LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 4)

Screenshot_16

Lees hier deel 1 t/m 3 van “Vrucht van de boom”

De verovering van Alexandrië in 641

Kalief Omar beval Amr door te gaan naar de havenstad Alexandrië, door de moslims Iskandariya genoemd, en die te veroveren.

Toen de moslims in maart 641 voor Alexandrië verschenen, was de stad zwaar versterkt. De Byzantijnse strijdkracht binnen de stad was 50.000 man sterk, terwijl de sterkte van de islamitische invasiemacht meer dan 100.000 man bedroeg. Er was ook geen gebrek aan voorraden in de stad. De stad had directe toegang tot de zee en via de zee kwam er hulp vanuit Constantinopel, zowel aan mensen als aan materiaal. Maar ondanks de sterke vestingwerken en de bekwame verdediging van Alexandrië pochte Amr dat de moslims met behulp van list en bedrog in staat zouden zijn om de stad te veroveren en de moslims besloten de stad te belegeren. 

De Byzantijnse verdedigers hadden op de muren van de stad katapulten opgesteld en bombardeerden de moslims met keien die verpakt waren in brandend stro en nafta, dat ook wel Grieks vuur werd genoemd. Heraclius, de Byzantijnse keizer, maakte ondertussen in Constantinopel versterking gereed. Hij was van plan om persoonlijk aan het hoofd van deze versterkingen naar Alexandrië te varen. Maar voordat hij dat kon doen, stierf hij. De versterkingen raakten in Constantinopel verspreid en er kwam geen significante hulp naar Alexandrië.

Toen het beleg al zes maanden duurde, werd Omar in Medina ongeduldig. In een brief aan Amr gaf de Kalief uiting aan zijn bezorgdheid over de vertraging bij van de verovering van Egypte. Amr bin Al-Aas verzamelde zijn mannen en las ze de brief van Omar voor om de moslims te inspireren. Er werd besloten dat na de daaropvolgende vrijdaggebeden een aanval zou worden uitgevoerd. De volgende vrijdag na het middaggebed vielen de moslims aan. Veel moslims sneuvelde echter en ze verloren de strijd en verplaatsen hun kamp terug naar Al Fustat. De Byzantijnse verdediging had de islamitische aanval overtuigend afgeslagen.

Verraad

Toen alles verloren leek, stelde Abu, een visser en een recente Koptische bekeerling tot de islam, Amr voor dat hij en zijn metgezellen in de vroege ochtend met hun vissersboten de haven in zouden varen. De vissers brachten elke ochtend op die manier hun vangst naar Alexandrië. Na de landing daar, stelde Abu voor, zouden ze naar een van de poorten gaan, de nietsvermoedende bewakers in de schemering overweldigen en de poort openen. Op een signaal van Abu kon het islamitische leger dan de stad in komen. De volgende dag, voordat de zon opkwam, werd de stad door de moslims stormenderhand genomen. Meer dan 20.000 Byzantijnse soldaten werden gedood en nog meer werden er gevangen genomen. De rest van het Byzantijnse leger vluchtte naar Constantinopel met schepen die in de haven voor anker lagen. Sommige rijke handelaren waren ook gevlucht, maar veel van de bevolking bleef achter en de volgende drie dagen vond er een verschrikkelijk bloedbad in de stad plaats. De paleizen werden geplunderd, de vrouwen werden verkracht en in slavernij gebracht. De mooiste vrouwen kwamen in de harems van Amr en zijn commandanten terecht. Amr meldde zijn baas Omar: “We hebben Alexandrië veroverd. In deze stad zijn 4.000 paleizen, 400 plaatsen van vermaak en een ongekende rijkdom.”

De moslimsoldaten verzamelden de oorlogsbuit en verdeelden die onder elkaar. De moslims zijn er in geslaagd de glorie van het oude Egypte op brute wijze te vernietigen, zijn taal, cultuur en religie die tot dan toe ononderbroken hadden bestaan. Ze vernietigden het oude Egypte en vaagden er het christendom en de oude cultuur weg, zodat alleen de grote piramides en de sfinx als getuigen overbleven.

De vernietiging van de bibliotheek in Alexandrië

Er zijn verschillende meningen over de verwoesting van de oude bibliotheek van Alexandrië, maar recent onderzoek heeft geconcludeerd dat de Arabische generaal Amr deze wandaad in opdracht van Kalief Omar heeft gepleegd. Het verhaal gaat dat het hen zes maanden kostte om de boeken te verbranden in de verwarmingsinstallaties van de openbare baden van Alexandrië. Deze schandelijke daad werd door ongeletterde Arabieren gepleegd, want er kon geen ander boek bestaan dan de Koran! Dit was de rechtvaardiging voor de Arabieren voor het verbranden van alle bibliotheken. Ze deden dat niet alleen in Egypte, maar ook in Syrië (Damascus); in Perzië, waar ze Zoroastrische Koninklijke bibliotheek van Ctesiphon in brand staken; in Spanje en in India, waar ze de boeddhistische universiteit van Nalanda in brand staken. Het in brand steken van bibliotheken is een van de grote wandaden van de islam.

Aanval op de cultuur

Het eerste doel in 641 van de Arabische heersers was om maximaal gewin uit het rijke Egypte te halen. Johannes van Nikiou geeft in zijn kronieken aan dat Amr “de belastingen verhoogde tot 22 batr goud en dat al het volk zich verborg, als gevolg van de mate van verdrukking en het de middelen niet kon vinden om te betalen.” De Omayyaden Kalief Suliman ibn Abed Almalek verwoordde dit beleid in een brief aan zijn superieur als: “het melken van de kameel tot hij geen melk meer geeft, maar bloed”. Dit laatste geeft maar al te duidelijk aan dat het de moslims aan niks gelegen was dan alleen het vernietigen van culturen en het bemachtigen van buit.

Het beleid van de Arabische heersers veranderde geleidelijk van maximale financiële winst naar islamisering, hetzij door prikkels van lagere belastingen of door rechtstreeks geweld te plegen en dwang uit te oefenen. De aanval op de cultuur werd ingeleid met de vernietiging van de bibliotheek van Alexandrië en voortgezet door de Omayyaden, die stelden dat in het bestuur van Egypte de Arabische taal in de plaats moest komen van het Koptisch. Het duurde eeuwen voordat het Arabisch het Koptisch als spreektaal had vervangen en het Koptisch bleef als spreektaal tot in de 13e eeuw in gebruik. In tegenstelling tot de Perzische, Griekse en Romeinse heersers, die enkele van de oude Egyptische tempels hadden onderhouden en herbouwd, vernietigden en plunderden de islamitische heersers de Egyptische tempels en kerken. Sultan El Aziz probeerde in circa 1193 om in acht maanden de grote piramides van Gizeh te slopen. Uiteindelijk slaagde hij slechts erin om een deel van de bekleding van de grote piramide van Cheops te verwijderen; dat is de reden dat deze piramide alleen aan de top nog zijn gladde afdekking heeft.

De verovering van de Fayyum

Theodosius, de generaal die wist dat de Arabieren in aantocht waren, verplaatste zich van de ene plaats naar de andere om de vijand in de gaten te houden. De Ismaëlieten vielen aan, doodden de commandant, vermoordden al zijn soldaten en namen de stad in (Behnesa?) Wie hem naderde, werd afgeslacht; ze spaarden noch oude mensen, noch vrouwen, noch kinderen.

Na de vlucht van het Griekse (Byzantijnse) leger bij Nikiou

Toen kwamen de moslims bij Nikiou (aan de Nijl bij Damanhur). Er was geen enkele soldaat om hen te weerstaan. Ze namen de stad in en slachtten iedereen af die ze in de straten en in de kerken tegenkwamen mannen, vrouwen en kinderen; ze spaarden niemand. Daarna trokken ze naar andere plaatsen, plunderden en vermoordden alle inwoners die ze konden vinden.

In de stad Sa namen ze de nietsvermoedende Esqutatos van de stam van generaal Theodocius de generaal en zijn mannen gevangen, die zich in de wijngaarden hadden verborgen en doodden hen. Maar we willen verder niets meer vertellen, want het is onmogelijk om de verschrikkingen te beschrijven die de moslims bedreven toen ze het eiland Nikiou bezetten, op zondag de achttiende dag van de maand Guebot, in het vijftiende jaar van de maancyclus, en de vreselijke gebeurtenissen die plaatsvonden in Ceasarea in Palestina.

Amr onderdrukte Egypte. Hij droeg de inwoners op om de bewoners van de Pentapolis (Tripolitanië) te bevechten. Na de overwinning te hebben behaald, stond hij hen niet toe om er te blijven. Hij verzamelde een aanzienlijke buit uit dit land en een groot aantal gevangenen. Abulyanos (…). de gouverneur van de Pentapolis, trok met zijn troepen en de belangrijkste burgers van de provincie terug naar de stad Teycheira, die zwaar versterkt was, en verschanste zich daar. De moslims gingen terug naar hun land met hun buit en gevangenen. De patriarch Cyrus was diep bedroefd over de rampen in Egypte, omdat Amr, die van barbaarse afkomst was, geen medelijden had getoond met de Egyptenaren en zich niet had gehouden aan de overeenkomst die met hem was gesloten.

Amr’s positie werd van dag tot dag sterker. Hij hief belastingen die hij had ingesteld, maar kwam niet aan de eigendommen van de kerken, voorkwam dat ze werden geplunderd en beschermde ze gedurende de gehele duur van zijn regering. Hij had Alexandrië ingenomen en de gracht gedempt, waarbij hij het voorbeeld van Theodores de Kwaaddoener had gevolgd. Hij verhoogde de belastingen tot een hoogte van 22 batr goud, wat tot resultaat had dat de inwoners, die gebukt gingen onder de last en niet in staat om te betalen, zich verscholen.

Maar het is onmogelijk om de beroerde situatie te beschrijven waarin de inwoners van deze stad verkeerden. Ze kwamen op het punt om hun kinderen aan te bieden om de enorme sommen te betalen die ze elke maand moesten betalen, en vonden geen hulp omdat God hen in de steek had gelaten en de christenen in de handen van de heidenen had overgeleverd.  [Johannus van Nikiou (tussen 640 en 646)]. Toen Amr in opdracht van Kalief Omar in 643 Tripoli veroverde, nam hij alle vrouwen en kinderen, joods en christelijk, gevangen. (1)

Weerstand tegen de Arabische onderdrukking in Egypte 

De Arabische onderdrukking bracht de Kopten tot verschillende opstanden, maar deze konden de islamitische onderdrukking niet opheffen. De Kopten in de oostelijke Delta vochten in 725 tegen de Omayyaden. Rond 815 vond een grootschalige opstand tegen de Abbasiden plaats. El Maamoun, de Abbasiden Kalief, moest een groot leger met olifanten in de strijd brengen om de Koptische revolutie van 815 neer te slaan. Zelfs nog in 1176 kwamen de Kopten van de stad Koptos in opstand. Als gevolg van de opstanden en de repressie werden veel van de Kopten gedwongen tot de islam over te gaan om te ontsnappen aan de voortdurende onderdrukking, de vernederingen en de willekeurige zware belastingen. In Egypte waren in het midden van de 9e eeuw de meeste kloosters aan de grens van de woestijn verlaten. De Arabieren kwamen vooral op en rond de christelijke feestdagen vanuit Opper-Egypte om te roven en mensen in slavernij weg te voeren. Tijdens Pasen 866 plunderden Arabieren alle kloosters in Wadi Natrun, stalen alles wat los en vast was en namen pelgrims gevangen.

Patriarch Shenetouti I tekent op dat de moeilijkheden voor de kerken in Egypte niet ophielden. Vanuit Alexandrië werden op grote schaal strooptochten gehouden, waarbij steden in brand werden gestoken en de bevolking werd vermoord. “Ze waren enorme moordenaars en konden door niemand worden tegengehouden.”

Hoewel de vervolging van de Kopten door de Arabieren, Mamelukken en de Turken eerder regel dan uitzondering was, hadden de meeste van deze heersers de kennis van de Kopten nodig om het land te regeren en de belastingen te innen. Onder het bewind van de Fatimiden-dynastie nam El Hakem een aantal Kopten in dienst en in 1004 besloot hij om zijn Koptische werknemers ofwel te dwingen zich tot de islam te bekeren of hen te doden. Twee prominente Kopten, Fahed ibn Ibrahim en Yuhana ibn Nagah, waren onder de werknemers van El Hakem, die kozen voor de dood in plaats van zich te bekeren tot de islam.

In het volgende hoofdstuk zal het gaan over de pogingen van de verovering van Nubië, dat toch goed opgewassen was tegen de islamitische hordes.

Door:
“Henk der Niederländer”
(voor www.ejbron.wordpress.com)

Over E.J. Bron

www.ejbron.wordpress.com
Dit bericht werd geplaatst in "Religie van de vrede", Allah, Barbarisme, Egypte, Historie, Islam, Islamisering, islamitische ideologie, islamofascisme, Jihad, Midden-Oosten, Mohammed, Moslims. Bookmark de permalink .

Een reactie op LONGREAD: “Vrucht van de boom” (deel 4)

Plaats een reactie