluit bondgenootschappen met de Bedoeïenen. Hij onderhoudt betrekkingen met de  negus van Abessinië. Men is er niet zeker van dat hij ook brieven schreef aan de heersers van de nabijgelegen gebieden, keizer Heraclius van Byzantium, aan Mukawkis, de gouverneur van Alexandrië, en aan de Perzische koning; Maar men kan het als zeer waarschijnlijk beschouwen, want ook daar wilde hij erkend worden als de Profeet, en dat was voor hem de hoofdzaak.  (zie 341) Hij slaagt er in een tienjarige wapenstilstand te bewerken met de Mekkanen en in maart 629 zelfs als Heer van Medina in Mekka ontvangen te worden. Zijn huwelijk met de dochter van zijn grootste en machtigste tegenstrever, Abu Sufyan vergemakkelijkte natuurlijk de betrekkingen ten zeerste. Men kan zich zelfs afvragen of  het Umm Habeiba, de dochter van Abu Sufyan, niet was die Mohammed´s politiek met de Mekkanen inspireerde.

Het niet naleven van het verdrag door de Mekkanen levert hem tenslotte het voorwendsel om met een groot leger (10.000 man) naar Mekka op te rukken en na onderhandelingen, zonder slag of stoot, Mekka binnen te trekken en een amnestie uit te vaardigen die de volledige onderwerping van Mekka als consequentie heeft. Het is mede aan zijn gematigdheid te danken dat hij tenslotte succes oogst. Dat wordt door Aisha als volgt beschreven: “Telkens de Profeet aan de moslims het bevel gaf iets te doen, was hij gewoon daden te bevelen, die voor hen gemakkelijk waren om uit te voeren (volgens hun kracht en uithoudingsvermogen)”. (zie 342) “Maak zaken gemakkelijk voor de mensen, “zou hij gezegd hebben, “baar ze geen moeilijkheden, geef hun goed nieuws en doe ze niet weglopen”. (zie 343) Hij zegt ook zelf, dat men in de oorlog niet te ver moet gaan. Gewoonlijk gaf hij de volgende instructies: “Valt binnen in de naam van Allah en voor zijn zaak, en doodt dezen die niet geloven in Allah. Valt binnen en overdrijft niet door de maat te overschrijden, en bedriegt niet, en doodt geen kinderen”. (zie 344) “Doodt geen zeer oude man of een kind of een vrouw. Brengt de buit bijeen, verzoent en doet goed, want Allah bemint diegenen die het goede doen.” (zie 345) Mohammed kan ook vergevingsgezind zijn: bij de begrafenis van Abdallah ben Ubayy, (zie 346) die wel eens kwade dingen had verteld over de Profeet en hem soms ernstig had tegengewerkt, wees men erop dat het niet paste het gebed te zeggen voor een huichelaar. Hij antwoordde: “Indien ik wist dat door meer dan zeventigmaal te bidden, ik zijn vergiffenis kon bekomen, ik zou niet aarzelen het te doen”. (zie 347) Deze uitspraak herinnert aan een antwoord van Christus aan Petrus: “Toen kwam Petrus naar Hem toe en sprak: `Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?’ Jezus antwoordde hem: `Neen, zeg ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal'”. ( zie 348) Het moet gezegd: Mohammed kan zich gedragen als een volmaakt diplomaat. Dat toont hij in zijn beslissingen en in zijn rechtspraak. Al verklaart hij  dat de wet van de `talio’, de vergelding, van goddelijke oorsprong is, toch gedoogt hij dat een minnelijke schikking wordt getroffen. Wanneer een vrouw bij een ruzie een tand had gebroken bij een jong meisje, eiste de familie van het slachtoffer, dat ook een tand zou gebroken worden bij de daderes.

____________________

339 Atallah, p. 51.

340 Glubb, p. 225.

341 Een van de brieven van Mohammed zou bewaard zijn: daarin staat alleen een oproep om hem te erkennen als de Profeet van Allah.

342 Bukhari, I, p. 23.

343 Bukhari, I, p. 60.

344 Bukhari, I, XXXVI.

345 Bukhari, I, XXXVI.

346 Abdallah ben Ubayy was het hoofd van de stam der Ba’l- Hubla. Hij had zich aangesloten bij Mohammed, maar voerde soms nogal oppositie, bijv. bij de slag bij Uhud had hij het plan van Mohammed niet goedgekeurd en zich teruggetrokken. Bij het schandaal rond Aisha was hij bijzonder actief. Hij had ervoor geijverd, dat men Mohammed zou afzetten.

347 Bokhari(2), LXV, XII,2; III, p. 335.

348 Mt. 18, 21-22.

Mohammed besliste, dat de wet van de `talio’  (zie 349) moest toegepast worden. Maar toen tenslotte de familie van het slachtoffer akkoord ging om een schadevergoeding te aanvaarden, verklaarde hij: “Bij de gelovigen zijn er die Allah ontslaat van de eden, die zij zwoeren”. Een vreedzame verovering van Mekka brengt niet veel buit op. Hij wendt zich nu tegen het nabijgelegen Ta’if, waar hij ooit uitgelachen werd. Daar lijdt hij bijna de nederlaag in de slag bij Hunain tegen de  Hawazin stammen. Zij vielen hem van alle kanten aan en de moslims begonnen allen te vluchten, hoewel hun leger vrij aanzienlijk was:  2.000 Mekkanen en 10.000 helpers en uitgewekenen. Mohammed stond te roepen: “Ik ben de Profeet, kom naar hier”. Het hielp niet. Dan vroeg hij Abbas, die een grote gestalte had en een forse stem, beroep te doen op de oud-Arabische stamverbondenheid: “Roep de `ansar’, roep de mannen van de boom (die een eed hadden afgelegd bij Hudaybiya), roep de stam van Khazradj”. Een honderdtal moslims keerden op gevaar van hun leven terug, hergroepeerden zich,zetten de tegenaanval in en wonnen. (zie 350) (De versterkte stad Ta’if kon hij niet innemen. Het was eerst ongeveer een jaar later, nadat hij met een leger van ongeveer dertigduizend strijders min of meer succesvol, maar eigenlijk onbeslist, slag geleverd had te  Tabuk op de grens van het Byzantijnse rijk, dat de bevolking van Ta’if zich onderwierp.) Tot grote verontwaardiging van zijn trouwe volgelingen, die niets kregen, deelde hij de buit uit ( ta’lif al kulub) in Mekka aan zijn vroegere tegenstanders en vooral aan Abu Sufyan, die intussen zijn schoonvader geworden was en zijn medestander. (zie 351) Toch weet hij zijn volgelingen te overtuigen, zo dat ze er zich wenend van ontroering bij neerleggen. – Was dit ook niet de straf wegens hun laf gedrag in de slag van Hunain? – Zij moeten ermee tevreden zijn de Profeet en de koran te hebben, dat is hun voorrecht en hun beloning. Mohammed zou ook gezegd hebben: “Ik geef aan de Kurayish om hun hart te winnen, want ze zijn nog heel dicht bij het tijdperk van de barbaarsheid”. (zie 352) De twee laatste jaren van zijn leven wordt hij erkend en gevreesd. In zijn tegenwoordigheid mag niemand luid spreken of discussiëren. (zie 353) Bij gelegenheid van een twist tussen Umar en Abu Bakr wordt dat gereveleerd. (zie 354) Velen onderwerpen zich, nadat ze daartoe door Mohammed uitgenodigd waren. Bedoeïenen hadden daar zeer goede redenen voor: zo konden ze zich beschermen tegen zijn aanvallen en tegelijk delen in de buit. Ogenschijnlijk worden ze moslims en hangen de islam aan. In feite was het alleen een politieke onderwerping, die zich uitte in de aanvaarding van Mohammed als de Profeet, en in de aanvaarding van het monotheïsme; van de koran. De Profeet heeft intussen enkele belangrijke  regels geproclameerd: een verbod op de consumptie van  alcohol, een verbod op het gokken, een verbod op de  consumptie van varkensvlees, of van dieren die stierven of gewurgd werden, of als offeranden aan idolen zijn gewijd. Opmerkelijk is hier hoe nauw hij aansluit bij de joodse wet.

 

Overzicht van het leven van Mohammed
Geboorte van Mohammed

Roeping

Begin prediking

Emigratie naar Abessinië

Boycot van Banu Hashim            (zie 355)

Nachtelijke reis naar Jeruzalem

Dood van Khadidja

Dood van Abu Talib         Abu Lahab wordt hoofd van Hashim-clan

Bezoek aan Ta’if                             619

Eerste bekeerlingen van Yathrib     620

Eerste verdrag van Akaba               621

Tweede verdrag van Akaba             622

Toelating om zelf te vechten        (zie 356) (zie 357)

÷ 570

610

612 of  613

615

616-619

619

619

619

619

620

621

622

622

 ____________________

349 Talio betekent dat een misdaad moet gestraft met een gelijkaardige straf: een moordenaar wordt gestraft met de dood, letterlijk zoals bij de joden : oog om oog, tand om tand.

350 Atallah, p. 53.

351  Ta`uf al-kulub; Sura 90,60.

352 Bokhari(2), II, p. 403.

353 “Spreek de Profeet niet toe, zoals gij elkaar toespreekt” (Sura 24, 63).

354 Bokhari(2), LXV, XLIX, I, 1 en 2; III, p. 449-450.

355 Volgens de traditie zouden de Mekkanen zijn familie, die hem beschermde, gemeden hebben en geïsoleerd.

356 Sura 22, 40-42.

357 Glubb, p. 147-148.

 

 Vervolg Overzicht van het leven van Mohammed    (16 juli 622 begint nieuwe jaartelling)
Medina-periode   (24 september 622 – juni 623) + Jaar 1 622-632
Nakhla; 1e geslaagde overval op karavaan tijdens heilige maand  Radjab. 623
Slag van  Badr  (juni 623 – juni 624) (zie 358)

Verrassing en meevaller: Kainuka-joden worden onderworpen en verdreven; Mohammed ruimt tegenstanders op.(zie 359) Bedoeïenenstammen Verbond

623-624
Overvallen op karavanen: (juni 624 – juni 625) Mekka stuurt 3.000 man tegen Medina; Mohammed begaat een fout bij Uhud, wordt gekwetst, maar wordt niet definitief verslagen. Mekkanen trekken zich terug. 624-625
trekt op tegen de Nadir-joden (juni 625 – juni 626), die verdreven worden naar  Khaibar of  Syrie 625-626
Mekka stuurt 10.000 man sterk leger;  grachten houdt ze tegen; keert zich tegen Kurayza-joden die uitgeroeid worden;  (juni 626 – juni 627) 626-627
Huwelijk met Umm  Habeiba, dochter van Abu Sufyan; Mohammed trekt zelf naar Mekka; overeenkomst; wapenstilstand; verdrag van  Hudaybiya;

(juni 627 – mei 628)

627-628
Oase  Khaibar ingenomen (joden); bezoek en `umra’ omgang kaba in Mekka; nederlaag tegen de Byzantijnen in Muta. (mei 628 – april 629) 628-629
rukt uit naar Mekka (dec 629), (mei 629 – april 630) amnestie; naar Ta’if tegen de Hawazin-stammen; slag van Hunain. 629-630
gezantschappen van onderwerping, tegelijk weerstand te Medina;                  wil naar Noord-Arabië, slag te Tabuk. (april 630 – april 631) 630-631
1e gereformeerde bedevaart naar Mekka

vernietiging  van de afgodsbeelden. (zie 360) (april 631 – maart 632)

631-632
Mohammed overleden 8 Juni 632 632

Zijn dood heeft hij niet voorzien. Nog de laatste maand plant hij zeer actief een tocht, die hijzelf wilde leiden, naar Trans-Jordanië in het Noorden. Tenslotte gaf hij,ondanks ernstige weerstand bij zijn volgelingen, het commando aan Usama, de jonge zoon van Zaid, om zo de dood te wreken van zijn vader, die omkwam in de slag bij Muta. Hij had toen al een leger van 3.000 strijders verzameld. (zie 361) De belangrijkste aanleiding voor deze tochten naar het Noorden was blijkbaar de weinig enthousiaste houding van de heersers van de aangrenzende gebieden tegenover zijn schriftelijke eis erkend te worden als de Profeet. Samenvattend is de hele activiteit van Mohammed: Hij streeft erkenning na, eerst en vooral van de Mekkanen, zijn stamgenoten, daarna van de joden, tenslotte van de omliggende stammen en rijken. Naarmate hij slaagt worden zijn eisen strenger. Politieke onderwerping alleen is niet meer voldoende, de aanvaarding van de islam wordt essentieel, en dat is voornamelijk de ´salat’ (het gebed) en de `zakat’ (de bijdragen en aalmoezen), die de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid uitdrukken aan Allah en zijn Profeet. (zie 362)  Djudham

____________________________________________________________

358 Glubb, p. 185: 15 Maart 624: “The Prophet called that every man killed that day would be instantly admitted to Paradise. Gabriël, cried the Prophet ecstatically, with a thousand angels is falling upon the enemy”.

359 Glubb, p. 195: Mohammed doet dichters die hem bespotten opruimen; p. 199: “Kill any Jew who falls into your power”. Moslims vechten en doden, helemaal anders dan gewoonlijk bij de Arabieren, waarbij het weglopen met de kamelen van anderen een soort sport was geworden.

360 Het voorbeeld van Mohammed heeft de islam altijd geïnspireerd om alle tempels en kerken van een andere oorsprong te vernietigen. Cf. Sita Ram Goel (1991). Zoals christenen de tempels van het heidense Rome afbraken en gebruikten om hun eigen kerken te bouwen, zo verwoestten de joden de heidense heiligdommen in Egypte en in wat later het Heilig Land zou worden (Num. 33,4; Deut. 7, 2-24); de islam volgde dezelfde richtlijnen en verwoestte honderden tempels in India bijv.

361 S.v. Muhammad, Encycl. of Islam, p.374.

362 Sura 4, 59: “Gehoorzaamt Allah de Boodschapper”. In 628 geeft Mohammed uitstel van 2 maanden aan de Djudham aan de Syrische grens om de salat en de zakat te verrichten. Toen Mohammed Moadz-ben-Djabal naar Jemen stuurde, gaf hij hem de instructies: “Gij gaat naar de volkeren van het Boek (de bijbel); wanneer ge daar zult zijn, nodig ze uit om te belijden dat er geen andere godheid is dan Allah, en dat Mohammed zijn Profeet is. Als ze die uitnodiging aanvaarden, deel ze dan mede dat Allah hun vijf gebeden elke dag en elke nacht voorschrijft. Als ze daarin toestemmen, deel hun dan mede dat Allah hun een aalmoes voorschrijft, die zal geïnd worden bij de rijken, en aan de armen gegeven. Indien ze met dit alles instemmen, zorg er dan voor niet te raken aan de goederen waaraan ze houden. Vrees de klacht van de verdrukte, want tussen hem en Allah is er geen sluier”. Bukhari(2), III, p. 203.

Deze `zakat’ wekte nogal wat tegenstand. Mohammed was echter onverbiddelijk en hard. Eens weigerden de Banu  Tamin de belasting te betalen. Mohammed zond er vijftig Arabische ruiters op af; die namen vijftig mannen, vrouwen en kinderen als gijzelaars mee. Mohammed bedreigde al wie weerstand bood met vreselijke straffen in het hiernamaals.  “Indien enige eigenaar van goud of zilver niet betaalt wat hij moet, dan zullen op de verrijzenisdag gloeiende platen voor hem gesmeed worden, verhit in het vuur van de hel. Zijn lenden, voorhoofd en rug zullen verzengd worden. En als de platen afkoelen, wordt alles overgedaan gedurende een dag die vijftig duizend jaar zal duren.” (zie 363)   Niemand mag vereerd worden tenzij Allah en Mohammed als zijn Profeet. Dat wordt het grote beginsel van de islam. (zie 364) Ter gelegenheid van zijn verovering van Mekka worden alle afgodsbeelden vernietigd. Die politiek wordt voortgezet in alle gebieden die door de moslims veroverd worden. Daarom worden zij ervan beschuldigd cultuurvernietigend te werk te gaan en de schuld te dragen voor het teloorgaan van zoveel oude en onvervangbare kunstwerken,  (zie 365) al was dat eigenlijk slechts de uitvoering van de wet van Mozes, die uitdrukkelijk gebiedt alle afgodsbeelden te vernietigen. (zie 366) Deze vernietiging was meer dan een symbolische daad. Ze werd gevolgd door de uitroeiing van de ongelovigen. Eerst worden de joden, die met hem spotten, geplunderd en verdreven, daarna uitgemoord – er was geen jood in Medina, die niet bang was voor zijn leven (zie 367) – later schatplichtig gemaakt (Khaibar).  (zie 368) Mohammed geeft uitdrukkelijk het bevel christenen en joden te bevechten. (zie 369)   Afvalligen werden onmiddellijk afgemaakt. (zie 370)  Umar zou gezegd hebben: “Het zijn slechts polytheïsten; het bloed van één van hen is als het bloed van een hond”. (zie 371)

Als hij geraakt wordt door het sarcasme van bepaalde liedjeszangers en poëten, laat hij ze vermoorden (Asma bint Marwan, een vrouw, en Ka`b ibn Ashraf, een jood). (zie 372) Zijn politieke leidraad was: nooit een belediging ongewroken te laten. (zie 373) Deze poëten kun je vergelijken met de huidige journalisten. Ze waren bij Mohammed niet geliefd. Hij engageert nu zelf dichters. (zie 374) Hij wil geleide voorlichting. Tegenstanders laat hij vanaf 622 uit de weg ruimen: (in juni 625 moord op  Safian; in mei 626 wordt Abu Rafi (jood) vermoord in zijn bed; Al  Usair, een jood die vanuit Khaibar de Banu Gatafan had opgehitst, werd uitgenodigd bij Mohammed, maar werd onderweg vermoord; in april 627 worden alle mannen van een hele Jodenstam, Banu Kurayza, (7-800 man), geëxecuteerd. (zie 375) Het gedetailleerde verhaal getuigt van een gruwelijke wreedheid. Mannen en vrouwen werden in afzonderlijke afdelingen voor de nacht opgesloten. Zij brachten die door al biddend… Tegelijkertijd werden er graven en grachten gedolven op de marktplaats… Als die in de morgenuren klaar waren, gaf Mohammed zelf, getuige van de tragedie, het bevel dat de gevangenen in groepjes van vijf of zes tegelijk zouden buiten gebracht worden. Elke groep werd bevolen te gaan zitten op de rand van de gracht die hun graf zou worden, en daar werden ze onthoofd.

Groep na groep werden ze buiten gebracht en in koelen bloede afgemaakt. (zie 376)  Er waren bovendien nog een duizendtal gevangenen. Eén vijfde kwam Mohammed toe,  die een aantal slavinnen aan zijn vrienden uitdeelde, en de rest verkocht aan Bedoeïenen in ruil voor paarden en wapens.  Mohammed is zich heel bewust van zijn terrorisme, hij zegt: “Ik werd geholpen door de terreur”. (zie 377)  Theophanes, een monnik, die leefde van 752 tot 817 en een geschiedenis schreef, bevestigt dit: “Allen kregen schrik, tot in Byzantium toe”. (zie 378)Doorheen heel Mohammed´s leven loopt anderzijds ook de rode draad van de stamverbondenheid. In het begin van zijn optreden wordt hij beschermd door zijn familie. In Yathrib vindt hij steun door zijn familiale banden.

____________________

363 Swarup, p. 34-35.

364 Bukhari, I, XLIII.

365 cf. Sita Ram Goel.

366 Deut. 7, 2-24: “Gij moet hun godenbeelden verbranden” ; Ex. 34, 12-13: “Gij moet hun altaren afbreken, hun heilige zuilen neerslaan en hun heilige palen omhakken”. Ook Mozes vernietigde de godenbeelden in Egypte. (Num. 33,4)

367 Swarup, p. 117.

368 Glubb, p. 199: Mohammed had bevel gegeven: Doodt elke jood die in uw macht valt.

369 Bukhari, I, XXIV.

370 Glubb, p. 294. Sura 4, 90: “Indien zij zich afwenden (van de weg van Allah), grijpt hen dan en doodt hen waar gij hen aantreft”. Cf. Zwemer, p. 45.

371 Glubb, p. 272.

372 Glubb, p. 294.

373 Glubb, p. 259.

374 Glubb, p. 195.

375 Glubb, p. 204-225.

376 Muir, III, p. 276-279 en Swarup.

377 Swarup, p. 27.

378 Theophanes, Chronographie, p. 333

In Mekka keert hij terug en vindt hij een gunstige onderhandelingsbasis dank zij zijn huwelijk met de dochter van zijn voornaamste tegenstander Abu Sufyan. Tegenover de Mekkanen is zijn houding dan ook enigszins anders dan tegenover de joden en christenen,eerst worden de karavanen geplunderd,er wordt gevochten en gedood, maar doordat de Mekkanen hem tenslotte willen aanvaarden, besluit hij hun amnestie te verlenen. Joden waren onverzoenlijk, Mekkanen niet, en de overige stammen onderwierpen zich. Zijn amnestie voor de Mekkanen, ook voor hen die eens zijn vijanden waren, op voorwaarde dat zij hem erkenden, heeft hem het imago van de groothartige, edelmoedige overwinnaar bezorgd; tegelijk kreeg hij het epitheton van profeet-moordenaar door zijn optreden tegen de joden, tegen ongelovigen en tegen sommige tegenstrevers. Moslims vochten en doodden. Zij gehoorzaamden aan de orders van Mohammed: “Doe alle heidenen verdwijnen uit het Arabische schiereiland”. (zie 379)  Er is een merkwaardige evolutie in Mohammed´s houding tegenover oorlogvoering. In het begin was vechten verboden, – men moet alles aan Allah overlaten –  daarna werd het toegestaan, het werd zelfs verplichtend tegen dezen die de strijd eerst aanbonden tegen de moslims, tenslotte werd het een heilige plicht om alle ongelovigen uit te roeien of te onderwerpen. (zie 380)

Er kan geen twijfel over bestaan dat Mohammed en Christus op dit gebied parallelle figuren zijn. Merkwaardig is, dat ook het christelijk geloof steeds uitloopt op rellen, opstand en oorlog. Tijdens de middeleeuwen werden de Kruistochten de godsdienstige uitingen bij uitstek, opgevolgd door de Dertigjarige Oorlog, en tonen zij de merkwaardige hefboomwaarde van de godsdienstige ideeën, niet om vrede te stichten, maar integendeel om strijd en oorlog te baren. De islam maakt geen uitzondering op deze gang van zaken. Vanaf het begin is er de heilige oorlog, die ook door Christus als resultaat van zijn optreden wordt erkend: Jezus sprak: “Wellicht denken de mensen dat Ik gekomen ben om vrede op de wereld te brengen, en weten zij niet, dat Ik gekomen ben om tweespalt te brengen, vuur, zwaard en oorlog”. (zie 381) De reden is heel eenvoudig: het paranoïde karakter dat deze openbaringen inspireert is de onmiddellijke oorzaak van de haat tegen de ongelovigen. Wie niet gelooft is een vijand en moet vernietigd worden. Het recht om zo op te treden wordt rechtstreeks door God gegeven. Want Hij oordeelt de ongelovigen, die ook de bozen zijn. Ongeloof is de zwaarste misdaad, omdat het de miskenning is van de pretentie van de profeet de enige en volledige waarheid te bezitten. Het is tegelijk een persoonlijke belediging. De Profeet of Messias heeft die waarheid rechtstreeks van God door inspiratie, visioenen of zelfs directe communicatie. Jezus verneemt bij het Doopsel en op de berg Thabor dat hij Gods zoon is. Hij heeft visioenen in de woestijn. Mohammed verneemt aan de grot Hira dat hij de Profeet is. Zijn boodschap verneemt hij van Gabriël. Wie is zo vermetel zulke waarheden te ontkennen of te bevechten, of de verkondiger ervan uit te lachen? Doorheen de Profeet staat hij tegenover God zelf en kwalificeert zich als een goddeloze, een huichelaar, een boosdoener. Zulke mensen moeten vernietigd worden. Dat is het fundament van de `jihad’ of heilige oorlog. Deze is onafscheidelijk verbonden met die visie op de werkelijkheid. Want de Profeet is slechts de spreekbuis van God. Gehoorzamen aan de Profeet is gehoorzamen aan God. Daarom is het niet voldoende alleen maar te geloven, het is niet voldoende de `zakat’ te betalen, men moet ook behoren tot de `mujahidin’, de strijders van de  heilige oorlog. (zie 382)

Voor elke paranoia lijder is al wie twijfelt aan de waan van de geesteszieke een vijand, die moet vernietigd worden. In het boek van Henoch, geschreven door een paranoïde schizofreen, worden alle goddelozen tot het vuur gedoemd, in de  Apocalyps, geïnspireerd door een parafreen, worden ze vernietigd, gedood, verbrand, en in de koran, voortgebracht door een lijder aan een symptomatische-paranoïde aandoening, komen alle ongelovigen in het Hellevuur terecht. (zie 383) Een paranoia lijder is meestal razend op diegenen die hem niet geloven. Die razernij horen we doorklinken in de koran: “Laat Mij (Allah) alleen begaan met wie Ik geschapen heb. En aan wie Ik uitgestrekt bezit bezorgd had, en zonen, die bij hem verbleven…

____________________

379 Bukhari, IV, p. 261.

380 Bukhari, I, XXV; Sura 9, 41; 2, 216: “Ulieden is voorgeschreven te strijden, ook al is het met tegenzin”;

9,39: “Indien gij niet uitrukt, zal Hij u straffen met pijnlijke bestraffing”; 22,39: “Verlof is gegeven aan hen die worden aangevallen”; 9, 29: “Bestrijdt hen, die niet geloven in Allah, noch in de Laatste Dag, en die niet verboden stellen wat Allah en Zijn Boodschapper verboden hebben gesteld, en die zich niet voegen naar de ware godsdienst onder degenen aan wie de Schrift gegeven is, totdat zij uit de hand de schatting opbrengen, in onderdanigheid”. Cf. ook Wessels, p. 174.

381 Evangelie van Thomas, logion 16; Mt. 10, 34: “Denkt niet, dat ik vrede ben komen brengen op aarde. Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard”. Ook Lc. 12, 51-53.

382 De zakat bedraagt 2.5% van het inkomen, 10% op fruitteelt; 20% op ondergrondse rijkdom, op dertig koeien één eenjarig kalf; één schaap per vijf kamelen; één schaap per veertig schapen. Sura 3,155,146,160-161;  8, 15-16: “O gij, die gelooft, wanneer gij hen die ongelovig zijn ontmoet, optrekkende ten strijde, wendt hun dan niet de ruggen toe”; 8, 46, 60: “Zij die de jihad verlieten, vervallen”: Bukhari I, XLI; I, XXXIX.

383 Sura 74, 20-26; 111, 1-5, 102,4.

Toen verlangde hij, dat Ik zou vermeerderen. Niets daarvan, hij werd tegen Mijn tekenen opstandig. Ik zal hem overstelpen met verguizing. Hij bedacht bedenksels en beschikte eigenmachtig. Zo moge hij gedood worden. Hoe kon hij eigenmachtig beschikken! Nog eens, gedood moge hij worden. Hoe kon hij eigenmachtig beschikken… Daarop fronste hij en grijnsde. Daarop …verhovaardigde hij zich. Waarop hij zei: Niets anders is dit dan kunstig bewerkte toverij. Niets anders zijn dit (koran) dan de woorden van een mensenkind. Ik zal hem doen braden in Hellehitte”. (zie 384) De heilige oorlog heeft als doel Allah´s godsdienst te doen zegevieren tot die boven alle andere godsdiensten verheven is. (zie 385)  Men zou kunnen zeggen dat de koran één diatribe is tegen de ongelovigen en de huichelaars, uitgebreider nog dan de rede tegen de Farizeeën in het evangelie van Mattheüs. (zie 386) “Wie dan wil, laat hem geloven, en wie wil, laat hem ongelovig zijn. Wij hebben voor de onrechtdoeners een vuur bereid, welks tentdak ze omhult.  En indien zij om hulp roepen, worden zij geholpen met water als gesmolten metaal, dat de gezichten roostert. Een kwade dronk is dat en een slechte verpozingplaats.” (zie 387) Het wordt de ongelovigen zeer kwalijk genomen dat zij tekenen en bewijzen vragen;  ook de farizeeën vragen Jezus om een teken en worden boos afgescheept. (zie 388)  Mohammed kan niet alle ongelovigen doden. Hij was goed begonnen met het doden van enkele notoire tegenstanders, met een hele stam joden, maar hij moet ingezien hebben, dat dit onbegonnen werk was. Hij verandert dus de politiek tegenover  joden en christenen. Hier geldt later in ’t algemeen de regel van de onderdrukking. Alleen moslims hebben politieke rechten. Zij behoren bij de `umma’, de religieuze gemeenschap. Onderworpen joden en christenen zijn de `dzimmis’. Zij mogen geen wapens dragen, niet op paarden rijden, zij moeten een speciale gordel ( zunnar) (geel voor de joden en blauw voor de christenen) dragen. Zij kunnen niet getuigen voor het gerecht tegen een moslim.  (zie 389)  Nieuwe tempels en kerken mogen ze niet optrekken, alleen de oude herstellen. Klokken en bellen zijn niet toegelaten. Ze mogen niets doen dat de moslim zou kunnen storen. (zie 390) Kortom,er wordt echte discriminatie op basis van godsdienstige overtuiging door Umar ingevoerd. Mohammed zegt niet: U moet uw vijanden beminnen. Hij zegt: doe hun zoveel kwaad als zij u deden (maar niet meer) en als u ze kunt vergeven, dan zal God u belonen. (zie 391)  Hij neemt wel enige vrijheid met zijn eigen beginselen. Want ” de vergelding van hen, die Allah en Zijn Boodschapper bestrijden… is dat zij ter dood gebracht worden of gekruisigd, of dat hun handen en voeten worden afgehakt van weerszijden, of dat zij uit het land verbannen worden”. (zie 392)

Achtste hoofdstuk : Mohammed, Mozes en Christus

Zowel Mohammed als Christus hebben een immense invloed gehad en hebben die nog op onze beschaving. Beide waren zieken, waarvan de waan aanvaard werd en verspreid door een geloof en een instituut. Op zich zijn ze geen uitzonderlijke gevallen. Regelmatig duiken er dergelijke profeten of messiassen in de geschiedenis op, regelmatig vinden zij gehoor en slagen er soms in duizenden gelovigen te overtuigen;. De hele bijbel staat vol met dergelijke geschiedenissen. (zie 393) Schizofrene profeten en geesteszieken determineren het godsbeeld dat in de bijbel aan de gelovige wordt voorgehouden. Voor de koran is het niet anders. Het is een merkwaardig fenomeen dat pathologische voorstellingen steeds zulke diepe invloed uitoefenen op de massa der gelovigen. Gedeeltelijk is dat te verklaren door het uitzonderlijk karakter van de onthullingen, die allen in naam van het Opperwezen geopenbaard worden. Velen die Mohammed hoorden, verstijfden van schrik, toen ze het komende oordeel vernamen.

____________________

384 Sura 74, 11-26; 68, 8-16.

385 Bukhari, I, p. XXXVI.

386 Mt. 23, 13-36: “Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! Gij doorkruist zee en land om één bekeerling te maken, maar als hij het geworden is, maakt gij hem tot een hellekind, tweemaal erger dan gijzelf! …De buitenkant van beker en schotel maakt ge schoon, maar van binnen zijt ge gevuld met roof en genotzucht ! … Gij lijkt op gekalkte graven, die er van buiten wel mooi uitzien, maar van binnen vol zijn met doodsbeenderen en allerhande onreinheid… Van binnen zijt gij vol huichelarij en ongerechtigheid… Slangen, adderengebroed, hoe zult ge het hellevonnis ontkomen?”

387 Sura 18, 29.

388 Sura 17, 90-93; Mt. 16,1-5: “Een boos en overspelig geslacht eist een teken, maar geen teken zal het gegeven worden dan het teken van Jona”.

389 Gibb (1957) bespreekt uitvoerig het regime van de dzimmis.

390 Swarup, p. 105.

391 Glubb, p. 258.

392 Sura 5, 33.

393 Somers (1986 en 1990).

Een gelijkaardige rol werd in de christelijke wereld gespeeld door de Openbaring of Apocalyps van Johannes. Bij de eerste christenen was de aankondiging dat de  Messias nog dezelfde generatie zou komen een belangrijke stimulans om te geloven en zelfs, ook bij de joden, om in opstand te komen tegen het Romeinse gezag. Tot driemaal toe werd een bloedige opstand geïnspireerd door het geloof in de nakende komst van de Messias. (zie 394)   Laatste Oordeel ;  Getuigen van Jehovah;

De rol van de geestesziekte in het ontstaan van godsdiensten moet onderscheiden worden van de factor `spontane godsdienstigheid’ tegenover een Opperwezen, dat zo mysterieus en machtig aan de basis ligt van de hele Schepping. Het is de grote geheimzinnigheid van het bestaan zelf en de verborgen zin ervan die de invloed verklaart van de profeten op de grote massa der mensen die geen onderscheid kunnen maken tussen normale en abnormale ideeën en gevoelens. Elke fantastische openbaring nemen zij aan als een bijdrage die iets van de sluier kan oplichten. Elke wet of richtlijn, door de profeten in naam van God uitgevaardigd, wordt als uiteindelijke en absolute norm van elk handelen aanvaard. De gelovigen krijgen daardoor een houvast. Zij moeten daarvoor wel een stuk van hun vrijheid prijsgeven. Meer enthousiasme vertonen zij evenwel naarmate de vrijheid groter blijft. De rigiditeit van de Wet van Mozes werd gematigd door de wet van Christus (vooral in de Paulinische en Johannesche versie), en nog meer door de wet van Mohammed, die alles herleidde tot zeer weinig  plichten en tegelijk voor de mannen een grote vrijheid in de seksuele verhoudingen toeliet.   Mohammed, Jezus, Mozes zijn zuivere producten van fundamentele psychische en zelfs psychopathologische mechanismen. Bij nader onderzoek stoten we telkens op dieptepsychologische factoren: onzekerheid van het vaderimago, compensatie daarvan door de vorming van een ideaal vaderbeeld in de hemel dat de trekken en karakteristieken krijgt van de eigen psyche, meestal getraumatiseerd door de kinderlijke ervaring, bovendien stoten we in het geval van Mohammed op de psychische gevolgen van een hypofysaire tumor. Geënt op een historische context en een primitieve beschaving, waarin patriarchale gewoonten, autoritaire maatschappijvormen heersen, krijgt het godsbeeld ook alle trekken van de machthebbers van die tijd. De waan de uitverkorene te zijn, om die God tegenover het volk te vertegenwoordigen, verwekt zo’n een inflatie van het Ego en zo’n narcisme dat elk ongeloof, en vooral elke spot, als een zware belediging van de Godheid (het vergoddelijkte Ego) opgenomen wordt en streng gewroken moet worden door de volledige uitschakeling van de boze, alle bozen. Dat is het thema dat in de bijbel ontwikkeld wordt, door Jezus in het evangelie en de Openbaring, door Mohammed in de koran. (zie 395)  Dat is het beginsel, dat alle wreedheid, iedere heilige oorlog, elke krachtige `bekering’ inspireert. Godsdienst is niet meer overgelaten aan de vrije meningsvorming van het individuele geweten, zo dierbaar aan de Westerse liberale opvattingen, maar is een opgedrongen verplichting op straffe van dood, en terreur tot na de dood. Belangrijk in dat proces is de strikte eis tot volledige overgave, geloof en aanvaarding en tevens het onverzettelijk verwerpen van de redelijkheid en elk kritisch onderzoek.

Besluit: Mensenrechten en vrijheid van godsdienst

Het Westen is erg trots op zijn proclamatie van de rechten van de mens, van de rechten van de vrouw, van de rechten van het kind, en het probeert die op te leggen en in te voeren in die regionen van de aardbol, die daarvan verstoken bleven. Het ondervindt daarbij de taaiste weerstand vanwege de dominante godsdiensten in alle werelddelen. In de democratische beginselvastheid is steeds de  godsdienstvrijheid en de vrijheid van opinie vervat. De vraag is juist of de eerbied voor dat beginsel niet een hinderpaal is voor het succes van de democratisering, omdat de godsdiensten en  sekten van dat beginsel juist gebruik maken om hun eigen wet in de plaats te stellen. Natuurlijk is de democratisering met het beginsel van godsdienstvrijheid reeds een ondergraving van de exclusiviteit van één of andere godsdienst, en bevat dus het gif dat langzamerhand het fundamentalisme moet doden. Maar de vraag is of die indirecte aanpak niet doorzien wordt door de kerkelijke overheden, niet efficiënt bestreden zal worden en tenslotte geëlimineerd. (zie 396) Misschien is er een meer fundamentele studie en politiek nodig om voorgoed een einde te maken aan het misbruik van de godsdienstige gevoelens van velen.

____________________

394 Somers (1990). Op dit ogenblik nog is het  Laatste Oordeel een belangrijk onderdeel van de predicatie van de  Getuigen van Jehovah.

395 Somers (1990).

396 Van Acker, p. 102: “Uiteindelijk voeren alle discussies ons naar de grondslagen van het westers samenlevingsbestel, waar het recht op `vrije wilsbeschikking’ hoog in het vaandel staat geschreven. Juist het hardnekkig vasthouden aan dit principe lijkt – hoe paradoxaal ook – de kans op ondermijning ervan open te laten. Het recht op godsdienstvrijheid bij voorbeeld laat de mogelijkheid van onvrije religieuze systemen als het paard van Troje binnen de muren van de westerse geloofswereld”.

Sayid Quth, de ideoloog van het fundamentalisme, schrijft: “We mogen ons niet in de verlegenheid laten brengen door de aanvallen van de oriëntalisten om ` jihad’ in de defensieve zin te interpreteren.

Iedereen, die het specifieke karakter van de islam onderkent, zal onmiddellijk begrijpen dat de strijd met het zwaard (`djihad’) noodzakelijkerwijze de prediking moet voorafgaan en dat de islamitische beweging geen defensieve beweging is”. (zie 397) In die zin is er geen integratie mogelijk van de islam in een democratisch bestel en in het kader van de Verklaring van de Rechten van de Mens. Godsdienstvrijheid en vrijheid van opinie zijn ondenkbaar voor de islam. Vrijheid van pers al evenmin.

Er is ook geen plaats voor tolerantie in dergelijk noëtisch systeem.(zie 398)  En in zoverre democratie gebouwd is op tolerantie is er ook geen plaats voor democratie. (zie 399)

Khomeini zei nog onlangs: “We zullen alle sporen van het Westen vernietigen”.  (zie 400) In de grond is de democratie of het beginsel van de godsdienstvrijheid een terugkeer naar een soort polytheïsme, omdat alleen de erkenning van het recht van bestaan van vele mogelijke godheden of waarden, en dat is tenslotte de miskenning van de exclusieve rechten van de Ene God, enige tolerantie kan baren. (zie 401) Een pluralistische samenleving blijft dus een utopie, zolang de islam, het christendom, het Jodendom zijn wat ze zijn, zolang de enige God ook de enige waarheid meedeelt, via de koran, via de bijbel, via zijn profeten. “Het polytheïsme is een zwaar vergrijp”, zei Mohammed. (zie 402) Ook voor het christendom zijn tolerantie en vrijheid van opinie eigenlijk ondenkbaar, maar onder druk van de Verlichting en nadien van de secularisatie heeft de Kerk moeten plooien en zich aanpassen. (zie 403) Het is vooral na de godsdienstoorlogen dat het besef is gegroeid dat gewapende dwang niets uithaalde, – trouwens wat protestant was, bleef protestant, wat katholiek was, bleef katholiek- ( zie 404) en dat het zo niet verder kon. Dit belet niet dat oorspronkelijk de Kerk, zoals de islam, volkomen intolerant was. Noch de islam, noch de Kerk, konden evenwel volkomen consequent hun politiek doorvoeren. Beiden stootten in de eigen gebieden op de hardnekkige weerstand van de joden, omdat deze ook bezield waren door een intolerante wet van Mozes. Beiden besloten dan maar de joden, die tenslotte een minderheid waren, te verdrukken. En ieder trok zich terug tot een eigen, zo homogeen mogelijk  gebied. Zo bleef Noord-Europa protestant, samen met Engeland; Zuid-Europa katholiek, Oost-Europa orthodox. Zuid-Amerika werd katholiek, Noord-Amerika grotendeels protestant. Gedurende heel de middeleeuwen zien we de logische confrontaties van deze intoleranties: de militaire expansie van de islam en de botsing met het christelijke Europa tijdens de Kruistochten en de verdrukking van de joden. Beide godsdiensten hebben gepoogd alle ongelovigen te `bekeren’. Dat is hun nogal gelukt.  De islam heeft zich als een olievlek verspreid over Noord-Afrika, het Midden- en het Verre Oosten. Met het zwaard kwamen de moslims tot in Spanje en tot aan de poorten van Wenen. Met het zwaard werden ze er verdreven. Het christendom heeft Amerika en veel later een groot deel van Afrika veroverd, nadat het Westen praktisch volkomen christelijk was geworden. De `bekering’ gebeurde niet altijd met liefderijke overtuigingskracht, integendeel. Meestal stond naast de doopvont de soldaat met getrokken zwaard. Zo werden de Saksen aangepakt door Karel de Grote, zo werden de Indianen in Amerika benaderd, zo werden de ketters tot betere gevoelens gebracht. Opmerkelijk is dat alle godsdiensten die ontsproten uit de bijbel in wezen intolerant zijn, dat in tegenstelling met de andere godsdiensten zoals het Boeddhisme, de Grieks-Romeinse godsdienst, het Hindoeïsme.

Even opmerkelijk is dat in de bijbel en in de godsdiensten die eruit ontstonden, het  monotheïsme zeer sterk bevestigd wordt, en dat die enige God een zeer actieve rol speelt in de menselijke geschiedenis. Bovendien ligt het veel meer voor de hand dat geesteszieken zich uitverkoren voelen door die enige God, van Hem een kosmische zending krijgen en zich opstellen in paranoïde waan tegen alle vermeende vijanden van die God en van Zijn wil.

____________________

397 Catherine, p. 103.

398 Sura 7, 186: “Wie Allah doet dwalen, voor diegenen is er geen remedie”.

399 Bokhari (2), I, p. 17: Umar heeft gezegd: “Ik heb het bevel gekregen al deze (afgodsdienaars) zonder ophouden te bevechten, totdat ze belijden dat er geen andere god is dan Allah en dat Mohammed de gezant van God is, en zij de salat verrichten en de zakat betalen. De dag dat ze dat allemaal doen, zal ik hun leven en hun goederen eerbiedigen tenzij wanneer de islam zou toelaten daaraan te raken. Voor het overige moeten zij geen rekenschap afleggen tenzij aan Allah “.

400 Catherine, p. 119.

401 Somers (1954).

402 Bokhari(2), LXV, XXXI, I, 1; III, 414.

403 Somers (1954).

404 Somers (1991).

Ik stel mij voor dat de waterstofbom het monopolie zou geweest zijn van één of ander islamitisch potentaat, ik vraag mij af in hoeveel tijd het Westen zich bekeerd zou hebben tot de islam. Bekering wordt, zoals Mohammed goed begreep, op een bijzondere wijze bevorderd door terreur en winstbejag. Het succes wordt ook bepaald door het feit dat alles heilig is, door God gewild. Dat was de rechtvaardiging van Mozes voor de uitmoording van de bewoners van wat het Heilig Land  ging worden, dat was de kreet van de kruisvaarders, dat was de motivatie van de Dertigjarige Oorlog en alle godsdienstoorlogen. Dat was ook een beweegreden voor de  `jihad’, de heilige oorlog.

Het is alleen maar krankzinnig, dat het DEZELFDE is, die onder andere namen: Jahweh, Allah, God zichzelf bestrijdt. En dat is een definitief bewijs voor de pathologische oorsprong van dergelijke godsdiensttwisten, zij kunnen maar ontstaan in het brein van geesteszieken. Het erge is dat zij aanstekelijk zijn en kunstmatig ingeënt worden in zoveel kinderlijke breinen. Hoe incompatibel de Rechten van de Mens zijn met de essentie van de Bijbelse boodschap blijkt uit wat voorafging. “Het Vaticaan”, schrijft Köng, “de laatste absolute monarchie in Europa, heeft niet alleen zijn handtekening niet geplaatst onder de Verklaring van de Rechten van de Mens van de Raad van Europa, maar het heeft nog altijd geen stap gezet naar de glasnost en de perestrojka”. (zie 405)

Men kan inderdaad trachten zand in de ogen van de gelovigen te strooien door ze te doen geloven dat de Kerk zich inspant voor de eerbiediging van de Rechten van de Mens, dat de islam in de grond tolerant is, (zie 406) dat de joden slechts een stukje eigen land willen waar ze thuis zijn. Zodra men in alle klaarheid de grondbeginselen en de bronnen van die godsdiensten onderzoekt, weet iedereen dat die zalvende woorden slechts leugens zijn. En dat is des te duidelijker geworden door de brede opflakkering van het fundamentalisme, dat in de islamitische landen de radicale staatshervorming volgens de `shari`a’ eist, in Israël het exclusieve joodse karakter van de joodse staat en voor sommigen de terugkeer naar de Thora verdedigt, en in de christelijke landen een terugkeer naar het evangelie of een nieuwe catechisatie bevordert. Deze stromingen zaaien natuurlijk onenigheid, conflicten, oorlogen. Er is geen ontsnappen mogelijk. De mensheid zal de keuze moeten maken: intellectuele en fysische zelfvernietiging of bevrijding van de geest en van de mens. Dat is slechts mogelijk door een radicale ontsmetting van de geesten, een blijvende geesteshygiëne, een ingrijpende opvoeding, die elk fundamentalistisch virus doodt en leidt tot klare probleemstelling en klaar denken.

Tenslotte komt het neer op de moed om tradities in vraag te stellen, om ze kritisch te benaderen, om ze desnoods eens en voor goed te verwerpen als schadelijk voor de mens. De katholieke theoloog Köng heeft gepoogd op een ietwat illusoire wijze een plan te schetsen van een planetaire ethiek, gesteund op een dialoog tussen de godsdiensten.  (zie 407) Hij heeft gelijk als hij zegt dat er geen vrede kan zijn tussen de volkeren zonder vrede tussen de godsdiensten. Maar hij vergist zich als hij verwacht, dat de vorming van zo’n ethiek vanzelf zal plaatsvinden en dat er vrede kan komen tussen de godsdiensten zonder dat zij vele voor hen essentiële punten van geloof en moraal zullen moeten opgeven. Zo’n vredelievende houding zal zeer lang op zich laten wachten. Er is immers nog een ander dieptepsychologisch mechanisme actief: namelijk de `imprinting’ of de neurologische verankering van het vader- en het moederbeeld, waaraan het herkennings-, het groet- en het volgreflex gekoppeld zijn. Er is zoiets als een instinctieve trouw aan de familiale en volkse identiteit. Bovendien staat het onbewuste verwerven van allerlei gewoonten, wijzen van aanvoelen, tradities tijdens de kinderjaren borg voor de vanzelfsprekende voortzetting ervan tijdens de volwassenheid. Daarom voelt een christen zich christen, een jood zich jood, een moslim zich moslim. En de grote meerderheid voelt er niets voor om te veranderen. Eenmaal volwassen, en vooral eenmaal de vijftig voorbij, ontwikkelt zij zelfs een latente weerstand tegen ontwikkeling, aanpassing, vernieuwing. Mohammed formuleert het anders: “Bij de geboorte is elk kind een moslim. Het zijn zijn vader en zijn moeder, die er een jood, een christen, een magiër (zie 408) van maken”. (zie 409)

____________________

405 Köng (1991), p. 143.

406 Cf. Zikria.

407 Cf. Kng (1991): “Geen vrede tussen de naties, zonder

vrede van de godsdiensten” (p. 127).

408 Aanhanger dan de Perzische godsdienst.

409 Bokhari(2), LXV, XXX,I,1; III, p. 413.

Verandering van gewoonten en tradities vereist ook een grote intellectuele inspanning, een soepelheid van denken, een geestelijke activiteit die de meesten niet meer kunnen opbrengen. Ze zijn vastgeroest en zullen slechts wijken onder dwang van de bitterste noodzaak. Dat geldt dan vooral voor de kerkelijke leiders, die bovendien wegens hun ambt gebonden zijn aan de geldende orthodoxie. Elke verandering schuwen zij als de pest. Bij de christenen werden ketters opgestookt.

Volgens de islamitische wet moeten alle afvalligen worden gedood. (zie 410)  Daarbij komt het sociale instinct van de mens, die de eenzaamheid mijdt. Zich één voelen met anderen, zijn volks- en geloofsgenoten, zich gesteund voelen door de meerderheid, zich in harmonie weten met de algemene overtuiging is voor velen een rustgevende factor. Oppositie, heldhaftig optornen tegen onbegrip en weerstand, vereenzaming, is niet voor iedereen weggelegd. Jezus en Mohammed, en een aantal profeten, zijn die weg gegaan met het bekende resultaat. Allen werden vervolgd, sommigen gedood. Instinctief is er nog de drang tot zelfbehoud en de machtswil. Eens dat men een zekere machtsstelling heeft bereikt, wenst men die te handhaven en moet men ze verdedigen tegenover anderen, dat wil zeggen dat men de macht moet nastreven. Alle godsdiensten hebben een zekere verbreiding gekend en worden gestructureerd door een georganiseerd instituut dat een reële macht vertegenwoordigt. De handhaving van die macht voor de gemeenschap, en vanzelfsprekend voor haar vertegenwoordigers, wordt allicht een doel op zichzelf. Vandaar dat allen de neiging hebben zich op te sluiten in gesloten gemeenschappen, zich op te stellen als egels, alle communicatie van ideeën, elke dialoog te schuwen, vooral wanneer die te fundamenteel wordt. Het wordt dus dringend tijd de leiders van die gemeenschappen stevig aan te pakken en ze voor hun verantwoordelijkheid te plaatsen, ook als dit ingaat tegen hun kortzichtig eigenbelang.

De confrontatie van het Westen met de islam is dus een bijzonder complex psychologisch gebeuren, dat niet afgedaan kan worden met enkele slogans. (zie 411)  Wij raken hiermee zeer fundamentele tendensen in de menselijke psyche. Het past dergelijke problemen grondig aan te vatten,met de nodige voorzichtigheid, maar ook met de nodige klare gedachten, en gebruik makend van de ervaring die de geschiedenis ons biedt. Het is niet de eerste maal dat er zich diepgaande revoluties voordoen in een relatief kort tijdsbestek. De overgang van heidendom naar christendom, van katholicisme naar protestantisme, van heidendom naar islam, van Ancien Régime naar de Verlichting en de Revolutie, van tsaristische autocratie naar communisme, en weerom van communisme naar democratie, van puritanisme naar de seksuele revolutie, en zo voort, is telkens een ingrijpend proces, dat op traumatiserende wijze, soms met veel bloedvergieten, zich voltrekt. De politiek heeft nog maar weinig geleerd en beschikt nog over weinig technieken om deze processen te beheersen, laat staan ze te richten. Vele leidende politici zijn op dit punt amateurs en dilettanten, die doorlopend gevaarlijke beslissingen nemen en bijna nooit ter verantwoording worden geroepen. Geestelijke leiders zijn meestal nog gevaarlijker, omdat zij inspelen op de onwetendheid en de instinctieve tendensen van de gelovigen om ze tot onverdraagzaam fundamentalisme op te hitsen. Zij zijn een blijvende hinderpaal voor de vooruitgang van de cultuur en de beschaving. Zij zijn de opvoeders niet die de volkeren behoeven.

____________________

410 Een afvallige heet `martadd’, apostasie `irtidad’ of `ridda’. Wanneer iemand eens moslim is geweest kan hij niet meer veranderen. Geen enkele macht kan daar iets aan veranderen. (Cf. Zwemer, p. 45). Uit het wetboek der Shiïeten: “Ieder individu van het mannelijk geslacht, geboren in de religie van de islam, die afvalt, kan geen staat meer maken op de bescherming van de islam, maar is ipso facto veroordeeld tot de dood. Zijn vrouw moet van hem gescheiden worden en zijn bezit aangeslagen”. (Cf. Zwemer,p. 50.)

411 Cf. Barreau, p. 92:  “La Charia ne veut connaïtre qu’un seul type de situation: celle dans laquelle le musulman est naturellement le maïtre de la cité et y fait règner sa loi (islamique)”. Toen Napoleon, na zijn ontscheping te Aboekir op 1 juli 1798 en na zijn overwinningen in Egypte de notabelen te Kaïro in zijn kamp ontving, zei deze: “Allah is groot”. Hij antwoordde hun laconiek: “Juist, maar ondertussen ben ik hier”.

Bibliografie

  1. ABBOTT, N., Aisha, the Beloved of Mohammed. Chicago,Univ. Pr., 1944.
  2. ALLEN, M.B., The Pituitary. A Current Review. New York, Ac. Pr., 1977.
  3. American Handbook of Psychiatry. Ed. S. ARIETI, New York, Basic B., 1959.
  4. ANDRAE, T., Mohammed. The Man and his Faith. New York, Arno, 1974.
  5. ATALLAH, W, Ancien et nouveau langage dans `Sira’ d’Ibn Hichan, in:Vie du Prophète Mahomet, p.45-55.
  6. ATZ, S.W. The Pituitary Gland and its Relation to Reproduction of Fishes in Nature and in Captivity. 1964.
  7. BALYUZI, H.M., Muhammad and the Course of Islam. Oxford, Rondit, 1956.
  8. BARREAU, J.C.De l’Islam en général et du monde moderne en particulier. Parijs, Le pré aux clercs,

Belford, 1991.

  1. BHATNAGAR, A.S., The Anterior Pituitary Gland. New York, Raven, 1983.
  2. BEAUX, J.-J, Mahomet considéré comme aliéné, in : Bull. Acad. m‚d., Parijs, 7 (1841/42) , p. 762.
  3. BERQUE, J. & CHARNAY, J.P., Normes et valeurs dans l’Islam contemporain. Parijs, Payot, 1966.
  4. BEY, F., Mohammed. Londen, Darf, 1985.
  5. BINET-SANGLE, Ch., La folie de Jésus. Parijs, Maloine, 1908-1910.
  6. BIRKELAND, H., The Legend of the Opening of Mohammed’s Breast. Oslo, 1955.
  7. BODECHTEL, G., Differentialdiagnose neurologischer Krankheitsbilder. Stuttgart, Thieme, 1974.
  8. BODLEY, R.V.C., The Messenger. The Life of Mohammed. New York, Greenwood, 1969.
  9. BOKHARI (2) (EL), Les traditions islamiques. Trad. O. HOUDAS, Parijs, Maisonneuve, 1977.
  10. BOUHDIBA, A., La sexualité en Islam. Parijs, PUF, 1975.
  11. BOUSQUET, G.H., L’éthique sexuelle de l’Islam. Parijs, Desclée de Brouwer, 1966.
  12. BRILL, E.J., First Encyclopedia of Islam 1913-1936. Ed. M. Th. HOUTSMA, et a., Leiden, Brill, 1987.
  13. BUKHARI (AL), S., The Translation of the Meanings. Tr. MUH. MUHSIN KAHN, Chicago, Kazi, 1979.
  14. CATHERINE, L In naam van de islam. Godsdienst als politiek argument bij Mohammed en Khomeini.

Antwerpen, Epo, 1985.

  1. CRAGG, K., Jesus and the Muslim. Londen, Allen, 1985.
  2. Concordance et indices de la tradition musulmane : les dix livres, le Misnad d’al Darim le Muwatta de Malik, le Mosead d’Ahmad Ibn Hanbal.  Ed. A.J. WENSINCK, J.B. MENSING, J.C.R.

BRUGMAN e.a., Istanbul, Coeqri Yunlari, 1987.

  1. DEQUEKER, J., Art, history and rheumatism: the case of Erasmus of Rotterdam 1466 – 1536 suffering from pustulotic arthro-osteitis, in: Annals of Rheumatic Diseases, 50 (1991), p. 517-521.
  1. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM3). Am. Psychiat. Assoc., New York, 1981.
  2. DOZY, R., Het islamisme. Haarlem, Tjeenk, 1880.
  3. Encyclopedia of Islam. Leiden, Brill, 1991.
  4. ENDRESS, G. & HILLENBRAND, C., An Introduction to Islam. Edinburgh, Univ. Pr., 1988.
  5. EY, H., BERNARD, P. & BRISSET, Ch., Manuel de Psychiatrie. Parijs, Masson, 1960.
  6. FAHD, T., Problèmes de typologie dans la `Sira’ d’Ibn Ishaq, in : Vie du Prophète Mahomet, p. 68-76.
  7. GABRIELI, Fr., Mahomet. Parijs, Michel, 1965.
  8. GAETJE, H., The Qur’an and its Exegese. Londen, Routledge, 1976.
  9. GARDET, L.M., ANAWATI, M.M. & MASSIGNON, L.,

Introduction à la théologie musulmane. Parijs, Vrin, 1948.

  1. GIBB, H.A.R., Encyclopedia of Islam. Leiden, Brill.
  2. GIBB, H.A.R. & BOWEN, H., Islamic Society and the West. Londen, Oxf. Univ. Pr., 1957.
  3. GLEZERMAN, M., Etiology of Fertility Disturbances in Man, in:  Disturbances of Male Fertility. Ed. K. BANDHAUER & J. FRICK, Springer, Heidelberg, 1982.
  1. GLUBB, J.B., The Life and Time of Muhammad. Londen, Hodder, 1970.
  2. GUILLAUME, A., The Life of Muhammad. A Translation of Ibn Ishaq’s Sivat Rasul Allah. Karachi, Oxf. Univ. Pr., 1974.
  1. GUILLAUME, A., New Light on the Life of Muhammad. Manchester, Univ. Pr. (Journal Semitic Studies, Mon. 1).
  1. HAKIM, Abdul, The Prophet and his Message. Lahore (Pakistan), Inst. Islam. Cult.
  2. HAMIDULLAH, Moh., Mohammed Rusulullah. Karachi (Pakistan), Huzaifa, 1979.
  3. HAMIDULLAH, Moh., Le Prophète de l’Islam. Beyrouth, 1975.
  4. Handwörterbuch des Islam. Ed. A.J. WENSINCK & J.H. KRAMERS, Leiden, Brill, 1941.
  5. HENDERSON, D. & GILLESPIE, R.D., A Text-book of Psychiatry. Londen, Oxf. Univ. Pr., 1951.
  6. HIRSCH, W., Religion und Civilisation vom Standpunkt des Psychiaters. München, Bonsels, 1910.
  7. IRELAND, W.W., The hallucinations of Muhammad and others, in: J. Ment. Sc., 20 (1875), p. 561-572.
  8. JASPERS, K., Algemeine Psychopathologie. Berlijn, 1948.
  9. JASPERS, K.Strindberg et v.Gogh,Swedenborg, Hälderlin.Etude psychiatrique comparative.Parijs, 1953.

50. Judentum, Christentum, Islam. Trialog der Abrahamitischen Religionen. Ed. Ismael RAJI (al Faruqi), Frankfurt, Dagyeli, 1986.

  1. KANT, Em., Traüme eines Geistessehers. Erläutert durch Träume der Metaphysik.(Sämtliche Werke Kants, 7. Teil, Ie Abt.), Leipzig, Voss, 1838.
  1. Koran (De). Uit het Arabisch vertaald. J.H. KRAMERS, Amsterdam, Elsevier, 1980.
  2. KUENG, H. & von ESS, Islam. Hilversum, Gooi, 1986.
  3. KUENG, H., Projet d’éthique planétaire. La paix mondiale par la paix des religions. Parijs, Seuil, 1991.
  4. LAMMENS, H., L’Islam, croyances et institutions. Beirout, 1926.
  5. LAMMENS, H., Qoran et tradition. Comment fut composée la vie de Mahomet. in: Recherches de science religieuse, I, 1910, p. 27-51.
  1. LAMMENS, H., Fatima et les filles de Mahomet. Rome, Inst. Bibl., 1912.
  2. LANE, E.W., Arabic-English Lexicon. Cambridge, Arab.Text. Soc., 1984.
  3. LANGE-EICHBAUM, W., Genie, Irrsinn und Ruhm. Eine Pathographie des Genies. München, Reinhardt, 1956.
  1. MAULANA MUHAMMED ALI, A Manual of Hadith. Londen, Curzon Pr., 1978.
  2. MARGOLIOUTH, D.S., Mohammed and the Rise of Islam. Ann Arbor (Mich.), Microf., 1981, New Delhi, Voice of India, 1985..
  1. MASSON, D., Monothéisme coranique et monothéisme biblique. Parijs, Desclée de Brouwer, 1958.
  1. MERAD, A., De l’Islam contemporain. Parijs, PUF, 1992.
  2. MEYER, E., Ursprung und Geschichte der Mormonen. Mit Excursen. über die Anfänge des Islams und des Christentums. Niemeyer, 1912.
  1. MOHARREM BEY, M.L., War Mohammed Epileptiker? in: Psychiatr. Neurol. Wschr., 4(1902),p.132,353,367.
  1. MUFID (AL-), S., Kitab al-irshad. The Book of Guidance into the Lives of the Twelve Imams. Londen, Balagho, 1981.
  1. MUIR, W., The Life of Muhammad. Edinburgh, Grant, 1923 (Londen, Ann Arbor, 1981).
  2. NAZIR-ALI, M., Islam, a Christian Perspective. Exeter, Paternoster, 1983.
  3. Neurology in Clinical Practice. Ed. W.G. BRADLEY, R.B. DAROFF, G.M. FENICHEL, C.D. MARSDEN, Londen, Butterworth, 1981.
  1. NOELDEKE, Th., Geschichte des Qorans, Hildesheim, Olms, 1981.
  2. PARET, R., Mohammed und der Koran. Stuttgart, Kohlhammer, 1957.
  3. PARRINDER, G., Jezus in de Koran. Baarn, Bosch, 1978.
  4. PELLAT, Ch., Sur quelques femmes hostiles au Prophète, in : Vie du Prophète Mahomet, p.77 – 86.
  5. RICHERT, S., STRAUSS, A., FAHLBUSCH, R., DECKLER, R. & VON WERDER, K., Psychopathologic symptoms and personality traits in patients with florid acromegaly, in: Schweiz. Arch. Neurol. Psychiat., 138/3 (1987), p. 61-86.
  1. RODINSON, M., Mohammed. Antwerpen, Standaard, 1988.
  2. RONDEAU DU NOYER, Mahomet. Etude m‚dico-psychologique.Parijs, diss., 1865.
  3. RUSHDIE, S., The Satanic Verses. Londen, Viking, 1988.
  4. SA`D, Ibn, Kitab al-taraquat al-kabir. Tr. H.K. GHAZANFAR & S. MOINUL HAQ,Karachi, Pakistan Instit. S., 1967.
  1. SCHEDL, Cl., Mohammed und Jesus. Freiburg, Herder, 1978.
  2. SELL, E., The Faith of Islam. New Delhi, Sood Litho Pr.,1880, (1982).
  3. SHATI (BINT ASH-) The Wives of the Prophet. Cairo, Neisa an-nah, 1965.
  4. SITA RAM GOEL, Hindu Temples. What Happened to Them. New Delhi, Voice of India, 1991.
  5. SMITH, H.P., The Bible and Islam. New York, Arno, 1973.
  6. SOMERS, H.H., Jezus de Messias. Was het christendom een vergissing ? Antwerpen, Epo, 1986.
  7. SOMERS, H.H., Toen God sliep, schreef de mens de Bijbel. De Bijbel belicht door een psycholoog. Antwerpen, Facet,1990.
  8. SOMERS, H.H., Geheim en wijsheid der Jezu‹eten. Het epos van een militante orde.Antwerpen, Hadewijch, 1991.
  1. SOMERS, H.H., Analyse statistique du style. (Statistical Analysis of Style). Parijs, Nauwelaerts, 1966.
  1. SOMERS, H.H., Analyse math‚matique du langage. (Mathematical Analysis of Language). Parijs, Nauwelaerts,1959.
  1. SOMERS, H.H., Het probleem van Pilatus. De verhouding Kerk en Staat. (The Problem of Pilate. The Relationship of Church and State.) Antwerpen, Sheed and Ward, 1954.

90.SOMERS, H.H., Image de Dieu et illumination divine. Sources historiques et j´aboration augustinienne, (Image of God and Divine Illumination. Historical Sources and Augustinian Elaboration) in : Augustinus  Magister, Parijs, 1955, p. 451-462.

  1. SOMERS, H.H., The riddle of a plural : Faciamus (Gen.1,26). Its history in tradition, in : Folia (New York), 9 (1955),  p. 63-101.
  1. SOMERS, H.H., L’homme, image de Dieu. Origine du thême, (Man, Image of God. Origin of the Thema) in : Bijdragen, 20  (1959), p. 126-145.
  1. SOMERS, H.H., La gnose augustinienne. Sens et valeur de la doctrine de l’image, (Augustinian Gnosis. Sense and Value of the Doctrine of the Image) in : Revue des études  Augustiniennes, 7 (1961), p. 1-15.
  1. SOMERS, H.H., Image de Dieu. Les sources de l’exegésse augustinienne, (Image of God. Sources of Augustinean Exegesis) in : Revue des Etudes Augustiniennes, 7 (1961), p. 105-125.
  1. SOMERS, H.H., L’image comme sagesse. La genèse de la notion trinitaire de la sagesse,(The Image as Wisdom. Genesis of the Trinitarian Notion of Wisdom) in : Recherches augustiniennes. Hommage au R.P. F. Cayr‚, Paris, 1962, 2, p. 403-414.
  1. SOMERS, H.H., The measurement of grammatical constraints, in : Language and Speech (London), 4 (1961), p.150- 156.
  1. SOMERS, H.H., Grammatical constraints in pathological speech, in : Language and Speech (London), 9 (1966), p. 153-161.
  1. SOMERS, H.H., Linguistique et math‚matique, (Linguistics and Mathematics) in : Linguistics (Den Haag), 34 ( 1967), p. 73-80.
  1. SOMERS, H.H., La mathématisation de la démarche linguistique, (Mathematisation of the Linguistic Procedure) in : Mélanges Fohalle, Gembloux, 1968, p. 137-145.
  1. SOMERS, H.H., Statistical methods in literary analysis, in : The Computer and Literary Style,
  2. J. LEED, Kent (Ohio), 1966, p. 128-140.
  3. SOMERS, H.H., Statistische en psychologische analyse van de stijl, (Statistical and Psychological Analysis of Style) in : Psychologica Belgica, 5 (1965), p. 51-57.
  1. SOMERS, H.H., Les attributs de la perception et leur interaction. (The Attributes of Perception and their Interaction) Leuven, Inst. Psych. Appl., 1961.
  1. SOMERS, H.H., Absolute time interval judgment as a psychological problem and a clinical test, in: Psychologica Belgica, 8 (1968), p. 115-130.
  1. SOMERS, H.H., A model for binary absolute judgment, in : Psychologica Belgica, 10 (1970), p. 49-63.
  2. SOMERS, H.H., Individual strategies and bias-free measurement, in: Psychologica Belgica, 12 (1972), p. 77-85.
  1. SOMERS, H.H., Towards a theory of human judgment. A corrective switching mechanisme in binary judgments, in : Psychologica Belgica, 13 (1973), p. 186-202.
  1. SPRENGER, A., Das Leben und die Werke des Mohammed. Berlijn, Nicolai, 1861.
  2. SWARUP, R. Understanding Islam through Hadis. New York, Expos. Pr., 1983.
  3. SWEDENBORG, E. Heaven and its Wonder, and Hell. New York, Sw. Found., 1956.
  4. SWEDENBORG, E., L’Apocalypse expliquée selon le sens spirituel. Lib. de la nouv. Jérus. St Amat., 1855-1859 TORREY, (CUTLER) Ch., The Jewish Foundation of Islam. New York, KTAV, 1967.
  1. TABARI, Ali, The Book of Religion and Empire. Londen, Longmans, 1922.
  2. TABARI, Al, BEN GABIR, Moh., The History of Al-Tabari. 9. The last years of the Prophet. New York, St. Univ. New York Pr. 1990.
  1. THEOPHANES, Chronographia. Ed. C. DE BOOR, Leipzig, Teubner, 1969.
  2. THUYEN, J.D., Bibel und Koran. Eine Synopse gemeinsamer Ueberlieferungen. Keulen, B”hlau, 1989.
  3. TINDALL, G.T., BARROW, D.L. & MARTIN, J.B., Disorders of the Pituitary. St Louis (Ill.), Mosby, 1986.
  4. UNDEUTSCH, U., Courtroom evaluation of eyewitness testimony, in: International Review of Applied Psychology, 33/1 (1984), p. 52-66.
  1. URRY, R.L., Stress and infertility, in: Male Infertility. Ed. A. COCKET & R.L. URRY New York, Green, 1977, p. 145 ss.
  1. VAN ACKER, G., De religieuze sekten. Religie, waanzin of bedrog. Kapellen, Pelckmans, 1986.
  2. VEKEMAN, H.W.J., Het Vizioenboek van Hadewijch. Brugge, 1980.
  3. VERMEULEN, U., Als in een spiegel. Over Rushdies Duivelsverzen in: Dietse Warande en Belfort, 136/3 (1991),p. 322-335.
  1. Vie (La) du prophète Mahomet. Parijs, Pr. Univ. Fr., 1983.
  2. VOLTAIRE, Fanatisme ou Mahomet le Prophète, Parijs, Dalibon, 1825.
  3. WATT, W.M., Mahomet … la Mecque. Parijs, Payot, 1958.
  4. WATT, W.M., Muhammad at Medina. Oxford, Clarendon, 1956.
  5. WATT, W.M. & WELCH, A.T., Der Islam, I, Mohammed und die Fröhzeit. Berlijn, Kohlhammer, 1980.
  6. WEIL, G.,Mohammed der Prophet, sein Leben und seine Lehre. 1843.
  7. WEITBRECHT, H.J., Beiträge zur Religionspsycho pathologie. Insbesondere zur Psychopathologie der Bekehrung. Heidelberg, Scherer, 1948.
  1. WESSELS, A., A Modern Arabic Biography of Mohammed. A Critical Study of Muhammad Hysayn Haykal’s `Hayat Muhammad’. Leiden, Brill, 1972.
  1. WISMER, D., The Islamic Jesus. New York, Garland, 1977.
  2. Women in the Moslim World. Ed. L. BECK & N. KEDDIE, Cambridge (Mass.), Harvard U.P., 1978.
  3. YAGHMAI, F., Clinical pathological correlation of pituitary adenomas, in: The Pituitary. Ed. M.B. ALLEN & V.R. MAHESH, New York, Acad. Pr., 1977, p. 372-386.
  1. YOUSSEF, N.H., The Status and Fertility Patterns of Moslim Women, in:Women in the Moslim World,
  2. 69 – 99.
  3. ZIKRIA, N.A.MASSIGNON, L. & BERGER-YACHON, M. et al.,Les principes de l’Islam et la démocratie. Parijs, Nouv. Edit., 1958.
  1. ZWEMER, S.M., The Law of Apostasy in Islam. Londen, Marshall, 1916.

 

 

Begin Index.                   Dinya  32

Aaron  63                       Dirham  33

Abbas  33, 53, 84               Djahannam  16, 47, 56

Abdallah  22, 30                Djihad  87, 98, 103, 105

Abdallah ben Selam  66          Djinn  16, 19, 50

Abdallah ben Ubayy  36, 91      Djizya  86

Abdallah ibn Umar  51           Djudham  95

Abessinië 59, 60, 93           Doopsel in de Jordaan  48

Ablutie  57                     Droit de cuissage  45

Abraham  29, 30, 54, 61,        Dzimmis  99

63, 68, 81                  Eden  26, 65

Adam  63                        Elia  61

Adenoom  74                     Engelen  26

Afgodsbeelden  95               Epilepsie  17, 53

Aisha  31, 35                   Epileptische crisis  18

Akaba  87, 93                   Essenen  20, 62

Alcohol  93                     Ethiopi‰  55

Alexander de Grote  69          Evangelie  29, 67

Ali  33, 37, 39                 Evangelie van Marcus  17

Allah  24, 29, 58               Ezechiël  51

Amin  29                        Fabulatie  53

Amina  23                       Fadak  34

Ansar  84                       Farao  63

Antichrist  56                  Farizeeën  55

Apallisch syndroom  54          Fatima  30, 33, 34, 35

Apocalyps  51, 57, 66, 98,      Gaarde  64

101                         Gabriël  19, 29, 48, 51,

Apoplexie  72                       55, 59, 61, 81, 88

Arianisme  27                   Geloof  50

Aristoteles  57                 Getuigen van Jehovah  101

Asma  40, 96                    Godsdienstvrijheid  103,

Asr  67                             104

Aws  84                         Gracht  89, 94

Badr  85, 87, 93                Habeiba  32, 94

Bahira  26                      Hadith  13

Bakr  31, 34, 55, 61, 92        Hadj  80

Barira  36                      Hafsa  31, 32, 35, 38, 39

Bedoeïenen  86, 87, 93          Hagar  81

Bilal  55                       Haggada  69

Bishr  22                       Halima  22, 23

Buik  25                        Hallucinatie  48, 51, 55

Bukhari  12                     Hallucinose  51, 55

Buraq  61                       Hamna  39

Byzantijnen  90                 Hamza  41

Carmel  38                      Hanif  68

Christendom  82, 104            Harem  39

Christenen  29, 96, 99          Hasan  34

Christus  49                    Hashim  23, 93

Chronographie  53               Hassan  36

Co‹tus interruptus  34          Hawazin  92

Contra-Reformatie  44           Heilige Geest  69

Cyanose  17                     Hel  19, 50, 63

Dementie  33                    Helpers  84

Democratie  103                 Hemel  19, 62

 

Henoch  20, 62, 98              Kruistochten  104

Heraclius  90                   Kulthum  30, 34

Hidjab  38                      Kng  9

Hidjra  60                      Kuraysh  59, 87

Hind bint Utba  41              Kurayza  32, 94, 96

Hira  98                        Laatste oordeel  19, 101

Hira,  46                       Lahab  30, 50, 93

Hoornenman  69                  Lat  59

Hosam  34                       Maagdelijkheid  43

Howdah  36                      Madjnun  19

Hudaybiya  90, 94               Maimoena  33

Huichelaars  36                 Malik  63

Huid  75                        Manaf  30

Hunain  92                      Manat  59

Hypofyse  77                    Maria  63

Hysterie  53                    Mariya  30, 33, 35, 38, 39

Hysteroepilepsie  53            Marwa  81

Ibrahim  30                     Medina  34, 60, 93

Idris  63                       Mekka  29, 85, 89

Imprinting  23                  Mensenzoon  20, 48

Imran  63                       Messias  85, 101

Islam  7                        Mi`radj  62

Ismaël  62, 81                  Midrash  69

Isra  61                        Mohammed  13, 16, 34

Ixo‹d  54                       Moharram  85

Izar  42, 53                    Monothe‹sme  9, 19, 93, 105

Jacob  62, 63                   Mormon  53

Jahweh  58                      Moslims  68

Jaspers  21, 62                 Mozes  9, 24, 42, 49, 54,

Jeruzalem  61, 93                   56, 61, 64, 68, 85, 101

Jezus  9, 19, 24, 43, 60,       Muhadjirun  84, 85

61, 62, 63, 68, 82, 97      Mujahidin  98

Joden  84, 86, 87, 90, 96,      Mukawkis  33, 90

99, 104                     Munafiqun  36

Johannes  63                    Mustaliq, nog een

Joshua  9                           krijgsgevangene  32

Jozef  63                       Muta  90

Juwairiya  32                   Muttalib  23

Ka`b  96                        Myokard-dilatatie  54

Ka`ba  29, 53, 81               Mythologie  13

Kahin  19                       Nadir  88, 94

Kainuka  93                     Nakhla  86, 93

Kasim Amin  38                  Nastur  26

Khadidja  23, 31, 35, 36,       Negus  90

41, 49, 82, 93              Nestorius  27

Khaibar  34, 88, 90, 94         Neurasthenie  53

Khandak  89                     Numan ibn al-Jaun  40

Khazradj  84                    Ontucht  42

Khomeini  103                   Oordeel  80

Khums  88                       Openbaring  51

Kibla  85, 87                   Overspel  42

Kindah  40                      Paranoia  17, 50, 53, 54

Kirat  67                       paranoïde  69

Koran  7, 56, 57, 80, 98        Pentateuch  66

 

Perzische koning  90            Thabor  48, 61, 62, 98

Plato  57                       Theophanes  53, 96

Polygamie  19                   Thora  9, 42, 49, 80, 85,

polytheïsme  56                     106

Prosternatie  7                 Thrombo-flebitis  17

Pseudo-Callisthenes  69         Thuweiba  22

Psychopathologie  16, 53        Tijdrekening  60

Purificatie  26                 Tumor  77

Qasim  30                       Uhud  88, 94

Quth  103                       Umar  31, 38, 40, 92, 96

Radjab  86, 93                  Umma  42, 81, 99

Rafi  96                        Ummi  16

Raihana  32                     Usair  96

Raka`  7                        Usama  36, 94

Ramadan  40, 80                 Usman  30

Rechten van vrouwen  41         Uzza  59

Regels  93                      Vaderimago  24, 29

Richting Mekka  87              Varkensvlees  93

Ruqaija  30, 33                 Verlichting  10, 104, 108

Sa`d  51                        Voltaire  16

Safa  81                        Vrouw  35, 41

Safian  96                      Wadi ‘l-Kura  34

Safiya  32                      Waraka  49

Safwan  36                      Was Mohammed  16

Sahir  19                       Woningen  15

Salama  32, 35, 37, 39          Yathrib  34, 60, 84, 93

Salat  7, 80, 95                Zacharia  63

Salman  89                      Zaid  32, 33, 36, 64, 82

Satan  48, 59, 60, 80           Zaid ibn Thabit  12

Sauda  31                       Zainab  30, 32, 34, 36, 38,

Schatplicht  44                     40, 69

Schuim  17                      Zakat  80, 95

Sekten  10, 11, 103             Zamzam  29, 81

Shari`a  42, 80, 105            Zunnar  99

Simeon  26                      Zwarte steen  29, 81

Sira  12

Sluier  43

Smith  20, 53

Sociëteit van Jezus  44

Steniging  66

Sufyan  87, 90, 92

Suhuf  12

Sura  16, 56, 57

Swedenborg  20

Syrie  26, 88, 94

Ta’if  60, 90, 92, 93

Ta’lif al kulub  92

Tabuk  92

Tahannuth  29

Talib  23, 26, 60, 93

Talio  91

Tamin  95

Tasnim  65

Tekstkritiek  15

 

Bron:
Komt van: http://users.skynet.be/sky50779/home.htm
Kies uit literatuurlijst: een andere Mohammed
Auteur: Dr. Herman Somers
herman.somers@skynet.be

Geplaatst door:
E.J. Bron
(www.ejbron.wordpress.com)

h/t D.G.M. Holland

Over E.J. Bron

www.ejbron.wordpress.com
Dit bericht werd geplaatst in Mohammed. Bookmark de permalink .

31 reacties op LONG READ!: Een andere Mohammed

  1. koddebeier zegt:

    ?????????

    Like

    • Golden Girl zegt:

      koddebeier, en gelijk heeft u, ik ben beetje melig sorry mensen

      Like

    • D.G.M.Holland zegt:

      Het was wel veel pittige leesstof, maar hiermee hebt U ontzettend goed onderbouwde argumenten tegen mensen, die de Islam goedpraten…
      Daarom hoop ik, dat Moslims dit ook eens lezen en zelf gaan inzien, hoe psychisch gestoord hun “grote voorbeeld” was.

      Like

      • koddebeier zegt:

        IJdele hoop dat de moslim dit leest, vele kunnen niet eens lezen en het is geschreven door een ongelovige !
        Maar verder een goed stuk.

        Like

  2. Thom zegt:

    Ik kan het niet opbrengen om bovenstaand stuk te lezen om de volgende reden. Religie bestaat alleen omdat mensen bang zijn dat met de dood het erop zit voor hun. Dan zou dat betekenen, dat ze kunnen denken dat ze voor niks geleefd hebben. Dat kunnen ze niet accepteren en daarom is er een leven na de dood ontworpen. Ze denken dat ze in de hemel verder leven of op aarde opnieuw geboren worden.
    Religie is een politieke beweging. Deze beweging schrijft regels uit teneinde de door hun ontworpen hemel na de dood te kunnen betreden.
    Dat is het in feite alles waar het om draait bij jodendom, christendom en islam. Het christendom is een religie met een zekere vorm van sociale omgang met elke medemens. De islam kent deze sociale benadering alleen voor geloofsgenoten en is extreem vijandig tegenover andere geloven. Als je dat weet, dus als je in de gaten houdt dat je met onberekenbare individuen te maken hebt die je met liefde naar de andere wereld helpen, als ze denken dat ze daardoor zelf in de hemel komen is voldoende om te weten dat je beter niks met de islam en wat erbij hoort te maken kunt hebben. Islam is prima, maar niet hier en nooit hier, bijvoorbeeld op de maan, dichterbij zeker niet.

    Geliked door 1 persoon

    • louis-portugal zegt:

      Wel mee eens Thom.
      Overigens heeft die mo veel overgenomen uit het oude testament.
      Tevens heb ik wel eens ergens gelezen dat zijn mederovers een groot gedeelte van de buit mochten houden.
      Het lijkt mij een soort neandertaler met epilkepsie die vooral van moorden hield.

      Like

      • D.G.M.Holland zegt:

        Er is heel veel bekend over de krijgstochten, waarbij Mohammeds helpers 10% van de buit (Kuhms) zelf mochten houden.
        Moslims vertellen wel, dat hun profeet alleen vocht uit zelfverdediging van zijn stam, maar hij heeft talloze rooftochten ondernomen.
        Dit staat vermeld in de overleveringen (ahadeeth) van o.a. Sahih Muslim en Bukhari.
        Islamgeleerden erkennen die als betrouwbaar en zelfs de sharia wetgeving heeft als basis de Koran en de ahadeeth.

        Helaas is dit weer erg veel leesvoer, maar alles is vertaald in het Nederlands.
        Misschien weet Dhr.Bron een betere oplossing om het ergens op deze site te plaatsen.

        Like

  3. boorzalf zegt:

    Allemachtig, dagboek van de herdershond is er niks bij.

    Like

  4. Jean zegt:

    Laten wij er een negende hoofdstuk aan toevoegen; islam wordt definitief uitgeroeid.
    In dat hoofdstuk ben ik enorm geïnteresseerd.

    Geliked door 1 persoon

  5. Driek zegt:

    MERKEL ONTVANGT EREDOCTORAAT IN BRUSSEL

    BRUSSEL – De Duitse bondskanselier Angela Merkel heeft donderdag in Brussel, in toga, een eredoctoraat ontvangen van de Universiteit Gent en KU Leuven. Ze krijgt het eredoctoraat vanwege „haar diplomatieke en politieke inspanningen om de politieke sterkte van Europa uit te bouwen, en de waarden te verdedigen die ons continent toelaten om in verscheidenheid toch eenheid te vinden.”

    De academische plechtigheid werd bijgewoond door de Belgische premier Charles Michel en de Vlaamse minister-president Geert Bourgeois. Het is voor het eerst dat de twee grootste universiteiten van Vlaanderen samen een eredoctoraat toekennen, maar dat is niet tot genoegen van iedereen. Rechtse actievoerders stonden buiten met spandoeken met ’Merkel niet welkom’.
    In hun lofrede noemden rectoren Anne De Paepe (Gent) en Rik Torfs (Leuven) dr. Merkel „een rolmodel” vanwege haar aanpak van de vluchtelingencrisis en de woorden ’wir schaffen das’ in dat verband. Daarmee plaatst ze zich volgens hen mogelijk in het rijtje van historische figuren als Luther King, Gandhi en Mandela.

    In haar dankspeech noemde Merkel het eredoctoraat „een bijzondere geste, die gezien onze geschiedenis niet vanzelfsprekend is. We weten allen wat Duitsland de Belgische bevolking ooit heeft aangedaan”, zei ze. Ook richtte ze zich in een vurige oproep tot de studenten in de zaal hun verantwoordelijkheid te nemen om Europa verder uit te bouwen. „Onverschilligheid kan Europa zich niet veroorloven.”

    Like

    • Thom zegt:

      Als Merkel in gezelschap is van Maarten Luther King en Mahatma Gandhi is ze inderdaad in zeer goed gezelschap. We weten tenslotte hoe het voor die twee afgelopen is.

      Like

  6. A.J. de Koning zegt:

    Knap om zo’n verhaal op de site te krijgen maar WAT is de zin hiervan want ik beken eerlijk dat ik het echt niet heb gelezen en dat ook niet van plan ben. Zonde van de tijd. Ik heb mijn denkbeelden zoals dat ik de islam verafschuw en van moslims niets moet hebben en de inhoud van dat stuk, misschien wel in dezelfde trant trouwens, verandert niets aan mijn opvattingen en misschien is het zo ook niet bedoeld.

    Like

  7. scheermes zegt:

    mohammed was HEEL goed bekend met het geloof van de joden, en van de chrIstenen !!Aangezien mohammed vele gesprekken gevoerd heeft ,met de joden en de christenen ,en OVERTUIGD was dat er maar 1god was is hij derhalve blijven hangen in het OUDE TESTAMENT! !DOOD EN VERDERF!!Mohammed heeft hier uit beide,(wat hem goed toe leek van het oude en nieuwe testament),samengevoegd , en VAN daarUIT is de koran ontstaan !!de woorden die in overeenstemming zijn met het woord van GOD,spreken de mensen uiteraard aan!! Aangezien een citaat uit het WOORD van GOD, dat je eerst in jou eigen huis orde op zaken moet stellen ( zie bij deze citaten in het oude tsetament ),zijn de moslims die hier geboren zijn EERST naar het midden oosten vertrokken!! OM daar alles te slaan met de scherpte des ZWAARDS!! Aangezien deze moslims ALLEMAAL KINDEREN ZIJN VAN HAGAR kun je OVERDUIDELIJK ZIEN in gen ,hds 16 vers 10 tot en met dertien ZIEN wat er NU GAANDE is in de HELE WERELD!! De GOD VAN ISRAEL is ABSOLUUT niet dezelfde, als van de moslims ,die allah dienen !!HEILIGE VADER dit nu is het EEUWIGELEVEN dat zij U KENNEN de ENIGE WAARACHTIGE GOD, is de GOD van ISRAEL!! Dit kunt u zelf lezen in het HOGEPRIESTERLIJKE GEBED!!johannes hoofdstuk 17 VERS 3!! Gezien de WERKEN van AL deze moslims en de HELE LINKSE KERK is OVERDUIDELIJK dat AL deze mensen de duivel tot vader hebben!!de GOD van ISRAEL >>IS DE ENIGE WAARACHTIGE GOD!!

    Like

    • scheermes zegt:

      aangezien GOD (JHWH ) volgens mohammed ,geen zoon heeft, heeft hij GOD tot een leugenaar gemaakt !! in de brieven van johannes hfdst 1 vers 9 tot en met 12 kun je dit duidelijk vinden!!in mattheus hdfst 3 vers 16 tm 17toen JEZUS uit het water op steeg daalde de HEILIGE GEEST;in de gedaante van een duif op JEZUS neer!!En een stem uit de hemel zeide!!DEZE is MIJN GELIEFDE ZOON ,in wie ik MIJN welbehagen heb!! In handelingen hfdst 2 : Staat de uitstorting van de HEILIGE GEEST !!De vergelijking tussen mohammed; en moses en JEZUS is DAG enNACHT !!mohammed heeft de duivel tot vader ,aangezien hij het woord van GOD VERDRAAID heeft precies zoals de duivel het ook altijd Gedaan heeft vanaf het begin!! hij heeft uit het woord van JHWH die woorden gebruikt om ZIJN DOEL te bereiken!! DE ZOON heeft mij niet verlost !!de ALMACHTIGE GOD (JHWH)heeft mij verlost in zijn ZOON!! mohammed is overduidelijk de antichrist!! En alle koranlezers!! ; EN de linkse kerk!! En deze moslims (islam) trekken MOORDEND rond , allemaal uit de bek van de draak gespuwd !! Aankomend in ROME !! De paus kuste de voeten van de moslimvluchtelingen ; En FLIKT hij europa weer hetzelfde ,door DOOD en verderf te zaaien in de EU!! (zie 1940en1945 ) Zoals hij hitler zijn zegen gaf ,en nu merkel (MERKTEKEN) en de E.U ,denken deze duivels dat zij nu een vrijbrief hebben ,,daar de paus zijn goedkeuring erovergeeft!! Rechts is geestelijk gezien LICHT !! en links is TOTALE DUISTERNIS!! LINKS IS.;DOODZIEK!! I .S!!

      Like

      • D.G.M.Holland zegt:

        In de bijbel (Nieuw Testament) staat, dat er na Jezus alleen maar valse profeten zullen komen. Je kunt ze herkennen aan hun daden…Aan de vruchten herkent men de boom..

        De vruchten aan de WERELDWIJDE Islam-boom:

        AQAP Al-Qaida (Arabisch Schiereiland) Saoedische en Jemenitische strijders plegen overal aanslagen, vliegtuigkapingen en terreur.

        ISIS/IS Islamitische Staat in Irak en Syrië en komt voort uit Al-Qaida met als doel een groot Islamitische staat te vestigen van waaruit Jihad verder wordt gestreden.

        Taliban Afghanistan heeft veel aanhang en terroriseert tegenstanders op grove wijze door o.a. moordpartijen met als doel een islamitische staat te stichten

        TPP Tehrik-i-Taliban Pakistan aanslagen op de NAVO- en ISAF-troepen in Afghanistan en op het Pakistaanse leger met als doel het islamitisch recht overal in Pakistan in te voeren en de “heilige oorlog” (Jihad) wereldwijd te ontkenen

        Al-Shabaab Mogadishu is Somalische groepering, die ook de Jihad voert.

        Boko Haram Islamitische terreurgroep pleegde o.a. gruweldaden en ontvoeringen van jonge niet-islamitische schoolmeisjes.

        Bangsamoro Islamitische Bevrijdingsbeweging (BIFF) vecht in het zuiden van de Filipijnen voor een onafhankelijke islamitische staat. (met o.a. Abu Sayyaf en gevolg.

        Hoe kan men nog blijven geloven in een God, die de geboorte van een haat- en verderf verspreidende Mohammed heeft toegestaan ?
        De huidige paus zou uit onnozelheid ook nog Mohammed’s voeten kussen.

        Like

  8. Leo zegt:

    Sja, wat zule we dris van zeggen……..

    eh,……. wij kopen niet aan de deur, en bekeerd zijn we al………..

    Geliked door 1 persoon

  9. D.G.M.Holland zegt:

    Als psycholoog beschrijft Dr. Herman Somers goed onderbouwd en heel vakkundig, dat Mohammed leed aan het syndroom van een symptomatische paranoïde geestesziekte (zie 295) met dien verstande dat die symptomatiek veroorzaakt wordt door een eosinofiele of/en basofiele tumor van de hypofyse, (zie 296) die op zijn beurt oorzaak is van een hormonale onbalans: dit wil zeggen, een overmaat van groei en storing van het seksueel hormoon.

    Moslims moeten volgens de leer van hun geloof streven om te leven naar het voorbeeld van hun psychisch gestoorde profeet. Misschien gaan ze -door dit boek te lezen- inzien, dat iemand als Mohammed met pedofiele aanleg g e e n door God gezonden profeet is.
    Ondanks dat Mohammed sex had met zoveel vrouwen, kreeg hij slechts e e n zoon, Al-Qasim, die hem had kunnen opvolgen, maar Allah vond het blijkbaar beter, dat er geen opvolger kwam. De baby stierf, toen die twee jaar oud was en er kwamen geen zoons meer…
    Daardoor ontstond er later grote onenigheid tussen Moslims over de opvolging en die felle strijd heerst nog steeds. Is dit de schuld van Allah,
    of…. bewijst dit ook, dat Mohammed geen door God gezonden profeet kan zijn ?
    Moslims, ga nadenken…Met het verdedigen van Mohammed’s bij elkaar gefantaseerde Islam zijn jullie mede-verantwoordelijk voor alle ellende die in naam van dit geloof wordt veroorzaakt.

    Voor Ieder die dit boek goed leest, laat het ook anderen lezen….
    Mag een door een psychopaat bedacht geloof vallen onder vrijheid van Godsdienst ?
    Heeft de Islam wereldwijd al niet genoeg dood, armoede en oorlog gebracht ???

    Like

  10. Theresa Geissler zegt:

    Enkele flarden gelezen, maar het is me niet echt duidelijk, wat voor ànders er is aan deze kijk op Mohammed.
    Voor mij blijft hij aan alle kanten, wat hij was/is: Een Húfter!

    Geliked door 1 persoon

  11. Tistochwat zegt:

    Hm, ik vind het nogal wat om Jezus op hetzelfde zieke niveau te plaatsen als die gekke Mohammed.

    Like

    • Petra DeBoer zegt:

      @tistochwat, ben het met u eens en verder is de God van de christenen en de gelovige Joden (er zijn ook ongelovige Joden) niet dezelfde als de Allah van de moslims.

      Like

  12. Driek zegt:

    Ik vind het een zeer interessant artikel van Dr. Herman H. Somers, echter het is mij teveel van het goede, ik ben er mee gestopt, morgen ga ik misschien weer verder met lezen.

    Like

  13. Pietersen zegt:

    Van de flarden die ik gelezen heb kom ik tot de conclusie dat Mohammed een fysiek zeer on-appetijtelijk en fysiek afstotend lichaam kreeg zo rond zijn veertigste.
    Dat was ook de periode dat hij psychotische waanvoorstellingen kreeg en voor zichzelf begon als profeet van Allah.
    Onwaarschijnlijk dat vrouwen hem toen fysiek aantrekkelijk hebben gevonden, zo vies en misvormd ging hij er uit zien. Zo stonk en zweette hij bijv. als een beer in winterslaap en had hij een buitengewoon disproportioneel lichaam. Bijna dat van een ernstig misvormde. Aisha getuigde dat hij van 3 dingen hield : Noiken, reukwaters en vreten. Zij gaat verder : Van de eerste twee was er altijd in overvloed, maar van het laatste niet.
    Dat zegt wel wat over de man’s vraatzucht…

    Verkrachting was zijn ding en dat zal wel de reden zijn geweest dat hij zoveel vrouwen heeft gehad, die ook als slavin zijn bezit waren en hij dus dwang kon opleggen.

    Heel interessant artikel dat toch wel het verband legt met een mogelijke geestesziekte en lichamelijke abnormaliteit.

    Maar ja, alle moslims geloven nog steeds het sprookje dat Mohammed perfect was en zijn leven dient te worden gecopieerd.
    Hahaha.

    Like

  14. Erik zegt:

    Zo eindelijk eens de diepte in over Mohamed, ben nu bij hoofdstuk 6. Erg interessant en zeker het lezen waard.
    Dank EJ Bron voor het toekomen van deze uitstekende verdieping ener zeer ziekelijk persoon.
    Morgen weer verder lezen.

    Like

  15. Frans Caleeuw zegt:

    Van de zogenaamde profeet-krijger-emir Mohammed en van de even mythische Rashidun of rechtgeleide kaliefen (Aboe Bakr, Omar, Oethman en Ali), die uiteindelijk volgens de overleveringen over een Midden-Oostelijk superrijk heersten, zijn nooit munten, gebouwen of teksten (uit dit tijdsbestek) gevonden. Maar rond 850-870 weet men de exacte dag waarop Mohammed in Yathrib (Medina) overleed namelijk 08.06.632. Dat is gemiddeld 230 jaar na de dood van Mohammed. Naarmate de tijdsafstand groter wordt tussen het teboekstellen en de al dan niet vermeende gebeurtenis des te ‘precieser en gedetailleerd’ worden de overleveringen. Dit laatste is een algemeen historisch verschijnsel. Alles wijst erop dat men hier te doen heeft met mythiek in verband met een in het verleden bezongen kundige maar analfabete krijgsheer uit het verre Arabië, waarrond een politieke religie op een later tijdstip is geweven en die pas tussen 950 – 1050 haar huidige intolerante vorm begint te vertonen.
    De heer Somers beschrijft een mythische figuur zoals men die uit de apocriefe geschriften valt op te maken.

    Like

Plaats een reactie