Het foutieve antisemitismeonderzoek van de City University van New York

screenshot_152

(Door: Dr. Manfred Gerstenfeld en Leah Hagelberg – Vertaling: E.J. Bron)

Het onderzoek naar antisemitisme aan de City University of New York (CUNY, foto) ontbrak het dusdanig aan professionaliteit dat het erom vraagt nader geanalyseerd te worden. Dat is vooral daarom nodig, omdat het antisemitisme zowel in zijn klassieke vorm als in zijn anti-Israëlische vorm ook op een serie andere Amerikaanse universiteiten laat zien. Om het falen van het onderzoek aan te tonen, kan bovendien behulpzaam zijn bij onderzoek naar antisemitisme op andere plaatsen in de wereld.

Het onderzoek naar antisemitisme aan de CUNY had op 22 februari 2016 een uitvoerige klachtenbrief van de Zionist Organization of America (ZOA) aan de rector van de CUNY, James B. Milliken, en het curatorium van de universiteit tot gevolg. Daarin werd een lange lijst van antisemitische incidenten op een groot aantal CUNY-campussen genoemd, die hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de Students for Justice in Palestine (SJP). Daarop gaf de rector van de CUNY op 6 maart 2016 opdracht tot een onderzoek van deze beschuldigingen van antisemitisme. Beide benoemde onderzoekers, Barbara Jones en Paul Shechtman, zijn advocaten. Hun verslag werd op 6 september 2016 gepubliceerd.

Advocaten steunen beroepsmatig op een definiërende tekst, het recht van het land. De onderzoekers zouden begrepen moeten hebben dat wat betreft antisemitisme de sleutel voor een gepast onderzoek naar antisemitische incidenten het gebruik van een alom geaccepteerde antisemitismedefinitie is. Deze gebruikten zij niet.

Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een arbeidsdefinitie voor antisemitisme gepubliceerd. Bovendien had de Amerikaanse regering, voordat het verslag van de onderzoekers werd gepubliceerd, haar verplichting tot bestrijding van antisemitisme versterkt. Zij accepteerde in mei 2016 – samen met 30 andere westerse landen – de erkenning van de antisemitisme arbeidsdefinitie van de IHRA (International Holocaust Remembrance Alliance). Deze tekst is grotendeels identiek aan de definitie van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken.

CUNY heeft bovendien ook gedragsregels voor studenten, die de Henderson Rules worden genoemd. Deze lokale tekst zou de onderzoekers als secundaire bron moeten dienen. De ZOA heeft in haar reactie op het verslag van de onderzoekers benadrukt dat deze regels van de universiteit het zouden toestaan om disciplinair tegen SJP en studenten op te treden die in zulke voorvallen verwikkeld zijn. De onderzoekers verwezen in hun verslag niet naar deze regels, wat hun tweede structurele fout was.

De universiteit had de onderzoekers ertoe opgeroepen om niet nogmaals incidenten te onderzoeken die in het verleden al eens werden onderzocht. De wijze waarop de onderzoekers dit hanteerden, door over deze voorvallen niet grondig te discussiëren of zelfs conclusies uit het onderzoek van de universiteit te trekken, leidde in het verslag tot een derde structureel gebrek. Er werd gevraagd om een volledig overzicht van het antisemitisme op de CUNY. Inclusief alle voorvallen, of het nu om nieuw onderzoek ging of niet. Zonder de volledige inventarisering van alle belangrijke antisemitische daden aan de CUNY kan men geen beeld krijgen van de ernst van de situatie.

Een belangrijk voorval, dat nauwelijks genoemd wordt in het verslag, betreft een anti-Israëlisch BDS-forum, waarbij vier joodse studenten werden verwijderd. De onderzoekers gaven zelfs toe dat dit in de vele interviews aan het Brooklyn College het meest bediscussieerde onderwerp was en “de gemeenschap heel erg zou bezighouden”, desondanks gingen de onderzoekers er niet dieper op in. Volgens de definitie van de IHRA is BDS antisemitisch, omdat er in de vergelijking met andere landen met twee maten wordt gemeten tegen Israël. Dit is slechts een in de serie antisemitische voorvallen waarmee op deze wijze werd omgegaan.

De definitie van de IHRA noemt aanzetten tot geweld tegen Joden een antisemitische daad. In het verslag wordt gezegd dat “velen de oproep tot een Intifada door de SJP bijzonder kwalijk zouden kunnen opvatten”. Daarentegen zouden de onderzoekers hebben moeten schrijven dat de Intifada een oproep tot geweld en nadrukkelijk antisemitisch is. Deze oproep tot geweld bedreigt het gevoel van veiligheid bij de studenten tegen wie hij gericht is. Desondanks beweren de onderzoekers dat de “CUNY het woord niet kan verbieden, om het even hoe men zijn toepassing ook betreurt”.

Een andere val waar de onderzoekers intrapten, is hun toepassing van valse morele equivalentie. Een voorbeeld daarvan is daar te vinden waar het verslag zegt dat Hillel o.a. geen partnerschap met organisaties, groepen of sprekers toestaat die het bestaansrecht van Israël betwisten. Met andere woorden: Hillel gaat geen partnerschappen aan met antisemieten, zoals zij gedefinieerd worden door de definitie van de IHRA. De onderzoekers schakelen Hillel´s houding gelijk aan die van de SJP, die het afwijst met iedere organisatie samen te werken die Israël niet veroordeelt. Bovendien werd de SJP ervan beschuldigd groepen uit te sluiten en deze groepen te bedreigen, evenals op te roepen tot geweld tegen Joden en Israëli´s in de vorm zoals hierboven genoemd. De ZOA heeft op het verslag gereageerd met een brief, die deze en vele andere nalatigheden van het verslag opsomt.

De ware betekenis van het onderzoek van de CUNY bestaat erin dat zijn structurele gebreken en feitelijke falen in het vervolg een veel meer doelgerichte handleiding kan zijn voor vooraanstaande organisaties hoe onderzoek naar antisemitisme uitgevoerd zou moeten worden. Dat gaat over het algemeen veel verder dan universiteiten of de Verenigde Staten.

Bron:
https://heplev.wordpress.com
Door: Dr. Manfred Gerstenfeld en Leah Hagelberg

Vertaald uit het Duits door:
E.J. Bron
(www.ejbron.wordpress.com)

Over E.J. Bron

www.ejbron.wordpress.com
Dit bericht werd geplaatst in antisemitisme. Bookmark de permalink .

2 reacties op Het foutieve antisemitismeonderzoek van de City University van New York

  1. wellicht het gevolg van de import van moslims met hun jodenhaat

    Like

Plaats een reactie