De eerste Industriële Revolutie

(Door: “Kafir”)

Rond 1790 vond de Franse Revolutie plaats. Deze wordt vaak gebracht als een volksopstand. De waarheid is dat deze opstand geleid werd door de hogere burgerij. Dit waren o.a. rechters, artsen, leraren en rijke, internationale handelaars. Zij hadden echter niets te vertellen, want de maatschappij was feodaal georganiseerd. Bovenaan stond de koning en daaronder de adel. Zij hadden de macht in handen. Hoewel veel hogere burgers rijker waren dan de adel en vaak ook meer kennis bezaten, keek de adel neer op de hogere burgerij. En dat bleek tot in elk detail. Zo kon een edelman nonchalant een perzik schillen (!) en ondertussen een geamuseerde conversatie met een adellijke jongedame voeren. De hogere burgers konden dat niet, daarom hoorden ze er niet bij. Omdat er wel eens bedienden van de adel ontslagen werden en bij de hogere burgerij in dienst gingen, wisten de hogere burgers wel zo ongeveer hoe het er bij de adel aan toe ging. Dus wisten ze ook van de perziken. Dus gingen ze aan het oefenen, jarenlang, tot ook zij dat konden. Ze hoopten daardoor geaccepteerd te worden door de adel.

Helaas gingen er ook wel eens bedienden van de hogere burgerij bij de adel in dienst, dus de edelen hadden een redelijk goed beeld van waar de hogere burgers mee bezig waren, dus… wisten ze van de perziken. De hogere burgerij kon dat nu ook! Dus verzonnen de edelen iets nieuws: een romantisch terug naar de natuur en terug naar de eenvoud. De adel ging zijn perziken vanaf dat moment eenvoudig verslinden zonder enige poespas. Het sap liep langs hun kin. Dat was het helemaal en de burgers met hun ouderwetse gefrunnik mochten (alweer) niet meedoen. Zoals ze nooit mee mochten doen, want dat was de enige bedoeling van de adel. Als een burger te opdringerig werd, liet de edelman zijn lakei de burger een pak slaag geven. Dan kende hij zijn plaats weer.

Toen de Franse hogere burgerij het helemaal zat was om niet mee te mogen doen en om niets te vertellen te hebben, organiseerden ze een opstand. Het volk mocht de kastanjes uit het vuur halen en zich kapot laten schieten, zoals bij elke oorlog. Maar dankzij allerlei goede raad en leiding van de hogere burgerij, wonnen de opstandelingen. Dit betekende het einde van het feodale regime. Niet alleen de adel werd onder de guillotine gelegd, maar ook de hoge kerkelijke leiders. Tot dan toe was er in Europa een theocratie: het christendom was staatsgodsdienst. Feitelijk was god de baas en in zijn naam de paus en de bisschoppen. Dat kreeg een flinke knauw in de Franse Revolutie, want veel bisschoppen en abten werden eveneens onthoofd. De theocratie was voorbij. Je mocht nog wel geloven, maar achter de voordeur. In Frankrijk noemen ze dat de “laïcité”: een strikte scheiding tussen kerk en staat.

En hoe liep het af met het volk? Nou, het verging het niet beter dan daarvoor. En het zou gauw nog slechter gaan. Want in Engeland was wat eerder de Industriële Revolutie van start gegaan. De stoommachine was uitgevonden en veel handenarbeid werd nu gemechaniseerd en daarmee veel goedkoper. Massaproductie leidde tot enorme omzetten en enorme winsten. Aanvankelijk ging het voornamelijk om de textielindustrie. Toen die industriële revolutie wat later op het vasteland van Europa aankwam, waren het de hogere burgers die het geld en de kennis hadden om daarmee aan de haal te gaan. Zij stichtten fabrieken (met stoommachines), waarvan zij directeur werden en het volk ging in die fabrieken als arbeiders werken. Op het platteland heerste enorme armoede, dus het volk stroomde massaal naar de steden om in de fabrieken te werken. Vanwege deze grote toevloed aan arbeiders konden de directeuren hen lage lonen betalen: er waren genoeg anderen.

De directeuren werden zeer rijk en steeds egoïstischer. Zij begonnen de arbeiders als slaven uit te buiten. 10 tot 16 uur werken per dag, 6 dagen in de week, waren normaal. Op veiligheid werd geen acht geslagen: het leven van een arbeider telde nauwelijks. Kinderarbeid werd normaal. Het volk had op het platteland in gemeenschappen geleefd met sterke onderlinge verbanden van familie, vrienden en buren. Niet dat ik denk dat wij ons daarin prettig zouden voelen, maar het hield de mensen toen in leven. Toen het naar de steden trok om in de fabrieken te werken, raakte het ontworteld. De dwingende verbanden van familie, vrienden en buren waren weg. Steeds meer arbeiders leden aan eenzaamheid en armoede. Dat “bestreden” ze door aan de drank te gaan. Vaak deden de fabrieksdirecteuren “humaan”. Ze bouwden huisjes en winkels op hun fabrieksterreinen zodat de arbeiders de huisjes van de directeur konden huren en in zijn winkels boodschappen konden doen. Zodoende konden zij hun loon weer in de huizen en winkels van de directeur uitgeven, zodat de directeur zijn geld terug kreeg. En een kroeg natuurlijk. Vader had zich kapot gewerkt en nadat hij loon kreeg, was hij in de kroeg gedoken en soms verzoop hij daar al zijn geld. “Toe vadertje drink niet meer …”

De directeuren, die zich liberaal noemden omdat zij er tegen waren dat de staat beperkingen oplegde aan hun bedrijvigheid, hadden wel een verklaring voor dat alcoholisme. Zij geloofden dat wie rijk was, intelligent was en wie arm was, was dom. En er waren heel veel arme en dus domme mensen. De directeuren dachten dat intelligentie erfelijk was (en dus ook rijkdom en armoede). Zij bespraken in hun exclusieve clubs het idee om het arme volk te doden of te steriliseren. Anders zouden er steeds meer arme/domme mensen komen en zouden zij de rijke/intelligente mensen gaan overvleugelen. De armen waren volgens hen voornamelijk arm en ellendig, omdat ze dronken en slechte manieren hadden. De vrouwen van de rijken deden aan vrijwilligerswerk, waarbij ze de armen een bedeling gaven met als voorwaarden dat ze trouw naar de kerk gingen, zich niet hoereerden en niet dronken. Ze moesten ook netjes praten en zich netjes kleden. Het drinken werd dus als oorzaak van de ellende van de arbeiders-slaven gezien en niet als een gevolg. Hun armoede en ellende was hun eigen schuld.

In Nederland werd de moralistische betutteling wel erg op de spits gedreven. Mensen die werkeloos en dronken rondzwierven, werden opgepakt wegens openbare dronkenschap en landloperij en te werk gesteld in strafkampen in o.a. Drenthe. Dat zou goed voor ze zijn. Werken en regelmaat zou hun moraal verbeteren en intussen konden ze vrijwel gratis voor de staat kanalen graven etc. Het was een zeer streng regime. Nadat ze weer in vrijheid werden gesteld, vervielen de meesten weer in hun oude gedrag. De elite zag als oorzaak van die terugval dat de slechtheid en de domheid erfelijk waren en dus onuitroeibaar. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat er nog steeds geen huis, geen geld en geen werk was als ze weer vrij kwamen en er dus weinig keus was.

Veel vrouwen moesten ook slavenwerk doen van jongs af aan. Soms werden ze verliefd op een jongen en kregen ze een buitenechtelijk kind. Dan sloeg de val pas echt dicht. Ze werden in een klooster gestopt om daar slavenwerk te doen, in de wasserij bijvoorbeeld. Het kind werd ze afgenomen en soms vermoord, maar meestal verkocht aan adoptieouders. In Ierland was dat niet lang geleden nog steeds de gewoonte.

De christenen speelden in dit alles beslist geen glansrijke rol. Ze pruttelden wat tegen de directeuren over god en barmhartigheid, maar daar bleef het bij. Vincent van Gogh was, voordat hij ging schilderen, een tijd hulppredikant in de mijnen van Wallonië. Hij ging ook mee de mijn in en was op een dag getuige van een dodelijk ongeluk. Hij ging naar de directie en eiste betere veiligheidsmaatregelen. Hem werd duidelijk gemaakt dat het niet de bedoeling was dat hij mee de mijn inging. Het was de bedoeling dat hij de familie zou troosten met stichtelijke woorden en ze zo snel mogelijk weer aan het werk kreeg. Van Gogh werd ontslagen.

De directeuren lieten hun vrouwen liefdadigheidswerk doen en gaven wat geld aan de kerk voor nog wat meer liefdadigheid. Daarmee was hun geweten gesust. Intussen gingen zij door met “arbeiders” als slaven uit te buiten en niets te geven om mensenlevens. De kerken deden in feite gewoon mee. “Houd jij ze dom, dan houd ik ze arm”, zei de directeur tegen de pastoor. De pastoor wist alles van zijn “schapen” door de biecht. Hij wist precies wie er vreemd ging, wie er in verwachting was en wie er dronk.

Het wachten was op een echte volksopstand. Die brak uit in Rusland in 1905. Helaas ging het daarna alleen maar slechter met het Russische volk. In het Westen ging het echter langzaamaan beter. Omdat er steeds meer fabrieken kwamen, werd het voor de directeuren moeilijker om aan arbeiders te komen en moesten ze die wat meer betalen en wat betere arbeidsomstandigheden geven. Daar kwam de angst voor het internationale communisme bij; daardoor begonnen westerse directeuren hun arbeiders steeds meer vrijheid en geld te geven. Dit was rond 1970 op zijn hoogtepunt. Daarna werden door de toenemende automatisering veel arbeiders overbodig en hoefde de directeur ze niet meer zoveel te betalen. Toen het communisme rond 1990 werd verslagen, verdween ook de angst bij de werkgever dat de arbeiders zich bij het internationale communisme zouden aansluiten en de liberale samenlevingen onder de voet zouden lopen. Geld en vrijheden werden het volk stukje bij beetje weer afgepakt.

Het volk wordt nu weer richting slavernij gemanoeuvreerd en de maatschappij wordt langzamerhand weer feodaal. De zogenaamde elite praat weer serieus over overbodige mensen. Die “elite” denkt werkelijk dat zij god is. En een nieuwe staatsgodsdienst is er ook al. De eredienst van “moeder aarde”, die zo verdrietig is omdat al die veel te veel mensen haar plunderen en misbruiken. Daarom moet het volk vele offers brengen: niet meer met het vliegtuig en niet meer met de auto. Geen vlees meer eten en het huis niet meer verwarmen. En nog veel meer. Het spreekt vanzelf dat onze elite dat allemaal niet hoeft. Zij heeft niet alleen de plaats van de vroegere adel ingenomen, maar ook de plaats van de vroegere priesters.

Nu zouden we al bij “De vierde industriële revolutie” zijn. Mensen, kijk uit. Er zijn teveel overeenkomsten met toen…

(Illustratie: “De absintdrinkster” van Degas)

Door:
“Kafir”
(voor www.ejbron.wordpress.com)

Over E.J. Bron

www.ejbron.wordpress.com
Dit bericht werd geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink .

2 reacties op De eerste Industriële Revolutie

  1. stradivotsi zegt:

    Een heel goed stuk tekst…. en als ik weer herhaal na mijn voormalig
    enig stukje op EJ en zei “leer de mens kennen”

    Dus waar hebben we het over?…. precies dat

    de groeten,

    een goedkope viool

    Like

  2. Ravian zegt:

    “Want in Engeland was wat eerder de Industriële Revolutie van start gegaan. De stoommachine was uitgevonden en veel handenarbeid werd nu gemechaniseerd en daarmee veel goedkoper.”

    Yeah, das een algemeen geaccepteerde misvatting…

    De industriële revolutie is feitelijk in Holland begonnen, toen men daar met behulp van windmolens polders begon droog te malen, en op grote schaal hout voor de scheepsbouw begon te zagen.

    Dat was namelijk het geheim van de Nederlandse maritieme macht, de reden waarom wij als klein pokkelandje een vloot konden bouwen die groot genoeg was om die van de Engelsen te verslaan, en de wereldzeeën te domineren; de eerste op mechanisatie berustende scheepsbouw op industriële schaal.

    Maar das een periode waaraan de Britten liever niet herinnerd worden, en vooral niet middels boven in scheepsmasten vastgebonden bezems.
    De Britten zijn dan “not amused”.
    LOL

    Geliked door 2 people

Plaats een reactie